274 MAANDAG 1 DECEMBER 1924. maal de begrooting van Leiden mede te behandelen. De eerste maal, in 1901, begon de vergadering te 1 uur en, ofschoon er nog enkele andere zaken op de agenda stonden, was te half vijf de geheele begrooting afgehandeld. Hetzelfde aantal volg nummers ongeveer komt nu op de begrooting voor,, maar nu zijn door de Raads'eden een paar dozijn voorstellen ingediend, zoodat spreker vermoedt, dat de behandeling der begrooting ditmaal wel langer zal duren dan in den goeden ouden tijd, misschien evenveel dagen als toen uren. Als men in het vooruitzicht heeft hier drie of vier dagen te moeten zitten, kan men wel eens heimwee krijgen naar vroeger, al wil spreker niet zeggen, dat het in dien tijd zooveel beter was. Spreker wil een typeerend staaltje aanhalen van de wijze, waarop men toen over zaken van socialen aard dacht. De heer Witmans zal dat misschien willen bevestigen. Burgemeester en Wethouders stelden voor het salaris der brugwachters te verhoogen met 25.per jaar en spreker stelde voor daarvan 50.te maken; toen werd er tot hem gezegdgij kweekt ontevredenheid in de gemeenteWat zouden menschen als de hoogleeraren De Goeje, Zaaijer en anderen, die toen in dit College zaten, wel zeggen, wanneer zij de behandeling van de begrooting van thans onder de oogen kregen, vraagt spreker. Zijn partij, welke langzamerhand is gegroeid, heeft op sociaal gebied in den loop der tijden allerlei voorstellen gedaan zij kreeg daarbij steeds den steun van den heer Witmans, al was deze in dien tijd ook secretaris van de oud-liberale vrijzinnige kiesvereeniging Het toen versch van de naald komend vrijzinnig-democratisch gemeente program wilde, dat de oorzaken van de maatschappelijke onge lijkheden in de ontwikkelingsvoorwaarden der individuen zoo veel mogelijk werden weggenomen. En spreker constateert dat menig voorstel in dien geest mede door medewerking van zijn partij tot stand is gekomen. Leiden wordt thans nog wel eens achterlijk genoemd, maar, naar hij meent, ten onrechte, want er is hier in de laatste tien jaren heel wat tot stand gekomen op het gebied van de volkshuisvesting, de volksgezondheid en tal van andere zaken. Zeker, er moet nog heel wat gedaan worden, maar men moet toch erkennen het goede, dat de Raad van Leiden in den loop der jaren heeft gedaan, ook nog vóór dat sociaal-democraten en de communist hier hun intrede hadden gedaan. Spreker en de zijnen hebben bij het doen van democratische voorstellen, vooral ten behoeve van de kleinen, steeds gestaan op den beganen grond, daarbij eenerzijds in het oog houdende de draagkracht der gemeente en anderzijds rekenend de hooge overheid, die toch niet alles zou goedvinden wat wij hier besluiten. Aan hetzelfde beginsel van vroeger getrouw, zullen zijn partij- genoote en hij ook thans toetsen de vele voorstellen, welke zijn gedaan. Met voorstellen, welke voor verwezenlijking vat baar zijn, welke de draagkracht der gemeente niet te boven gaan en in het belang der gemeente kunnen worden geacht, zullen zij zich kunnen vereenigen en er voorstemmen, maar niet met voorstellen, die eigenlijk alleen dienen voor propaganda materiaal. Over slechts één bijzonder punt wil spreker nog iets zeggen. Burgemeester en Wethouders zijn gekomen met voorstellen tot verlaging van belasting en afschaffing van de zakelijke belasting op het bedrijf, maar daarvan zou natuurlijk niets kunnen komen, als de Raad zich vereenigde met eenige van die zeer dure voorstellen, welke vanuit den Raad gedaan zijn. Wat in dat geval betreft de belastingverlaging, zal spreker boven afschaffing van de zakelijke bedrijfsbelasting de voorkeur geven aan verlaging van de vrij hooge inkomstenbelasting. Hij zal die afschaffing derhalve afhankelijk maken van het bedrag der begrooting. De heer Witmans herinnert zich nog den tijd, toen de heer Sijtsma en hij hier voor het eerst zitting namen. Toen, in 1901, waren beiden verreweg de minsten onder de goden; zij werden wel niet direct met een scheef oog aangezien, maar zij kwamen met nieuwe gedachten en die waren naar de toen heerschende opvattingen niet tolerabel. Intusschen, men moet niet achteruit zien maar vooruit, en te constateeren valt, dat men thans, ouder de werking van het algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen, geheel anders samengestelde gemeenteraden heeft. Vraagt men spreker, hoe hij denkt over den tegenwoordigen toestand vergeleken bij dien van voorheen, dan houdt hij het bij den eerstehij wil de rekening van het verleden afsluiten en in de toekomst zien. Spreker wil bij de algemeene beschouwingen een paar punten aanroeren. Vooreerst de kwestie van de medezeggenschap, tegen welker invoering Burgemeester en Wethouders zich blijven verzetten. De medezeggenschap zal, naar spreker meent, binnen betrekkelijk korten tijd bij de verschillende vertegenwoordigende college's haar intrede wel doen. Toen het desbetreffend voorstel van den heer van Eek aan de orde was, heeft spreker zich daartegen verklaard, niet