280 MAANDAG 1 DECEMBER 1924. Dit voorstel ligt zeker geheel in de lijn van de socialistische beginselen. Er zit achter het streven om het proletariaat voor zijn taak in de nieuwe maatschappij voor te bereiden, maar spreker meent, dat het niet op den weg der gemeente ligt daarvoor een dergelijken cursus te openen. Het is niet de taak van de gemeente om aan de afbraak van de tegenwoordige maatschappij mede te werken en de leiders van de nieuwe maatschappij voor hun taak klaar te maken. Wanneer men ziet, dat het socialisme nu reeds zijn beginselen loslaat en het vertrouwen in de toekomst verloren schijnt te hebben, dan mag men zeggen, dat van de S.D.A.P. ook op gemeentelijk gebied geen nieuwe tijd is te verwachten. Dat kan te minder, omdat naar het woord van Mr. van Eek de kern van de nieuwe maatschappij is: samenwerking en onder linge saamhoorigheid, en dat terwijl men voortdurend bezig is de verschillende groepen tegen elkander op te zetten. Nu is er weder sprake van den klassenstrijd en in Amsterdam heeft men daarvoor in de plaats gesteld den kastenstrijd, die al even verwerpelijk is. Wil men iets doen voor de toekomst, dan zal men moeten beginnen met te zien de werkelijkheid; de werkelijkheid, dat de menschen, die noodig zijn voor de nieuwe maatschappij, zonder zoude en gebreken met bestaan; dat alle arbeid hier onvolmaakt zal blijven en dat de nieuwe tijd, waarvan men droomt, er daarom reeds niet kan komen. Wil men in die richting werkzaam zijn, dan moet men niet strijden vooreen bepaalde groep maar voor alle groepenalleen dan kan de samenleving op een hooger peil komen. Men vrage niet wat de kiezers wenschen, maar men zoeke een vasten maatstaf, zooals spreker en de zijnen die vinden in Gods Woord; dan krijgt men een objectief gegeven, een vast fundament, waarbij niet het belang maar het recht den doorslag geeft. De beginselen, in dat Woord aangegeven, te belijden maar vooral ook in toepassing te brengen, is de taak van de Anti- Revolutionaire fractie, die steeds gaarne zal medewerken om recht en gerechtigheid te bevorderen en de belangen van alle ingezetenen te behartigen door het gezag te handhaven, de wel vaart te vermeerderen en de economisch zwakken te beschermen. Wanneer spreker vanuit dezen gezichtshoek het gemeente lijk beleid beziet, dan is hij niet geheel voldaan. Hij denkt daarbij inzonderheid aan de houding, door Bur gemeester en Wethouders in den Raad aangenomen tegen over het vraagstuk van de Zondagsrust, niet alleen uit een religieus, maar ook uit een maatschappelijk oogpunt, en aan verschillende subsidie's, waardoor z. i. het gezinsleven wordt geschaad. Spreker zal dan ook genoodzaakt zijn nu en dan critiek te oefenen, maar in het algemeen kan hij Burgemeester en Wethouders steunen en dan legt hij in het bijzonder den nadruk op den bezuinigingsarbeid. Dit is een vraagstuk, dat mede een zedelijken kant heeft. De heer van Eek zegt in zijn zooeven aangehaalde brochure, dat het gemis aan welvaart in de gezinnen niet alleen stoffelijke schade beteekent, maar daardoor ook de zedelijke en geestelijke belangen worden geschaad. Spreker heeft daarop de aandacht gevestigd, omdat uit deze brochure blijkt de onjuistheid van de critiek, welke op spreker en zijn partijgenooten, wanneer zij op bezuiniging en een gezond financieel beheer aandringen, wordt uitgeoefend, als er wordt gezegd: gij spreekt wel over zedelijke en gods dienstige beginselen, maar in de practijk gaat het bij u om het geld. Wat voor het gezinsleven geldt is ook van toepassing op het gemeentelijk leven en daarom is de bezuiniging niet alleen van fmanciëele, maar ook van zedelijke en geestelijke beteekenis voor de bevolking, wier belangen de Raadsleden moeten dienen. De Voorzitter deelt mede, dat bij hem zijn ingekomen: een voorstel van den heer Witmans en mevrouw Dietrich de Rooy, luidende: »Ondergeteekenden stellen voor het aantal opcenten te heffen op de Vermogensbelasting te bepalen op 50'; en een motie van de heeren Huurman en Eikerbout, luidende »De Raad spreekt de wenschelijkheid uit, dat de Groote Havenbrug in verband met het drukke verkeer zoo spoedig mogelijk wordt afgebroken en door een nieuwe wordt ver vangen, en noodigt B. en W. uit plan en begrooting te doen opmaken en den Raad voor te leggen." Dit voorstel en deze motie worden voldoende ondersteund en maken derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. Het voorstel en de motie zullen worden behandeld respec tievelijk bij volgnummer 502 en bij volgnummer 197. De heer Wilbrink zegt in het algemeen de begrooting te hebben gelezen met een gevoel van dankbaarheid, dankbaar heid eenerzijds voor het beleid van Burgemeester en Wet houders, die den Raad een sluitende begrooting hebben kunnen aanbieden en daarbij tevens belastingverlaging in uitzicht hebben kunnen stellen, anderzijds dankbaarheid, omdat men zich er in mag verheugen, dat de malaise niet zoo sterk op het gemeentelijk leven heeft ingewerkt