264 MAANDAG' 10 NOVEMBER 1924. welke reeds een doodloopende sloot is geworden na de demping van het gedeelte nabij den ingang van het nieuwe ziekenhuis, ook in dit plan was opgenomen, omdat men thans aan het begin toch het smalste gedeelte van den weg zal houden. Spreker vraagt waarom dat niet is geschied. Zijn er veel kosten aan verbonden? De heer Huurman wil niet onderdoen voor den heer van Hamel in het brengen van hulde aan Burgemeester en Wet houders voor de wijze, waarop zij dit moeilijke vet'keers- vraagstuk hebben opgelost. Hij is overtuigd, dat de verbree ding, welke zal worden aangebracht, in alle opzichten zal voldoen. Wat betreft de vluchtheuvels, de vraag of die 75 c.M. dan wel 1 M. breed zullen worden, kan men gerust ter beslissing overlaten aan hen, die het werk zullen hebben uit te voeren. Voor het plan, zooals het daar ligt, heeft spreker slechts lof, maar toch spijt het spreker, dat het College niet een stap verder is gegaan. Verbreeding van den Rijnsbui gerweg tusschen Poelbrug en station is eveneens dringend noodig. Lnt gedeelte is het meest bebouwd, loopen twee straten op uit en is bovendien het eindpunt van de Haarlemsche en Wassenaarsche tram. De kosten, hoewel aanzienlijk, mogen tegenover al deze bezwaren niet gelden. Bij de Poelbrug krijgt men, als de sloot niet wordt gedempt, een zeer gevaarlijke vernauwing. Spreker vraagt aan Burgemeester en Wethouders zoo spoedig mogelijk plan en kostenberekening te willen doen opmaken voor verbreeding van den Rijnsburgerweg vanaf de Poelbrug tot aan het station. De heer van den Heuvel acht de voorgestelde verbetering van den Rijnsburgerweg een belangrijken vooruitgang. Spreker vindt echter de subsidie van de Tramwegmaat schappij zeer laag. Deze was oorspronkelijk vastgesteld op 20000.maar is na latere besprekingen verhoogd tot ƒ25060.onder voorwaarde, dat de bestrating tusschen de tramrails en het onderhoud daarvan ten laste van de gemeente kwamen, terwijl de palen voor de bovenleiding van de tram op kosten van de gemeente tusschen de boomen geplaatst zouden worden. Voor een voor de tram zoo belangrijke ver binding is deze bijdrage wel laag. Deze opvatting wordt ook gedeeld door de Commissie van Fabricage. Is er niets meer aan te doen, dan moet men zich er bij neerleggen, maar spreker acht in elk geval het subsidie van de Tramwegmaatschappij te laag. Verder is het spreker opgevallen, dat de provincie voor de weggedeelten, welke onder Oegstgeest liggen, de helft van de kosten voor haar rekening neemt en voor de weggedeelten, welke in Leiden liggen, slechts 1/3 gedeelte der kosten als subsidie geeft. Spreker vraagt, waaraan dat verschil is toe te schrijven. Tot zijn leedwezen heeft spreker in de stukken gelezen, dat in verband met de groote kosten niet tot asphalteeririg van den weg kan worden overgegaan. Waar het de bedoeling is een wegverbetering te maken, welke voor jaren voldoende moet zijn, was het wel gewenscht geweest een asphaltbe- dekking aan te brengen, omdat de goede eigenschappen van den weg daardoor zouden zijn verhoogd en men een pracht- toegangsweg tot de stad had gekregen. Bij andere gelegen heden heeft spreker, wanneer hij op asphalteering van wegen aandrong, ten antwoord gekregen, dat de kosten daarvan zoo hoog waren, omdat de rioleering, de kabels enz. zouden moeten worden verlegd, en daarom geeft hij in overweging om, in verband met een toekomstige asphalteering van den Rijnsburgerweg, reeds nu de riolen en de andere dingen te verleggen. De heer Eerdmans juicht het ook toe, dat deze toegangsweg tot de stad flink onderhanden zal worden genomen, maar hij meent tcch, dat door een kleine wijziging van het plan een gevaar kan worden vermeden. Burgemeester en Wethouders stellen zich voor, dat het middengedeelte van den weg bestemd zal zijn voor het snelverkeer, voor tramtreinen en auto's, en de zijvakken voor het langzame verkeer, maar spreker gelooft niet, dat dat te verwezenlijken zal zijn. Het zou wel mogelijk zijn, indien men, zooals aan den Admiraal de Ruyter- weg te Amsterdam en op den nieuw-aangelegden weg te Voorburg aan de tram een vrije baan kon geven, maar daar voor is hier de oppervlaktè, waarover men beschikt, niet breed genoeg. Hier krijgt men een breed wegvlak, waarover in het midden tramrails liggen, met vluchtheuvels aan weers kanten en het zal moeilijk zijn om de auto's, welke van buiten de stad binnenkomen, precies op het midden van den weg te houden. Nu is spreker bijzonder bang voor vlucht heuvels, omdat die bij een eenigszins slechte verlichting en duister weer tot ongelukken aanleiding kunnen geven, zooals kort geleden nog te Amsterdam is gebeurd. Voor snel rijdende