276
MAANDAG 1 DECEMBER 1924.
degenen, die Burgemeester en Wethouders hulde gebracht
hebben voor de begrooting, zooals deze voor 1925 is aan
geboden.
De gemeentefinanciën van Leiden blijken er niet zoo slecht
voor te staan, gezien het feit, dat Burgemeester en Wethou
ders het aandurven om de afschaffing van de zakelijke belasting
op het bedrijf voor te stellen. Dit is een groote sprong, want
nog kort geleden maakten Burgemeester en Wethouders bezwaar
tegen een voorstel van spreker, om die belasting tot de helft
terug te brengen. Intusschen heeft het College niet de positieve
uitspraak gegeven, dat deze belasting absoluut overbodig is
geworden.
Het verblijdt spreker, dat het mogelijk zal zijn om de belas
ting eenigermate te verlagen, en hij spreekt de hoop uit, dat
Burgemeester en Wethouders zullen voortgaan om het mogelijk
te maken, dat zij, die noode de belasting kunnen missen,
gelegenheid krijgen om die belasting op gemakkelijke wijze
te betalen.
Spreker wil met het oog daarop bepleiten de instelling van
een ophaaldienst, die elders, b.v. te Arnhem, tot groote tevreden
heid van de ingezetenen werkt.
Het heeft spreker verwonderd, dat Burgemeester en Wet
houders in het ophalen der belasting een taak der vakbeweging
zien; men zal moeten gevoelen, dat dit onmogelijk is; dergelijk
werk kan niet aan de vakbeweging worden opgedragen.
Met hetgeen in de Memorie van Antwoord voorkomt in zake
den aftrek voor noodzakelijk levensonderhoud kan spreker
zich wel vereenigen, hoewel hij gaarne gezien had, dat ver
hooging van dien aftrek mogelijk ware geweest, vooral omdat
er geen verlaging van het levenspeil valt te constateeren
niettegenstaande de verlaging der loonen in de laatste jaren.
In dit verband wenscht spreker er op te wijzen, dat ver
moedelijk het gemeentebestuur om hulp gevraagd zal worden
wat betreft de duurte van de levensmiddelen.
Het woningbouwvraagstuk. In een van de vorige vergade
ringen van den Raad heeft spreker gewezen op den onhoud-
baren toestand, wat de woninghuren betreft. Huren van 6.
tot ƒ8.zijn geen zeldzaamheden en, ofschoon het in verband
met de daling van het looncijfer voor de menschen onmogelijk
wordt zulke huurprijzen te betalen, zijn zij daartoe toch
genoodzaakt, willen zij in het bezit van een woning blijven.
Spreker heeft daarom een motie voorgesteld, waarin Burge
meester en Wethouders worden uitgenoodigd bij de Regeering
te informeeren, of verlenging der annuïteiten mogelijk is, en,
indien geen resultaat wordt verkregen, te overwegen of niet
van gemeentewege een oplossing is te vinden.
Spreker vreest, dat Burgemeester en Wethouders straks de
aanneming van die motie zullen ontraden, te meer omdat
Minister Aalberse, die zich eerst interesseerde voor het laten
bouwen van woningen, den laatsten tijd tot de gedachte is
gekomen, dat de bouw dier woningen alleen ten doel heeft
gehad de minderwaardige woningen te doen verdwijnen.
Hiermede is men echter niet klaar. Het geldt hier niet alleen
een Leidsch arbeidersbelang, maar ook een gemeentebelang.
Het gevaar dreigt, dat de besturen der woningbouwvereeni-
gingen weldra de huurpenningen niet of niet geheel meer
binnen kunnen krijgen, en daarom is het gewenscht bij
voorbaat voorzieningen te treffen, waardoor het mogelijk
wordt gemaakt, dat de woningbouwverenigingen intact blijven
en de gemeente bewaard wordt voor het exploiteeren dier
woningen.
Spreker acht uit dien hoofde aanneming der motie beslist
noodzakelijk, zoowel in het belang van de gemeente als in
dat van een deel der ingezetenen.
De zaak is hiermede nog niet af. Het voorstel van den heer
Zuidema en spreker heeft alleen betrekking op de woningen,
welke reeds zijn gebouwd, maar de woningbouw gaat voort.
Nu had spreker een voorstel willen indienen, strekkende om
voor rekening van de gemeente straten en rioleering aan te
leggen, voordat tot woningbouw werd overgegaan, om daar
mede het particulier initiatief te bevorderen, maar met het
oog op de bezwaren, welke Burgemeester en Wethouders
kort geleden daartegen hebben aangevoerd, heeft hij geen
vrijheid kunnen vinden zulk een voorstel te doen. Van den
heer Wilbrink is intusschen een voorstel van die strekking
ingekomen. Spreker wil opmerken, dat Burgemeester en
Wethouders toch wel wat al te bevreesd zijn om voor dit
doel gelden te voteereri, te meer omdat deze maatregel de
werkloosheid zou bestrijden en het beter is om het geld, dat
wegens werkloosheidsverzekering en crisisuitkeering aan de
arbeiders wordt uitgekeerd, voor werkverschaffing te besteden.
Spreker hoopt, dat Burgemeester en Wethouders deze zaak
nog eens zullen overwegen en eventueel zeiven met een
voorstel zullen komen.
De heer Zuidema en spreker hebben verder een motie
ingediend, welke het vraagstuk van de erfpacht voor den bouw
van arbeiderswoningen aan de orde stelt.
