227 een door Burgemeester en Wethouders te bepalen termijn te verwijderen, bij gebreke waarvan de gemeente het recht heeft tot die verwijdering op kosten van den huurder over te gaan 3°. dat alle belastingen ter zake van het verhuurde door Bijk, Provincie, gemeente of andere publiekrechtelijke lichamen geheven, komen voor rekening van den huurder, evenals de kosten der huurovereenkomst, en verder onder de bij de gemeente in huurcontracten gebruikelijke voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 309. Leiden, 21 November 1924. In verband met het bepaalde in art. 100 der Lager - Onderwijswet 1920, hebben de besturen van de na te noemen in deze' gemeente gevestigde bijzondere scholen voor lager onderwijs aan ons College wederom aanvragen ingezonden om vergoeding uit de gemeentekas, over het jaar 1923, van de jaarwedden der aan hunne scholen over dat jaar ver bonden z.g.n. boventallige leerkrachten. Zooals Uwe Vergadering bekend is, kunnen deze vergoe dingen alleen dan worden uitgekeerd, indien aan de openbare scholen gedurende hetzelfde jaar ook boventallige onder wijzers werkzaam zijn geweest. Artikel 100 bepaalt tevens, dat als grondslag voor de be rekening dier vergoedingen moet genomen worden het gemid delde aantal kinderen per onderwijzer aan de gezamenlijke overeenkomstige openbare scholen. In een bij de betrekkelijke stukken in de Leeskamer neder- gelegden staat is dat gemiddelde voor de onderscheidene soorten scholen aangegeven; de berekening daarvan is geba seerd op de tellingen volgens art. 28 der wet, met inacht neming van de in dat artikel aangebrachte wijzigingen bij de wetten van 16 Februari 1923, (S. 38) en 23 Juni 1923 (S. 287). Wij hebben gemeend de aandacht op deze wijzigingen te moeten vestigen, omdat dientengevolge voor het tijdvak van 1 April tot en met 4 Juli 1923 andere data hebben gegolden ter berekening van het gemiddeld aantal kinderen dan vóór en na dat tijdvak en op grond daarvan de door het bestuur der bijzondere school voor gewoon lager onderwijs aan de Hooglandsche Kerkgracht 20a aangevraagde Bijks- vergoeding voor het volle aan de school verbonden aantal leerkrachten (tijdelijke leerkrachten inbegrepen) niet door den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen is verleend. Ofschoon wij van oordeel zijn, dat de belooning van tijdelijke leerkrachten, ter vervanging van door ziekte afwezige verplichte onderwijzers, door het Bijk behoort te worden vergoed en dat onjuist is het standpunt van den Minister, dat door toekenning van vergoeding voor dergelijke tijdelijke leerkrachten de Bijksbijdrage zou worden genoten voor een grooter aantal leerkrachten dan art. 1 sub der wet van 23 Juni 1923 (S. 287) toelaat, moet echter, zoolang door de Kroon op het te dezer zake door het Schoolbestuur ingesteld beroep niet in anderen zin is beslist, worden aan genomen, dat de bedoelde tijdelijke leerkrachten boventallig waren en hunne belooning, in verband met het gemiddeld aantal leerlingen per onderwijzer voor rekening van de ge meente komt. Mocht later blijken dat te veel is betaald, dan kan dat teruggevorderd of met een volgende uitkeering verrekend worden. Met betrekking tot de aanvrage voor de school voor gewoon lager onderwijs aan het Noordeinde 38 merken wij op, dat krachtens het le lid van art. 100 der wet slechts aanspraak kan worden gemaakt op de gemeentelijke ver goeding voor twee boventallige leerkrachten. Waar echter over 1922 de jaarwedden van drie aan die school verbonden boventallige leerkrachten door de gemeente zijn vergoed, heeft het bestuur, op grond van het slot van het 2e lid van dat wetsartikel, over 1923 recht op vergoeding van de jaar wedden van een gelijk aantal leerkrachten als over 1922. De voor de bijzondere school voor uitgebreid lager onder wijs aan de Hooglandsche Kerkgracht aangevraagde ver goeding zal niet kunnen worden verleend, omdat het ge middeld aantal kinderen aan die school is gebleven beneden dat aan de overeenkomstige openbare school. Aangezien overigens de ingekomen aanvragen geen aan leiding tot bijzondere opmerkingen