250 MAANDAG 20 OCTOBER 1924. namelijk prachtig voorjaarsweer. Dat het een paar dagen daarna sneeuwde, dat hebben Burgemeester en Wethouders niet kunnen voorzien. Hieruit blijkt, hoe moeilijk het is voor Burgemeester en Wethouders om het amendement van den heer van Stralen te aanvaarden en dan de uitvoering ervan op zich te nemen. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement van den heer van Stralen wordt in stemming gebracht en met 19 tegen 13 stemmen verworpen. Tegen stemmen: de heeren Sanders, Eerdmans, Eikerbout, van Hamel, van der Wall, van Rosmalen, Wilmer, Wilbrink, van der Reijden, Huurman, Coster, Zuidema, Oostdam, Spendel, Bergers, Heemskerk, Mulder, Meijnen en Reimeringer. Vóór stemmen: de heeren Baart, van den Heuvel, Knuttel, van Eek, Witmans, Mevrouw van Itallie van Embden, de heeren Yerweij, Groeneveld, Kooistra, Mevrouw Dietrichde Rooy, de heeren van Stralen, Sijtsma en Dubbeldeman. Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens overeen komstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten. XII. Praeadvies op het verzoek van den Leidschen Bestuurders- bond, om beschikbaarstelling van een ontspanningslokaal voor werkloozen. (Zie Ing. St. No. 267.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten. XIII. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van den aanleg van een voorloopigen verbindingsweg van de Langegracht naar den Maresingel. (Zie Ing. St. No. 268.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Eerdmans meent, dat de weg, dien Burgemeester en Wethouders volgens dit voorstel inslaan, met het oog op de toekomst van de betrokken stadswijk eigenlijk niet de juiste weg is. Wanneer deze nabootsing van het Paterstraatje gemaakt wordt, zal men zich van een punt, dat ongeveer 100 M. van de brug over de Oude Heerengracht ligt, kunnen begeven naar de Langegracht, maar men heeft daar een punt, waar •men volstrekt niet gunstig uitkomt ten aanzien van het midden der stad. Bovendien verkrijgt men met deze oplossing slechts een zeer geringe besparing aan tijd. Als deze verbinding er eenmaal zal zijn, dan zal men meenen genoeg gedaan te hebben voor dit stadsgedeelte en dat zal juist in het nadeel van de ontwikkeling daarvan zijn. Men ontkomt niet aan de noodzakelijkheid om, als Leiden zich blijft uitbreiden, een anderen verkeersweg naar de binnen stad te maken, waarop spreker indertijd heeft gewezen en waarop ook in de Stukken gezinspeeld wordt. Die oplossing stuit op verzet van de zijde van de Directie der Lichtfabrieken, en Burgemeester en Wethouders meenen daaraan te moeten toegeven, maar spreker acht dat niet strikt noodzakelijk. De Directie moge het gewenscht achten om het terrein der Lichtfabrieken intact te laten, noodzakelijk is het niet. Het is mogelijk een doorgang te maken tusschen het kantoorgebouw en de daartegenover gelegen gebouwen, want hetgeen in den weg staat als men in den ingang der Gasfabriek staat, naar den singel toe, is oud en zal toch in een niet verre toekomst opgeruimd moeten worden. Men zou dan over dien doorgangsweg desnoods een voetbrug kunnen maken, zoodat het kantoorpersoneel van het kantoor op het terrein zal kunnen komen. De heer Groeneveld heeft er indertijd reeds op gewezen, dat dan de prachtige aansluiting bij de gedempte Volmolengracht en de Voldersgracht althans in de toekomst tot zeer groote verbetering zal kunnen leiden. Thans zou men voor een kleinigheid nutteloos geld uit geven, want de nu voorgestelde weg is alleen voor voet gangers bestemd en de menschen komen ergens op de Lange gracht, waar geen goede verbinding met het midden der stad is. De voorgestelde oplossing komt niet tegemoet aan de verkeers- bezwaren en zal het bereiken van een beteren toestand verschuiven. De heer Groeneveld heeft niet veel bezwaar tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders, maar wel tegen de wijze, waarop deze zaak is behandeld. Tevoren schijnt vast te staan, dat elk initiatief, dat uit den Raad komt, door Burgemeester en Wethouders moet worden stuk gemaakt, want alles wat uit den Raad komt is, afgezien van den inhoud, uit den booze. Spreker heeft dat, al is hij niet het eenige slachtoffer, meermalen ondervonden. Indertijd heeft hij o. a. voorgesteld de huur van Gravenstein te verhoogen, om een ophaaldienst voor het schoolgeld in te stellen, om het sectie- verslag der begrooting door ambtenaren te laten maken en om de Morschpoort te laten ontmantelen; al die voorstellen werden door Burgemeester en Wethouders ten sterkste bestre den en door den gehoorzamen Raad verworpen, maar kort daarna kwamen