op principiëele gronden, maar omdat hij het voorzichtiger vond, met het oog op het algemeene ontwikkelingspeil der arbeiders, tharis de medezeggenschap nog niet bij de bedrijven in te voeren. Kwam er echter weder zulk een voorstel, dan zou spreker zich er vóór verklaren. De volkshuisvesting. Op dit gebied gaat zich de legende vormen, dat men te Leiden binnen korten tijd uit de ellende van den woningnood zal zijn. Met cijfers zou spreker kunnen aantoonen, dat dit onjuist is, maar anderzijds durft hij beweren, dat, wanneer men op het gebied van den woningbouw op den ingeslagen weg blijft voortgaan, vermoedelijk in 1926 iedereen ongeveer een woning zal kunnen hebben. De bewering van den Voorzitter, dat er al woningen Over zijn, is onjuist. De Voorzitter voegt spreker toe, dat hij dit niet heeft gezegd. Spreker neemt die woorden dan terug. Over een jaar zal men dus uit de woningmisère kunnen zijn, behalve dat men dan nog een voorziening zal moeten treffen voor de bewoners der krotwoningen. In de acht jaren, dat spreker de functie van secretaris der Huurcommissie heeft bekleed, heeft de ervaring hem geleerd, dat hier met veel te ruwe hand woningen zijn afgekeurd. Tientallen van woningen, waarvoor de Huurcommissie, na ze te hebben bezichtigd, gevraagde redelijke huurverhoogingen had toegestaan, zijn ten onrechte onbewoonbaar verklaard. Spreker hoopt, dat, dank zij het beleid van Burgemeester en Wethouders, op dit gebied in 1926 een oplossing zal bereikt worden. De heer Sijtsma heeft zich eenigszins weifelend uitgelaten over de zakelijke bedrijfsbelasting. Naar spreker meent, moet men op het oogenblik niet vragen, of de gemeente die/75.000. al dan niet kan gebruiken; maar alleen: is dit een redelijke belasting, en sprekers meening is, dat deze belasting nooit in de wet had moeten worden vastgelegd. Het is ongeveer een copie van de Patentwet van 1819; het is een belasiing, welke in hooge mate onrechtvaardig is, ook omdat mogelijk is, dat patroons haar afwentelen op hun werklieden. Verder wenscht spreker nog iets uit de oude doos te halen, namelijk de quaestie van de gemeentelijke brandverzekering. Indertijd heeft spreker met den heer Sijtsma een motie voor gesteld om te trachten hier een gemeentelijke brandverzekering te verkrijgen. In 1907 is spreker Leiden uitgegaanaltijd nog trouw Leidenaar blijvende, heeft hij voortdurend het Leidsch Dagblad gelezen, maar nooit heeft hij gemerkt, dat de heer Sijtsma dat denkbeeld getrouw is gebleven en getracht heeft dienaangaande nog eens iets van Burgemeester en Wethouders te vernemen. Spreker wil nu een bekentenis doen, namelijk dat invoering van een gemeentelijke brandverzekering in den tegenwoordigen tijd vrijwel onmogelijk is. Spreker wil Burgemeester en Wethouders hulde ervoor brengen, dat zij de begrooting sluitend hebben gemaakt zonder traktementsverlaging, al betreurt spreker het, dat de menschen voor hun pensioen zullen moeten gaan betalen. Wat betreft de gemeentelijke opcenten op de Personeele' Belasting, spreker is aan het rekenen geweest, maar hem ont breken voldoende gegevens. Het is voor een Raadslid buitengewoon moeilijk om met dergelijk ingrijpend voorstel tot verlaging van deze opcenten te komen. Spreker verwijst wat dit betreft naar het voorstel betref fende de gemeentelijke opcenten op de Personeele Belasting, dat thans bij den Haagschen Gemeenteraad aanhangig is en dat een veel behoorlijker en redelijker verdeeling van die opcenten zal brengen. Dat stelsel is ook wel voor Leiden te volgen. Verder iets over de vele voorstellen, welke zijn ingediend. Spreker wil in het openbaar zeggen het is geen geheim dat zijn partijgenoote en hij sympathiseeren met de beginselen der S.D.A.P. en zoo mogelijk voorstellen van die zijde steunen, maar dezer dagen heeft hij zich, toen hij al die voorstellen uit den rooden hoek ontving, de vraag gesteld, of het nood zakelijk was geweest in dien vorm een paar dozijn voorstellen in te dienen, denkende: »God zegene den greep!", terwijl toch al de onderwerpen, waarop die voorstellen betrekking hebben, in de afdeelingen zijn behandeld en Burgemeester en Wet houders de gemaakte opmerkingen en de gestelde vragen hebben beantwoord. Spreker doet daaraan niet mee. Men had de mondelinge behandeling kunnen afwachten en dan zien of er aanleiding was bepaalde voorstellen in te dienen. De heer van Stralen zegt, dat tengevolge van de plotselinge ongesteldheid van den heer van Eek dit jaar bij de algemeene beschouwingen door de fractie der S.D.A.P. niet zoo breed voerig het woord zal worden gevoerd als bij vorige begroo tingen. Toch wil spreker enkele punten behandelen. Vooreerst de werkloosheid. Al is deze afgenomen vergeleken bij een jaar geleden, toch wordt er naar het oordeel van sprekers fractie nog altijd van gemeentewege buitengewone zorg ver- eischt om te voorzien in de nadeelige gevolgen, welke voor de gezinnen der werkloozen uit dit crisis-verschijnsel voort-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 4