voertuigen zijn de vluchtheuvels, zelfs indien zij verlicht worden, zeer moeilijk te zien. Spreker vraagt daarom, of het niet mogelijk is om die vluchtheuvels niet ter weerszijden van, maar tusschen de tramsporen aan te brengen. Dan zou men tusschen Leiden en Oegstgeest links moeten in- en uitstappen en kon men met één vlucht heuvel volstaan, die dan iets grooter zou moeten zijn dan de voorgestelde. Overigens zou een geheel afzonderlijke tram baan, hoewel die vlak langs de huizen zou loopen, beter zijn geweest. Spreker wil niets ten nadeele van de te gebruiken eerste qualiteit vlamovenklinkers zeggen, maar het is op den duur goedkooper, hoewel de aanleg duurder is, om bitumineuze wegverharding toe te passen. De onderhoudskosten daarvan zijn zeer gering. Anders krijgt men een toestand als in de Korevaarstraat, waaraan men voortdurend werkt en die toch nooit in orde is. De heer Spendel acht het voorstel van Burgemeester en Wethouders, indien het wordt aangenomen, een groote voor uitgang. Spreker heeft een motie gereed liggen, om ook het gedeelte Poelbrug tot aan het station te verbeteren, doch zal die motie niet indienen, indien het antwoord van Burgemeester en Wet houders op de reeds naar aanleiding daarvan gemaakte op merkingen bevredigend luidt. Die algeheele verbetering zou ook bereikt kunnen worden door demping van de sloot vanaf het Terweepark tot aan Posthof. De moeilijkheden van dit plan zijn volgens spreker zeer goed te ondervangen. De heer van Eck juicht dit voorstel van Burgemeester en Wethouders toe en kaï) zich met dit plan wel vereenigen, maar wil zich toch aansluiten bij hen, die hebben aange drongen op verbetering van den weg tot Leiden toe. Wordt het plan van Burgemeester en Wethouders uitgevoerd, dan zullen zij, die van Oegstgeest naar Leiden komende op het voetpad loopen en dit willen houden, verplicht zijn bij de Poelbrug, waar een zeer druk verkeer is, den weg over te steken en daarom zou spreker gaarne zien, dat het plan zoo mogelijk werd vervolmaakt. Verder wil spreker een vraag aan het College doen. Volgens het ingediende plan zal de toestand aan de oostzijde van den weg geheel in orde komen. De daar liggende slooten behooren voor de helft aan particuliere eigenaren, met wie een contract wordt aangegaan, volgens hetwelk zij dien grond afstaan en de gemeente in ruil daarvoor het terrein zal ophoogen en de rioolverbindingen zal totstandbrengen. Aan den anderen kant van den weg is de sloot het eigen dom van de gemeente en behoeft deze geen grond van particulieren te krijgen. Spreker vraagt, of het niet mogelijk is, ter verkrijging van een regelmatigen toestand daar, om met de eigenaren aan de westzijde in overleg te treden in dien zin, dat de gemeente de tuintjes ophoogt en de eigenaren verplicht worden hun perceelen aan de nieuwe rioleering aan te sluiten, opdat de slooten, die daar overblijven, te zijner tijd niet worden verontreinigd en men daar niet een onhoudbaren toestand krijgt. De heer Wilbrink meende zich aanvankelijk buiten dit debat te houden, omdat hij eigenlijk van oordeel was, dat bij uitvoering van plan B een beter resultaat zou worden bereikt dan met plan D, waarbij de trambaan op het midden van den weg komt te liggen. Men heeft niet meer te doen met de oude trams van de N. Z. H. T. M., maar tegenwoordig zijn het treinen, bestaande uit drie of vier groote wagens, en als die over het midden van den weg rollen, dan is dat niet zonder gevaar. Spreker had er de voorkeur aan gegeven, als de tram een vrije baan had gekregen. Men kan wel zeggen, dat men aan weerskanten van de trambaan een vrijen weg heeft, maar deze is toch niet breeder dan 3^2 M. en dan is het gevaar voor botsingen niet denkbeeldig. Spreker zou over zijn gedachte, welke natuurlijk voldoende is overwogen, niet hebben gesproken, indien niet van andere zijden was gewezen op bezwaren, aan het plan D verbonden. Zoo kunnen ook naar het oordeel van den heer van Hamel de vluchtheuvels gevaar opleveren. Indien men dat gedeelte van den weg voor het snelverkeer bestemt, moet men daar geen belemmeringen voor dat ver keer gaan aanleggen. Al worden de vluchtheuvels goed ver licht, dit neemt niet weg, dat zij bij mistig weer niet tijdig zijn te onderscheiden; vooral indien de bestuurder van het voertuig meent, dat hij op een ruimen weg is en hij dus allicht sneller rijdt. Men had klemmender argumenten moeten aanvoeren voor de plaatsing van de trambaan in het midden; die is meer op zijn plaats aan den zijkant van den weg. Spreker zal het antwoord van Burgemeester en Wethouders afwachten. De heer Knuttel acht het verkeerd om ter besparing

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 8