Burgemeester en Wethouders met diezelfde voorstellen en werden deze door den weer gehoorzamen Raad aangenomen. Met het voorstel, dat thans aanhangig is, is het precies zoo gegaan. Deze zaak is heel oud. Reeds in de Raadsvergadering van 26 Januari 1920 wees spreker terloops op de mogelijk heid van het maken van een verkeersweg noord-zuid, welke via de Hooglandsche Kerkgracht en de Voldersgracht zou loopen. In de sectievergadering, waarin de begrooting voor 1922 werd behandeld, heeft hij de meening van Burgemeester en Wethouders gevraagd over de mogelijkheid van het maken van een verkeersweg van deir Maresingel naar de binnenstad volgens de Memorie van Antwoord wilde het College er niets van weten. In de vergadering van 14 December 1921 bij de behandeling der begrooting heeft spreker een motie ingediend, waarbij Burgemeester en Wethouders werden uitgenoodigd een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid van den aanleg van een dergelijken verkeersweg; daarop kwam d.d. 28 Augustus 1922 een praeadvies, volgens hetwelk het onmoge lijk was zulk een verkeersweg te maken. Genoemd praeadvies werd in de Raadsvergadering van 25 September 1922 uit voerig behandeld; spreker was het er niet mede eens en heeft toen op drie mogelijkheden gewezen: le. het maken van een verkeersweg van de Haarlemmerstraat over de Voldersgracht, de Volmolengracht en het terrein der Lichtfabrieken; 2e. het maken van een doorbraak in het verlengde van de Hooigracht en 3e. het nemen van een noodmaatregel,bestaande in het leggen van een brug over den Maresingel, bij het Huigstraatje, waar door een weg voor klein verkeer kon worden verkregen, dus hetzelfde wat Burgemeester en Wethouders thans voorstellen. Tegen al die voorstellen hebben Burgemeester en Wet houders zich hardnekkig verzet. Ook de weg voor klein ver keer, dien Burgemeester en Wethouders thans voorstellen, kon toen in hunne oogen geen genade vinden en, zooals van zelf spreekt, ook niet in de oogen van den Raad. Daarna verscheen in het Leidsch Dagblad van 4 Juli 1923 een artikel van prof. Eerdmans, waarin deze, alsof hij een uitvinding had gedaan, erop wees, dat een verkeersweg gemaakt moest worden vanaf de Haarlemmerstraat naar den Maresingel, die zou loopen over de Voldersgracht en de Volmolengracht en over het terrein der Lichtfabrieken. Het was precies het zelfde als spreker reeds in de Raadsvergadering van 25 Sep tember 1922 had voorgesteld, en waartegen prof. Eerdmans toen zijn stem had uitgebracht. Het is wel merkwaardig, dat een Raadslid eerst tegen iets stemt en er dan eenigen tijd later mede in de courant komt; hij komt dan met iets, wat hij van een ander gegapt heeft. Overigens is het ook merkwaardig, dat een Raadslid voor stellen doet niet in den Raad maar in de courant. Het merkwaardigste is evenwel, dat de heer Eerdmans zooveel succes heeft gehad met zijn voorstel in de courant, want reeds den volgenden dag, 5 Juli, is aan den Directeur van Gemeentewerken opgedragen om er rapport over uit te brengen. Dat betrof dus iets, wat volstrekt niet nieuw was, wat in de Raadsvergadering van 25 September 1922 van alle kanten bekeken was en waartegenover Burgemeester en Wet houders absoluut afwijzend stonden. Eenige maanden later was het bij de courant ingezonden stuk van prof. Eerdmans zoo gewichtig, dat het onmiddellijk naar den Directeur van Gemeentewerken om advies ging. Er is vervolgens op het Stadhuis zeer hard aan gewerkt, veel vlugger dan wij gewoon zijn, want reeds op 28 Juli 1923 bracht de Directeur van Gemeentewerken rapport uit. De zaak was zeer serieus behandelder waren zelfs 5 plannen bij. Het resultaat van die geheele zaak is, dat Burgemeester en Wethouders gekomen zijn met een voorstel om een weg voor klein verkeer te maken van den Maresingel naar de binnen stad. Op zich zelf heeft spreker daartegen geen bezwaar. Voetgangers, wielrijders en menschen met handwagens uit de buurt van den Maresingel zijn er zeer door gebaat, maar toch is het niet de oplossing. Spreker heeft het indertijd een noodmaatregel genoemd, maar Burgemeester en Wethouders spreken nu van een voorloopigen maatregel. Een blik op de kaart doet onmiddellijk zien, dat de verkeersweg noord-zuid moet loopen via de Voldersgracht en de Hooglandsche Kerk gracht. Ook de heer Eerdmans wees daar terecht op. Wordt die weg aangelegd, wat ongetwijfeld veel geld zal kosten, dan zullen de Mare en de Janvossensteeg worden ontlast eri zal door de nieuw te bouwen brug de afstand tusschen de Mare- brug en de Pauwbrug beter worden gehalveerd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 6