als ten vorige jare werd gevreesd en dientengevolge de belasting in plaats van te moeten worden verhoogd, waarvoor men bevreesd was, zal kunnen worden verminderd. Dat geeft juist dubbele reden tot dankbaarheid, want er blijkt uit, dat ook de algemeene toestand hier zich eenigszins in vooruitgaande richting beweegt. Dat heeft dan ook Burge meester en Wethouders vrijheid doen vinden om het voor het Burgerlijk Armbestuur en de Steuncommissie benoodigd bedrag lager te ramen. Spreker heeft gemeend een tweetal voorstellen te moeten indienen, omdat hij meent, al waardeert hij hetgeen het College doet en in uitzicht stelt, dat toch minder aandacht geschonken wordt aan zaken, die niet minder belangrijk te achten zijn, niet alleen voor het heden, maar ook in het bijzonder voor de toekomst. Toen spreker zijn motie betreffende stratenaanleg, ten einde bouwgrond ter beschikking te krijgen, indiende, stond bij hem dit op den voorgrond. De fmanciëele toestand der gemeente moge op het oogenblik tamelijk goed zijn, de toekomst zal, wanneer de gemeente voortgaat met den bouw van gemeenter woningen, voor de gemeente een fmanciëelen strop brengen, die bijna niet te dragen zal zijn. In deze discussie is er van alle kanten op aangedrongen om de huren der woningen, welke hetzij door de gemeente hetzij met gemeentelijken steun zijn gebouwd, te verlagen, en dat zal, gezien de houding van de Regeering, dan komen voor rekening van de gemeente. Me: het oog daarop zal aan het particulier initiatief meer gelegenheid moeten gegeven worden om zich te ontwikkelen. Nu is een groote belemmering voor het particulier initiatief de bepaling in de bouwverordening, dat vóór het eigenlijke bouwen groote kosten gemaakt moeten worden ten behoeve van den straataanleg. Men zal moeten toegeven, dat, wanneer een particulier, met een beperkt kapitaal, moet beginnen met een zeer groot bedrag te storten in de gemeentekas teneinde straataanleg mogelijk te maken, het noodige kapitaal niet geheel meer beschikbaar zal zijn voor den bouw, omdat het ten deele in de gemeentekas is verdwenen. Vóór het in werking treden van de bestaande verordening legden bouwefs, die een blok huizen zetten, tegelijk met den bouw de straten aan en nu geeft spreker onmiddellijk toe, dat dit systeem voor de gemeente groote bezwaren heeft, omdat het is voorgekomen, dat, als de huizen er stonden, de straten bleken niet behoorlijk te zijn aangelegd of te worden onderhouden, maar, wanneer de gemeente de zaak op andere wijze regelt en aan die regeling het bezwaar kleeft, dat zij belemmerend werkt op het par ticulier initiatief, dan dienen er toch weer andere maatregelen te worden getroffen. Spreker acht het daarom noodig, dat de gemeente zelve zorgt voor aanleg van straten en zoodoende bouwgrond kan aanbieden aan hen, die burger- of arbeiders woningen willen bouwen. Ontkend kan niet worden, als men let op het heden en ziet in de toekomst, dat het stelsel, dat de laatste tien jaar is gevolgd, van het toekennen van voor schotten aan bouwvereenigingen en het bouwen van gemeente wege, in de toekomst verderfelijk op de gemeentefinanciën zou moeten werken. Al zou de gemeente bij het toepassen van het door spreker aanbevolen denkbeeld iets moeten toeleggen op de te maken kosten, dit zou spreker verre prefereer en boven het in de toekomst komen te staan voor cijfers, welke in de verste verte niet waren te overzien. Spreker hoopt, dat Burgemeester en Wethouders zijn motie zullen kunnen aanvaarden, omdat daarin is aangegeven de weg om van den gemeentelijken woningbouw af te komen, wat van het grootste belang moet worden geacht, afgezien nog van alle principiëele kwestie's. Spreker komt nu tot. de andere motie. Burgemeester en Wethouders zeggen, dat de stad reeds door vele binnen wateren is doorsneden. Dat heeft spreker al meer ondervonden dan dat de Voorzitter ervan geprofiteerd heeft, maar spreker ontkent de bewering, voorkomende in de Memorie van Ant woord, dat er reeds veel gelegenheid tot het vestigen van industrieën te Leiden bestaat. Men zal moeten toestemmen, dat het wegens de kosten ondoenlijk zou zijn om aan den Nieuwen Rijn of langs de Oude Vest en den Ouden Rijn, waar het geheel vol gebouwd is, een nieuwe industrie te vestigen. Iemand, die hier ter stede een nieuwe industrie zou willen vestigen, zou er niet aan denken om daar ter plaatse zich daarvoor een terrein te verschaften. Spreker heeft in zijn motie verwezen naar een bepaald deel der gemeente om twee redenen. Vooreerst zal men daar ook rekening moeten houden met den grondwater stand en verder kan men zich geen gunstiger terrein denken voor eventueel te stichten industrieën, gelegen aan het water en gemakkelijk aan het spoorwegnet aan te sluiten. Maar er is meer. Te eeniger tijd zal de gemeente voor de vraag komen te staan, waar zij heen zal moeten met de veemarkt. Deze moet ook aan het water liggen. De nieuwe

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 10