MAANDAG 20
OCTOBER 1924.
251
De heer van Hamel brengt hulde aan Burgemeester en
Wethouders voor dit voorstel. Het geeft wel niet alles wat
men kan wensehen, maar het beste is dikwijls de vijand van
het goede. Spreker weet niet of, zooals de heer Groeneveld
zegt, Burgemeester en Wethouders hem concurrentie hebben
aangedaan, maar in elk geval verdient dit voorstel aanbeveling
en, in tegenstelling met den heer Eerdmans, wil spreker het
aanvaarden in afwachting van betere plannen. Al zal er later
wellicht een meer afdoende verbetering worden tot stand
gebracht, deze weg zal niet overtollig worden, omdat de buurt
tegenover de gasfabriek een stadje op zich zelf vormt.
De heer Knuttel is het niet eens met de heeren Groene
veld en Eerdmans, dat beslist de verkeersweg noord-zuid
moet loopen over de Hooglandsche Kerkgracht. Die verkeersweg
zal moeten gaan via de Hooigracht; vooral nu men de Kore-
vaarstraat heelt gekregen zal een goede verbinding in die
richting kunnen loopen door de te verbreeden St. Jorissteeg.
Met kleine slingeringen zal de nu voorgestelde weg komen
op de Hooigracht en zeer geschikt uitkomen op het pleintje
bij den Maresirigel. Waar echter voor den anderen weg ook
iets te zeggen is, zou wellicht de oplossing hierin te vinden
zijn, dat Burgemeester en Wethouders de toezegging deden
op het terrein van de Lichtfabrieken geen enkel gebouwtje
te zullen zetten, alvorens den Raad daarin te hebben gekend,
opdat niet voor goed de mogelijkheid van den aanleg van
dien weg worde afgesneden.
Dat het bezwaar niet overwegend is, is te Rotterdam aan
getoond, waar gedurende tientallen van jaren de Lusthofstraat
midden door het terrein van de Gasfabriek aan den Oostzeedijk
geloopen heeft, zonder dat het tot ernstige bezwaren aanlei
ding gaf.
De heer Mulder doet den heer Eerdmans opmerken,
dat het niet gaat om over het terrein van de Gasfabriek een
weg te maken. Maar al zou dat wel mogelijk zijn, dan zouden
Burgemeester en Wethouders het nog niet prefereeren, want
over den Maresingel juist over het midden van de Licht
fabrieken wonen zoo goed als geen menschen; daar zijn geen
straten van eenige beteekenis. De bewoners van dat stadsdeel
bevinden zich veel meer tusschen de gasfabriek en den Heeren
singel, en daartusschen in komt de door Burgemeester eri
Wethouders voorgestelde verbinding, waarvoor zelfs de heer
Groeneveld zeer dankbaar moet zijn.
Burgemeester en Wethouders verklaren zelf, dat zij dit
als een voorloopigen maatregel beschouwen. Er kan nog geen
gebruik gemaakt worden van de begraafplaats en men moet dus
roeien met de riemen, die men heeft. De brug wordt evenwel
zoo gemaakt, dat zij jaren dienst zal kunnen doen, ook wan-
neer men de beschikking zal krijgen over de begraafplaats
en men daar een breederen weg zal krijgen.
In het verwijt van den heer Groeneveld, dat men nooit op
zijn denkbeelden wil ingaan, zal spreker niet treden. Met
genoegen zou spreker zien, dat die brug zal krijgen den
naam van »Groeneveld-brug"Maar het gebeurt meer, dat
Burgemeester en Wethouders kennis nemen van een inge
zonden stuk in de bladen en dat er den volgenden dag werk
van gemaakt wordt; dat Burgemeester en Wethouders de
vraag stellenis het waar dan is dat een verkeerde toestandwij
zullen het dadelijk laten onderzoeken. Misschien is het in deze ook
zoo gegaan met het ingezonden stuk van professor Eerdmans.
Overigens is spreker het voor een deel eens met den heer
Knuttel wat den verkeersweg betreft. Het kan alleen zijn
een verkeersweg voor de middenstad, want de groote ver
keerswegen maakt men niet zoo op een singel; die loopen
altijd van buiten. Zoo heeft men hier de groote verkeerswegen
van de Haagsche Schouw van het Noordeinde af, van den
Rijnsburgerweg af, van de Haarlemmertrekvaart af, waardoor
in hoofdzaak het verkeer over de Mare druk is.
Het voorgestelde plan is een uitstekend middel om den
menschen in dat nieuwe kleine stadsdeel een gemakkelijkere
verbinding met het midden van de stad te bezorgen. Het is
de meest practische oplossing. Die brug kan misschien wat
korter worden, maar dat hangt weer samen met de vaart.
De gedachte is geopperd er een rustieke brug van te maken,
maar dat acht spreker niet aanbevelenswaardig. Dit is de
eenige oplossing, waarbij althans voor het verkeer van voet
gangers en voor klein gerij eenige ontspanning voor de
beruchte Havenbrug zal worden verkregen.
De Voorzitter brengt alle hulde aan den heer Groeneveld,
omdat deze de zaak eigenlijk oorspronkelijk heeft ter sprake ge
bracht, maar wijst er op, dat de heer Groeneveld, evenals de
heer Eerdmans, met een plan is gekomen, volgens hetwelk
de verbindingsweg moest loopen over de Volmolengracht en
het terrein van de Lichtfabrieken, een plan, waar Burgemeester
en Wethouders altijd tegen zijn geweest, ook omdat men dan
niet krijgt een verbinding met het midden van de bebouwde
kom, welke zich achter den Maresingel heeft gevormd.
