252 MAANDAG 20 OCTOBER 1924. achter het Prins Hendrikplein Het komt er op aan de in die omgeving wonenden op de kortste wijze naar het midden der stad te voeren. De heer Eerdmans zegt zeer goed te weten wat het midden van de stad is en verzoekt den heer Huurman zich in zijn uitdrukkingen te matigen. De heer Huurman zegt, dat de door Burgemeester en Wethouders geprojecteerde weg den afstand naar de stad ongeveer 260 M1 verkort niet 100 M1 zooals de heer Eerdmans zegt bovendien is de afstand van het einde der aan te leggen straat 90 M1 dichter bij de Hooigracht dan de afstand van de Havenbrug tot de Hooigracht. Indien eenmaal binnen afzienbaren tijd aan het bolwerk mag worden geroerd, kan de thans voorgestelde straat tot 11 M1 worden verbreed. Mede met het oog daarop kan men naar mijn meening niet spreken van weggesmeten geld. Spreker licht een en ander aan de hand van een kaart toe. De heer Heemskerk zegt, dat de heer Eerdmans zich het midden van de stad te veel in een bepaalden kring denkt. Als men zijn werkzaamheden heeft bij de Hoogstraat, bij de Hooigracht, in de Haarlemmerstraat of aan den Nieuwen Rijn, terwijl men in het gedeelte van de stad, achter den Mare- singel gelegen, woont, dan gevoelt men behoefte aan een betere verbinding van die buurt met de stad. Spreker, die sinds een paar maanden in dat stadsgedeelte woont, heeft de behoefte aan zulk een rechtstreeksche verbinding reeds gevoeld. De weg, welken Burgemeester en Wethouders voorstellen aan te leggen, zal wel niet een ideale oplossing brengen, maar zal toch de gewenschte snellere verbinding met het midden van de stad geven. Spreker brengt Burgemeester en Wethouders hulde voor het ontwerpen van dit plan. De heer Groeneveld is niet bevredigd door het antwoord, dat hij heeft ontvangen op zijn klacht over de behandeling van het initiatief uit den Raad. De Wethouder zegt wel, dat hij er niet verder op in zal gaan, maar daarmede is hij niet klaar, want spreker heeft eenige gevallen genoemd, welke zonneklaar aantoonen, dat Burgemeester en Wethouders zwen ken. Kwam er een voorstel uit den Raad, dan werd het door Burgemeester en Wethouders bestreden, maar dan diende het College even later hetzelfde voorstel bij den Raad in. Spreker wil weten hoe dat zit. De Voorzitter voegt spreker toe, dat diens eerste plan onuitvoerbaar was, omdat de ontworpen weg toen over het terrein van de Lichtfabrieken liep, maar spreker ontkent dat. Hij heeft precies hetzelfde plan, dat Burgemeester en Wet houders nu hebben ingediend, voorgesteld. Burgemeester en Wethouders mogen zich wel eens verantwoorden en kunnen niet volstaan met te zeggen, dat zij er niet op ingaan. Dat overkomt aan spreker niet alleen maar ook aan anderen. Nu verzetten Burgemeester en Wethouders zich tegen een verkeersweg, die zou gaan via de Voldersgrachl. Het is weder hetzelfde als de Raad te hooren kreeg indertijd, toen de heer Knuttel bepleitte aanleg van een verkeersweg vanaf de Hoogewoerd over de Hooigracht. Toen zeide Wethouder van der Pot namens Burgemeester en Wethouders: daar ligt het centrum van de stad niet; dat moet ge bij de Donkersteeg zoeken. Nu wordt het centrum weder gezocht bij de Pauwbrug. Toen Burgemeester en Wethouders voor stelden om de Mare te dempen, was het centrum van de stad weder ergens anders. Het is een verplaatsbaar centrum, al naar het in de kraam van het College te pas komt! Spreker is het eens met den heer Eerdmans, of liever, de heer Eerdmans is het eens met spreker, dat de verkeersweg door het centrum van de stad zal moeten gaan langs de Voldersgracht; die zou dan ongeveer op het midden van den Maresingel uitkomen. Het doet er niet toe, of de weg in het midden van het bouwblok uitkomt. De vraag is alleen: hoe de bewoners daar het spoedigst in het centrum van de stad komen, en dat centrum moeten wij zoeken in de buurt van de Hooglandsche Kerkgracht. Hetgeen Burgemeester en Wethouders thans voorstellen is een oplossing, maar geen schitterende oplossing. Een ver keersweg langs de Voldersgracht zou een afdoende oplossing zijn, voor eeuwen. Dan zou men ook verkrijgen een voldoende ontlasting van de Mare, waar men nu het rijverkeer in slechts één richting toestaat, omdat het er anders te druk wordt. Inderdaad, een gemakkelijke oplossing; als men het verkeer in beide richtingen verbood, dan zou het er nog minder druk worden. Een verkeersweg langs de Voldersgracht zou geld kosten, maar een verkeersweg over de Hooigracht zou te kostbaar worden; daarvoor zouden o. a. in de Pelikaanstraat een