286
MAANDAG 1 DECEMBER 1924.
ambtenaar tot stand gekomen is, die het plan op zijn wijze
heeft herzien. Overigens is het een zonderlinge redeneering:
er staan bloemen en planten voor, dus men ziet het zoo niet.
Wat betreft de beoordeeling van schoonheid van architec
tuur, binnen zekere grenzen is die niet subjectief. Er is
geen mensch, zich bezig houdende met een beoordeeling van
schoonheid, die b. v. een afkeurend oordeel zal vellen over
de Romaansche, de Gothische en de Renaissancestijlen.
De een kan van een bepaalden stijl meer houden dan een
ander, de een mag van de Amsterdamsche school een vriend
zijn, de ander een vijand, daarop kan een schoonheids
commissie niet ingaan, maar het is wel haar taak te zorgen,
dat de hand wordt gehouden aan de eischen van architec
tonisch fatsoen, waaromtrent geen verschil van gevoelen
bestaat en welke te Leiden bij 8 van de 10 gebouwen met
voeten worden getreden, in dat opzicht kan een schoonheids
commissie preventief werken.
Ten slotte komt spreker tot hetgeen de heer Zuidema als
politieke lijn heeft getrokken. De heer Zuidema heeft de
liberale partij naar het verleden verwezen, maar hij had
beter gedaan te spreken van »den Vrijheidsbond", want de
liberale gedachte heeft veel vat gekregen op de S. D. A. P.
Wibaut en de Miranda zijn eenvoudig de voltrekkers van de
liberale economie. Wat de toekomst-idealen van het socialisme
betreft is de heer Zuidema zeer eenzijdig geweest. Het was
juist, toen hij de S. D. A. P. karakteriseerde als den terugval
van wetenschap tot utopie, want van de leer van Marx en
van Engels is in die partij weinig meer te bemerken. Maar
spreker wijst er op, dat daar tegenover staat wat zijn partij
genoot Radek heeft gekozen als titel van een brochure: »De
Ontwikkeling van het Socialisme van Utopie tot Daad."
Verder wil spreker den heer Zuidema geruststellen.' Voor
de vorming van een andere maatschappij heeft spreker geen
menschen zonder zonden noodig. Spreker en de zijnen weten
wel, dat de Nederlandsche arbeidersstand voor die nieuwe
samenleving nog niet rijp is, maar zij weten ook, dat de
arbeiders alleen door en in den strijd er rijp voor kunnen
worden, evenals dit geschied is met het Russische proletariaat.
Mevrouw van Itallievan Embden zegt, dat uit de rede
van den heer Knuttel is gebleken, dat de heer Zuidema het
paard van Troje heeft binnengehaald door Tweede Kamertje
te gaan spelen en het beruchte politieke debat, dat niet
binnen de grenzen van de gemeente tbuis behoort, te intro-
duceeren. Hij heeft daarbij ook de partij van spreekster
genoemd, maar deze zal er niet op ingaan, omdat zij zijn
voorbeeld niet wenscht te volgen. Alleen wil spreekster, waar
de heer Zuidema haar woorden, dat haar partij in den stroom
des levens staat, heeft aangehaald, zeggen, dat het beter was,
als de partij van den heer Zuidema niet inging tegen den
stroom des levens, althans van het sociale leven. Spreekster
zou er niets van gezegd hebben, indien zij zich niet had ge-
ergerd aan den toon van eigengerechtigheid, welke sprak uit
de woorden van den heer Zuidema en welke zijn partij zoo
vaak wordt verweten.
Wanneer men ziet naar den heer de Savornin Lohman,
die in geestesrichting zoo dicht bij deze fractie staat, dan
ziet men tevens het verschil tusschen zijn breedte van geest
en diepte van gemoed en deze benepenheid, die zich zelf als
rechtvaardigheid aanprijst.
Na de vele lessen, die de heer Zuidema heeft uitgedeeld,
wenscht spreekster deze les te geven: laat men trachten meer
waardeering te krijgen voor elkander en beter van een ander
te denken, dat zal de gemeente ten goede komen.
De heer Eerdmans acht het belang der gemeente niet ge
diend door de wijze, waarop ook thans weder de algemeene
beschouwingen zijn gevoerd. Het is zeer zeker wel aardig
om al die beschouwingen als een soort wereld-revue te ver
nemen, maar het kost de gemeente aardig wat geld. Het zou
wel mogelijk zijn om op goedkoopere wijze voor een vroolijken
middag of avond te zorgen.
Spreker heeft met belangstelling geluisterd naar den heer
Zuidema, die verschillende partijen de revue heeft laten pas-
seeren, maar hij is niet volledig geweest. Spreker had gaarne
ook eens vernomen, wat de heer Zuidema denkt over de
Roomsch-Katholieken en de Christelijk-Historischen.
Wat betreft de punten, welke thans aan de orde zijn,
spreker hoopt, dat de schoonheidscommissie er niet zal komen.
Er is geen gebied, waarop zoo weinig harmonie bestaat, als
het gebied van de schoonheid in de kunst. Onze beschaving
heeft niet den ondergrond van één algemeene cultuur, welke
in de Middeleeuwen de oude stijlen in het leven geroepen
heeft, en aangezien men thans te maken heeft met een
hopeloos individualisme, zal een schoonheidscommissie meer
een bron van ergernis zijn dan een lichaam tot verfraaiing
van de gemeente.