Wat betreft deze materie is het buitenland Nederland reeds
lang vooruit. Reeds in het begin van de 20e eeuw is in
Duitschland deze zaak in toepassing gebracht, en in Engeland
heeft toepassing van het erfpachtstelsel vele financiëele voor-
deelen opgeleverd, daar dikwijls de uitgegeven grond belangrijk
in waarde is gestegen.
Voor de gemeente zal het meer voordeel dan nadeel opleveren,
aangezien zij den grond in eigendom behoudt en de grond
in den loop der tijden belangrijk in waarde kan stijgen. Er
kunnen zich nochtans gevallen voordoen, dat waardever
mindering van den grond intreedt; er blijft altijd eenig
risico; maar dat zal men op den koop toe moeten nemen.
Van onschatbare waarde blijft het, dat de gemeente altijd
het recht op den grond blijft behouden, hetgeen er o.m. toe
zal leiden, dat de gemeente beter in staat zal zijn de belangen
van de volkshuisvesting te behartigen. De gemeente zal ook
een veel grooteren invloed op de bebouwing van den grond
kunnen uitoefenen.
Wat aangaat het verstrekken van credieten voor den bouw
van woningen op in erfpacht uitgegeven grond, op last van
directeuren van hypotheekbanken is een geschrift uitgegeven,
waaruit blijkt, dat niet gevreesd behoeft te worden voor een
eventueel te opperen bezwaar, als zouden dergelijke credieten
niet verstrekt worden.
Ook zal door de uitgifte in erfpacht de bouwbedrijvigheid
toenemen, omdat men dan geen geld behoeft voor grondaan
koop en men dus met geringer middelen aan het bouwen
kan gaan.
Op deze aangelegenheid is nog te weinig de aandacht ge
vestigd. Niettegenstaande de Raad besloten heeft om van
gemeentewege arbeiderswoningen te laten bouwen, is het
bezwaar nog niet verholpen, dat men hier nog met een aantal
woningen zit, welke noodig met den grond gelijk gemaakt
moeten worden.
Spreker gelooft zelfs, dat de gebouwde gemeentewoningen
in huur nog te duur zijn om door die gezinnen te worden
betrokken. De gelegenheid heeft hem ontbroken na te gaan
aan hoeveel van die bewoners gemeentewoningen zijn ver
huurd, maar hij heeft vernomen, dat onder de bewoners der
gemeentewoningen een aaptal gemeentewerklieden zijn. Nu
is het wel mogelijk, dat krotbewoners hun intrek hebben
genomen in die leeg gekomen woningen, maar dan is het
slechts een uitstel van executie. Voor dat doel zijn de ge
meentewoningen niet in de eerste plaats gebouwddan had
de gemeente beter haar invloed bij de woningbouwvereeni-
gingen kunnen aanwenden om dergelijke woningen gebouwd
te krijgen en dan had zij niet als «huisbaas" behoeven op
te treden.
Nu dit vraagstuk van erfpacht nog niet aan de orde is
geweest, hoopt spreker, dat het College ernstig zal nagaan in
hoeverre aan sprekers denkbeeld uitvoering kan worden ge
geven. Te Zutphen en te Arnhem moet, naar spreker meent
te weten, een dergelijke regeling zijn getroffen, terwijl de
toepassing te Dordrecht zich heeft bepaald tot industrie
terreinen en zich niet heeft uitgestrekt tot den woningbouw.
Is spreker goed ingelicht, dan is ook te Leiden grond in
erfpacht verstrekt, n.l. aan Amicitia, Musis Sacrum en de
Leidsche Broodfabriek. Mocht dat juist wezen, dan zou het
van veel meer beteekenis zijn om ten behoeve van den woning
bouw tot dien maatregel over te gaan. Spreker hoopt, dat de
Raad zijn motie zal aannemen.
Verder wil spreker iets zeggen over enkele ingediende
voorstellen. Alvorens te spreken over het voorstel van den
heer van den Heuvel tot instelling van een permanente
schoonheidscommisie, wil spreker iets in het midden brengen
over de zindelijkheid en de daarmede gepaard gaande schoon
heid. De zindelijkheid van de straten laat te wenschen over
en spreker heeft zich wel eens afgevraagd, of de sproeiwagens,
die alleen worden gebezigd om bij warmte zoo noodig het
stof te beheerschen, ook niet waren te benutten voor het
reinigen der straten. Te Utrecht en den Haag worden de
straten dagelijks besproeid en schoon geveegd, maar te Leiden
geschiedt dat alleen, als na sneeuwval de dooi intreedt.
Spreker zou het niet overbodig achten, indien de sproeiwagens
meermalen voor dat doel werden gebruikt, omdat b.v. de
Hoogewoerd somtijds in zoodanigen toestand verkeert, dat
afspoeling gewenscht zou wezen. Hetzelfde geldt van straten,
met klinkers bestraatdie zijn vaak in glijbanen herschapen,
waardoor het gevaar ontstaat, dat ouden van dagen vallen.
De noodige zuinigheid betrachten is goed, maar hier wordt
de zuinigheid te ver getrokken.
Spreker meent, dat de benoeming van een permanente
schoonheidscommissie aanbeveling verdient, en vreest daar
van geen bezwarende financiëele gevolgen. Hij ziet gaarne
een nader antwoord van Burgemeester en Wethouders te
gemoet.
Ten slotte zegt spreker met genoegen vernomen te hebben,
dat Burgemeester en Wethouders een onderzoek zullen in
stellen of het mogelijk is eenige verbeteringen in den toestand
van »Musis" aan te brengen. Spreker wil verklaren, dat hij
niet gezegd heeft, dat het bestuur dier sociëteit aan het onder-