groot aantal huizen afgebroken moeten worden. Spreker zal dus medegaan met het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Het is een oplossing, maar Burgemeester en Wethouders moeten de aandacht gevestigd houden op een betere oplossing. Burgemeester en Wethouders bestrijden die nu wel, maar er bestaat toch veel kans, dat zij daarmede nog wel zullen komen. De heer Knuttel vraagt, of Burgemeester en Wethouders de toezegging kunnen doen, dat zij bij het bouwen op het terrein van de Gasfabriek rekening zullen houden met de bedoeling van vele Raadsleden, om een weg te doen loopen over het terrein van die fabriek, zoodat die ruimte niet bebouwd zal worden. De Voorzitter zegt, dat dat niet staat aan Burgemeester en Wethouders. In het algemeen komen dergelijke zaken in den Raad op een voorstel van de Commissie voor de Licht fabrieken aan Burgemeester en Wethouders. Die commissie doet een voorstel, als daar iets gebouwd moet worden, en daarna komt dit advies met een voorstel van Burgemeester en Wethouders in den Raad. Men weet nooit hoe het in de toekomst kan loopen, maar, zooals de toestand thans is, zal dit plan een verbinding met het midden van de stad brengen voor een buurt, welke daaraan behoefte heeft. De heer Zuidema kan zich in het algemeen met dit plan van Burgemeester en Wethouders wel vereenigen, omdat het zijns inziens een goede oplossing zal geven, maar hij wenscht een vraag te stellen naar aanleiding van het gesprokene door den heer Groeneveld. Is de voorstelling, welke de heer Groeneveld van het verloop van deze zaak heeft gegeven, juist, dan is er naar spreker meent wel eenige reden tot ontstemming. Als door den Raad een voorstel van den heer Groeneveld op advies van Burgemeester en Wethouders is afgewezen, en dan een dag, nadat de heer Eerdmans een zelfde idee in het Leidsch Dagblad in een ingezonden stuk heeft geopperd, de geheele gemeentelijke machinerie in werking wordt gesteld, dan moet dat een eigenaardigen indruk maken. Nu zegt de Wethouder wel, dat hij er niet op ingaat, maar spreker zou gaarne vernemen of het juist is. Het gaat hier over het recht van den Raad. De Voorzitter antwoordt, dat wanneer er in ingezonden stukken in de bladen klachten worden geuit, Burgemeester en Wethouders gewoon zijn bij Gemeentewerken of bij de andere betrokken diensten of ambtenaren inlichtingen in te winnen. Daarin moeten zij vrij zijn. De heer Zuidema acht daar niets tegen, maar het bezwaar is, dat, als er voorstellen van uit den Raad komen, daarop niet verder wordt ingegaan, terwijl, als dezelfde denkbeelden in ingezonden stukken in de bladen worden geopperd, men aan den Directeur van Gemeentewerken opdraagt een onder zoek in te stellen. De Voorzitter wijst er op, dat Burgemeester en Wet houders diligent zijn gebleven, ook nadat het voorstel van den heer Groeneveld was verworpen. Als iemand in een ingezonden stuk een plan aan de hand doet, mogen Burge meester en Wethouders daaromtrent toch wel bij hun ambte naren inlichtingen inwinnen. De heer Zuidema antwoordt, dat Burgemeester en Wet houders in dit geval er van uit hadden moeten gaan, dat het plan in den Raad was verworpen. De heer Dubbeldeman acht het mogelijk, dat Burgemeester en Wethouders den heer Groeneveld niet gaarne hooren, maar in dit geval heeft deze toch recht om ontstemd te zijn. Daarvan komt men niet los. De redeneering van den Voorzitter gaat niet op, want het voorstel van den heer Groeneveld is verworpen na bestrijding door Burgemeester en Wethouders en dan is het onaangenaam te hooren, dat, als er in de courant klachten komen, deze naar de ambtenaren worden gezonden om te worden onderzocht. Spreker geeft aan Burge meester en Wethouders in overweging om, als er in het vervolg weer voorstellen uit een zekeren hoek van den Raad komen en men daaraan hier geen aandacht wil schenken, ze eerst ter bestudeering aan de ambtenaren te geven, opdat dergelijke gevallen als dit niet meer voorkomen. Spreker heeft neutraal zitten luisteren, maar dit geval kan niet door den beugel. Het is waar, dat voorstellen, die van de sociaal-democratische fractie komen, gedoemd zijn om verdomd te worden, omdat men de sociaal-democraten, sedert zij hebben geweigerd in het College zitting te nemen, beschouwt als menschen, die van de zaken toch niets weten. Men slaat nu een beroerd figuur, als de pers deze zaak opneemt, wat had kunnen worden voorkomen, indien meer aandacht aan het voorstel van den heer Groeneveld was geschonken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 8