292 MAANDAG 1 DECEMBER 1924. zoo talrijk en zoo ernstig zijn, dat het zoo lang duurt, voordat de menscheu, die willen bouwen, hun plannen en teekeningen goedgekeurd terugontvangen, waardoor er veel tijd verloren gaat en de bouwers haast altijd, en dikwijls met reden, ontevreden zijn. Spreker dringt er steeds op aan de menschen zooveel mogelijk vooruit te helpen, maar dat is niet altijd mogelijk; vooral als vanuit den Raad veel voorstellen komen en wordt gevraagd nu eens hiervoor dan daarvoor een plan te maken, kunnen de ambtenaren nooit rustig aan de loopende zaken doorwerken. Er moeten natuurlijk plannen worden gemaakt, maar men kan het overdrijven. De kwestie van den stratenaanleg zullen Burgemeester en Wethouders onder het oog zien. Zij zijn reeds bezig te infor- meeren hoe men die zaak elders voor elkander heeft gebracht. De heer Wilbrink heeft als voorbeeld aangehaald dat aan den Morschweg, waarmede hij waarschijnlijk bedoelt de Maat schappij Rijksdorp. Hij zeide, dat die maatschappij niet zooveel geld wilde storten. Bij nadere bespreking vond de directie de storting niet hoog, maar de maatschappij durfde er niet zooveel kapitaal in te steken. Spreker vraagt zich echter af of de gemeente dat dan moet wagen. Wat het Raamland betreft, dat heeft jaren lang braak gelegen en het is bezwaarlijk dien grond tegen een flinken prijs te verkoopen, maar wil men den bouw bevorderen, dan kan men feitelijk niet anders doen. Op de kwestie van de haven wil spreker niet vooruitloopen, omdat de heer Wilbrink de markt er mede in verband heeft gebracht. Dat is een reuzenvraagstuk, waaraan verbazend veel vastzit. Jaren geleden is de verplaatsing van de vee markt al besproken en toen zijn er zelfs begrootingen gemaakt, welke, terwijl toen het geld nog heel wat goedkooper was, al in de tonnen liepen. Spreker wil niet zeggen, dat het niet eens zal moeten gebeuren. Het is spreker niet duidelijk, dat de heer Wilbrink het in verband brengt met het rioleeringsvraagstuk, mét het grondwater. Wat dat betreft zal er niets veranderen of men daar al dan niet een haven maakt. Wat de uitvoering van het rioleeringsplan zal brengen, is nog onbekend. Het kan best noodzakelijk zijn, dat er een kanaal komt, en dan is het vraagstuk voor een gedeelte opgelost. Daarbij kan dan het vraagstuk van het maken van een haven onder de oogen gezien worden. Het is van groote waarde, dat die zaak ernstig in studie genomen wordt, maar daarmede zal natuurlijk geruime tijd gemoeid zijn. De klacht van den heer Heemskerk, dat men bezig is met den autobussen hier ter stede den nek om te draaien, is ongegrond. De gemeentelijke voorschriften op dit stuk zijn beslist minder streng dan in enkele andere plaatsen. Overigens zal er komen een regeling voor de geheele provincie, en daaraan zal men zich ook te Leiden te onderwerpen hebben. Burgemeester en Wethouders zijn overtuigd van het belang van een goed autobusverkeer hier ter stede. Het zou het beste zijn, wanneer men, als men verneemt dat onmogelijke of hinderlijke dingen gevraagd worden van de autobusondernemingen, dat brengt ter kennis van den Commissaris van politie of van den Burgemeester. Dan zal de zaak in orde komen. De Voorzitter zegt thans, met het oog op het ver gevorderd uur, voornemens te zijn de beraadslaging te schorsen. Hij spreekt daarbij tevens de verwachting uit, dat ook ditmaal de goede gewoonte zal gevolgd worden, dat niet iedereen repliceert en dat men zich overigens zeer bekorten zal. Het College is bereid om zoo kort mogelijk of in het geheel niet te repliceeren. De Voorzitter schorst vervolgens de vergadering tot Dinsdag 2 December 1924 des namiddags te 2 uur. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 22