geven, stellen wij U voor aan de besturen der na te noemen bijzondere scholen voor lager onderwijs, voor het jaar 1923, eene vergoeding krachtens art. 100 der meergenoemde wet uit de gemeentekas te verleenen ten bedrage van de som, in de betrekkelijke kolom van den hieronder afgedrukten staat voor elk bestuur uitgetrokken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 310. Leiden, 21 November 1924. In verband met het door ons bij het praeadvies van 4 November j.l. (Ingek. Stukken No. 293) kenbaar gemaakt voornemen, zijn van de besturen der in deze gemeente geves tigde bijzondere scholen verzoeken ontvangen om hen, in afwachting van de vaststelling over 1923 van de vergoeding, bedoeld in artikel 101 der Lager Onderwijswet 1920, welke vaststelling eerst kan plaats vinden nadat de Gemeente rekening 1923 overeenkomstig art. 221 der Gemeentewet door Gedeputeerde Staten zal zijn gesloten alsnog een voor schot te verleenen op de kosten van salarieering van vak onderwijzers over dat jaar. Grondslag voor de berekening van deze vergoeding vormt het bedrag, hetwelk de gemeente per lesuur over hetzelfde jaar voor haar vakonderwijzers uitgaf, terwijl de vergoeding tot geen grooter aantal lesuren wordt toegekend, dan tot ten hoogste het gemiddeld aantal lesuren, dat in het on middellijk voorafgaande kalenderjaar aan overeenkomstige openbare scholen door vakonderwijzers werd gegeven. Hieruit volgt, dat bij het verleenen van een voorschot op deze vergoeding in den regel als basis van .berekening zullen moeten worden genomen de bedragen, welke de gemeente over het laatst voorafgaande kalenderjaar aan haar vak onderwijzers uitbetaalde, doch aangezien deze verzoeken ons bereikten na afloop van het betrekkelijk kalenderjaar, zullen voor de berekening van de thans gevraagde voor schotten de bedragen kunnen worden genomen, genoemd in ons bovenvermeld praeadvies. Volgens dat praeadvies werd over het jaar 1923 gemiddeld per wekelijksch lesuur uitgegeven voor het vakonderwijs in de nuttige handwerken 93.23, de lichamelijke oefening 115.52 (voor gewoon lager onderwijs) en/116.1.5 (voor u.l.o.) en de wiskunde 150. üit de in de Leeskamer ter inzage gelegde stukken blijkt voorts, dat het gemiddeld aantal lesuren, gedurende hetwelk in 1922 aan de o. 1. scholen vakonderwijs werd gegeven, bedroeg voor nuttige handwerken 24.9, de gymnastiek 10.6077 (voor gewoon lager onderwijs) en 13.2 (voor u. 1. o.). Het gemiddeld aantal wekelijksche lesuren in de wiskunde bedroeg over dat jaar 10. Naar aanleiding van het vorenstaande geven wij U in overweging a. alsnog het voorschot op de vergoeding voor 1923, bedoeld bij het negende lid van artikel 101 der Lager Onderwijswet 1920, uit te keeren aan de besturen van bijzondere scholen, vast te stellen tot een totaal bedrag van 15378.en wel voor de school voor: l.o. aan het Noordeinde 1, opf 432. u.l.o. aan het Noordeinde 40 (v/h. 38), op. 699. l.o. aan het Noordeinde 40 (v/h. 38), op 512. l.o. aan de Pasteurstraat 2b A, op1697. l.o. aan de Pasteurstraat 26 B, op1996. l.o. aan de Middelstegracht 119, op695. l.o. aan de Pieterskerkgracht 9 op1619. l.o. aan de Lusthoflaan 2, op278. Naam der instelling of vereeniging, onder wier bestuur de school staat. Aanduiding van de plaats, waar de sohool is gelegen. Bedrag der .gemeentelijke vergoeding krachtens art. 100 der Lager Onderwijswet 1920. R. Kath. Par. Jongensscholen onder R. Kath. Par. Kerkbestuur Rapenburg 48 f 3154.16 Idem Haarlemmerstraat 240 6211.10 R. Kath. Meisjesschool van de Inrich ting van Liefdadigheid voor R. Katholieken. Haarlemmerstraat 32/34 2675— Gesticht „de Voorzienigheid" Krauwelsteeg 1750— Idem Levendaal 2291.66 Vereeniging voor Christelijk Onderwijs Pasteurstraat 2b 316.66 Idem Pieterskerkgracht 9 163.89 Idem Noordeinde 38 7058.32 Vereeniging tot oprichting en in standhouding van scholen voor L. en M. U. L. 0. op Geref. grondslag Stadhouderslaan 1 b 1966.66 Idem Hoogl. Kerkgracht Sohool voor 1. o. 1490.26 Idem Hoogl. Kerkgracht Sohool voor u. 1. o. Nihil f 27077.71

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 3