Verder heeft spreker met belangstelling geluisterd naar de
beschouwingen over het groote probleem van de volkshuis
vesting, maar hij heeft niet vernomen, dat hier de overtuiging
heerscht, dat dit probleem voor een groot deel samenhangt
met de loonpolitiek van de arbeiders en van hunne afge
vaardigden.
Om een beteren toestand op dit stuk te verkrijgen zal het
noodig zijn dat men krijgt een woningbouw, van welks kosten
het arbeidsloon een kleiner percentage uitmaakt dan nu het
geval is, zoodat de woningen goedkooper verhuurd zullen
kunnen worden. Door coöperatie van arbeiders is dit te be
reiken, want het zijn arbeiders, die voor arbeiders bouwen.
Als zij dus onderling solidair zijn en opkomen voor elkanders
belang door voor niet hoog .loon arbeiderswoningen te gaan
bouwen, gaat de woningmarkt vanzelf omlaag.
Verder komt spreker tot de bezuiniging, door het college
aangebracht, welke zoo bijzonder wordt gewaardeerd, terwijl
men thans ook aan de overzijde zeer er voor geporteerd is om
te komen tot verlaging van belasting.
Spreker was voornemens om, nu hij hierop drie jaren
achtereen had gewezen, het ditmaal niet te doen, maar hij
wil toch met genoegen constateeren, dat het thans van de
rechterzijde is gedaan, al weet hij niet, of die heeren wel
namens hun fractie hebben gesproken. Spreker heeft heden
middag dien toon met genoegen beluisterd, want, als er
vroeger dingen aan de- orde kwamen, die geld kostten, heeft
hij in het verzet vaak alleen gestaan. Waar er wel eens een
wedstrijd is geweest tusschen leden van Raadsfractie's om de
belangen van sommige burgers ten koste van de gemeente
uit te leven, daar hoopt spreker, dat die wedstrijd in de
toekomst eenigermate zal worden ingebonden, zoodat het niet
zal blijven bij een begeerte om tot lagere belastingen te
komen, uitgesproken bij de algemeene beschouwingen over
de gemeentebegrooting, maar dat de Raad zal meegaan, als
er pogingen worden gedaan om daartoe te komen.
Ten slotte biedt spreker (nu 5 fractie's met een bundel
voorstellen kwamen) zijn verontschuldiging aan, dat hij namens
den Vrijheidsbond niet is gekomen met voorstellen, zelfs niet
over een onderwerp, dat reeds meermalen aan de orde is
geweest.
De heer van den Heuvel zegt, niet dan na lang aarzelen
en met veel schroom zijn voorstel tot instelling van een
permanente schoonheidscommissie te hebben ingediend. Niet
omdat hij niet een warm voorstander van zulk een commissie
is, maar omdat hij zich zelf allerminst bevoegd acht deze
zaak met de vereischte kennis te bespreken. Hij zal dan ook
zijn voorstel niet op speciale gronden verdedigen, maar, toen
menschen, zooals de heeren Knuttel en Huurman, die op dit
gebied meer tot oordeelen bevoegd zijn dan spreker, zich over
het nieuwe gebouw van »Amicitia" aan de Steenstraat, waar
over de heer Knuttel het heden nog had en dat ook in de
sectie's is besproken, in den Raad minder gunstig uitlieten
de heer Huurman zou er zelfs geen glaasje bier in willen
drinken is bij spreker de gedachte opgekomen een poging
te moeten doen om den bestaanden toestand te verbeteren.
De bezwaren, welke in de Raadszitting van 16 November 1920
en thans door Burgemeester en Wethouders in de Memorie
van Antwoord naar voren zijn gebracht, zijn naar zijne
meening wel te overwinnen. In die Raadszitting is op voorstel
van Burgemeester en Wethouders besloten de verordening
op het bouwen en sloopen aan te vullen en toen werd als
gevolg daarvan een toestand in uitzicht gesteld, welke groote
verbeteringen zou brengen, maar nu blijken er toch nog
wanstaltige gebouwen te kunnen worden opgetrokken. Met
het oog daarop heeft spreker gemeend de zaak aan het
rollen te moeten brengen. Het is hem onverschillig welken
naam dergelijk instituut zal krijgen.
Spreker is het geheel eens met den heer Knuttel.
De bedoeling van het voorstel is om deze kwestie opnieuw
aan de orde te stellen en ten aanzien van het bouwen van
allerlei bouwwerken beter toezicht van gemeentewege te
verkrijgen.
Verder moet spreker opkomen tegen de uitlating van den
heer Sijtsma, als zouden de voorstellen van hem en de zijnen
uitsluitend propaganda voor zijn partij ten doel hebben. Dit
moet spreker ten stelligste tegenspreken. Een dergelijke uit
lating had hij van een bezadigd man, als de heer Sijtsma is,
toch niet verwacht. De heer Sijtsma weet trouwens wel beter.
De heer Witmans heeft het natuurlijk nog erger gemaakt.
Hij wist voor het naar zijne meening te groot aantal voor
stellen uit »den rooden hoek" geen andere kwalificatie te
vinden dan: God zegene de greep. Een kwalificatie even
onzinnig als ongemotiveerd. Spreker begrijpt althans niet,
hoe de heer Witmans het met zijn democratische gevoelens
kan overeenbrengen om zich zoo uit te laten b. v. over een
onzer voorstellen om het bedrag van den aftrek voor nood
zakelijk levensonderhoud met 200.te verhoogen. Spreker
gelooft niet, gezien hetgeen de heer Witmans gedurende zijn
lidmaatschap van dezen Raad heeft gepraesteerd, dat hij het recht
heeft zoo laatdunkend over voorstellen van anderen te spreken.