Subsidiair beeft de heer Groeneveld toen genoemd het plan
tot doortrekking van de Hooigracht en Pelikaanstraat en als
noodmaatregel beval hij aan het leggen van een brug over
den Maresingel tegenover het Huigstraatje. Spreker heeft
toen verklaard, dat Burgemeester en Wethouders op dit punt
diligent zouden blijven, maar tevens gezegd, dat de desbetref
fende motie van den heer Groeneveld niet door Burgemeester
en Wethouders kon worden aanvaard, omdat tegen het aan
leggen van een verbindingsweg óók weer over het terrein
der Lichtfabrieken overwegende bezwaren bestonden.
Spreker is ter plaatse zelf gaan kijken en is toen tot de
overtuiging gekomen, dat voorloopig de eenige afdoende oplos
sing is het maken van een doorgang vlak lang de begraafplaats,
via de Huigstraat naar de Langegracht. Dat bespaart een afstand
van 230 Meter. Met de verwezenlijking van het definitieve
plan, het doorgraven van de begraafplaats, zal men echter
moeten wachten, totdat er in die begraafplaats gegraven mag
worden, en daarom zijn Burgemeester en Wethouders met
dit voorloopige plan gekomen. Het is geen noodplan, want
er kan na verloop van tijd een goede straat komen.
Spreker geeft op een kaart nog eenige aanwijzingen om de
voordeelen van het plan van Burgemeester en Wethouders
nader aan te duiden.
De heer Eerdmans zegt, dat de heer Groeneveld ten onrechte
den indruk heeft, dat de verhouding tusschen de Raadsleden
ongeveer is als tusschen sommige vakgeleerden op allerlei
gebied van wetenschap, namelijk dat zij trachten elkander
een vlieg af te vangen. Die gedachte is van spreker verre
geweest; hij heeft wel eens aan den heer Groeneveld uitgelegd
hoe het met het ingezonden stuk in het Leidsch Dagblad zat.
De heer Groeneveld heeft spreker verweten, dat hij tegen
een motie van den heer Groeneveld heeft gestemd, maar het
was onmogelijk om voor die motie te stemmen. De heer
Groeneveld had vier mogelijkheden genoemd en bij motie
voorgesteld om Burgemeester en Wethouders op te dragen
een plan te maken, maar Burgemeester en Wethouders hadden
verklaard, dat zij het onmogelijk achtten om dergelijken toe
gangsweg te maken. Men kan nu toch moeilijk een College,
dat zegt iets niet te kunnen doen, door middel van een motie
dwingen om dat wel te doen. Dus de inhoud der motie nood
zaakte spreker om tegen te stemmen.
Toen later de quaestie van de demping van de Mare aan
de orde kwam en het noodzakelijk was te spreken over de
ontlasting van de Mare iets wat nu heelemaal niet ter
sprake is gekomen heeft spreker dat plan geopperd, maar
daarbij was het allerminst sprekers bedoeling om den heer
Groeneveld een vlieg af te vangen. De heer Groeneveld had
dit niet op den voorgrond gesteld; hij had vier mogelijkheden
genoemd. Er is dus geen reden, waarom hij zich in zijn
vindingrijkheid tekort gedaan zou moeten achten.
Spreker acht het uitgangspunt van Burgemeester en Wet
houders verkeerd. Zij nemen als uitgangspunt het midden
van de bebouwing over den Maresingel, maar zoodoende begint
men aan het verkeerde eind. Men moet vragen: wat is het
midden van de stad? Daarheen willen de menschen. Men
moet dus vragen: hoe verbindt men op de beste wijze die
wijk met het midden der stad en wat is de weg, die het
meest het drukke verkeer langs andere straten zal ontlasten?
Men zegt: langs de voorgestelde verbinding komen de menschen
bij het centrum van de stad; maar men kan toch niet den
Ouden Singel bij de Pauwbrug het centrum van de stad
noemen
Het centrum van de stad zijn de Botermarkt, de Breestraat,
het deel van de Haarlemmerstraat bij de Donkersteeg, de
Waag, maar het centrum zijn niet de omgeving van de Haven,
de omgeving van de Hooigracht, enz. Als men een goed ver
keer in de stad wil maken voor verschillende wijken, dan
moet men maken dat het centrum van de stad goed bereikt
kan worden. Dit wordt thans niet bereikt en dat wordt door
hetgeen nu voorgesteld is zelfs voor de toekomst onmogelijk
gemaakt. Het geld, dat men nu aanvraagt, zal weggegooid
zijn. Er wordt nu een bedrag van 23000.aangevraagd
voor een afstand van een paar honderd meters, die van geen
belang is voor het eigenlijke verkeersbelang.
De Voorzitter meent, dat de heer Eerdmans en hij het
niet eens zullen worden. De heer Eerdmans wil a la Hausmann
nieuwe verkeerswegen aanleggen, maar hier gaat het er om
een wijk, die daarnaar verlangt, langs den kortsten weg en
zoo spoedig mogelijk met de stad te verbinden, en dan moet
uit den aard der zaak de verbindingsweg midden in die wijk
uitkomen.
De heer Huurman zegt, dat de heer Eerdmans, waar deze
sprak van geld wegsmijten, blijkbaar niet voldoende inziet
dat bij epn doorbraak, zoo hij zich die voorstelt, het tegen
woordig geslacht weinig baat heeft.
De stad breidt zich uit achter den Maresingel speciaal