248 MAANDAG 20 OCTOBER 1924. Itallievan Embden, de heeren Zuidema, Oostdam, Spendel, mevr. Dietrich—de Rooy, de heeren van Stralen en Sijtsma. VIII. Voorstel tot het doen rooien en verkoopen van boomen. (Zie Ing. St. No. 273.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Eerdmans zegt, dat onder de boomen, welke Burge meester en Wethouders willen doen rooien, zich ook bevindt de boom, staande op den hoek van de Kraaierstraat vlak bij zijn huis. In het Ingekomen Stuk staat achter dien boom vermeld »wordt gevaarlijk" en daarom geeft spreker in over weging tot rooiing over te gaan, voordat de Novemberstormen komen. Valt die boom, waarvan reeds een groote tak is afge broken, dan komt hij op sprekers huis terecht. De heer Murder zegt den heer Eerdmans toe, de zaak morgen aan den dag te zullen onderzoeken, maar, naar hij meent, kan die boom, nu die gevaarlijke arm er af is, voor- loopig nog wel blijven staan en tegelijk met de andere worden gerooid. De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. IX. Praeadvies op het verzoek van de vereeniging »Hulp in de Huishouding", om toekenning van een subsidie in de kosten van verzorging van armlastige kraamvrouwen. (Zie Ing. St. No. 264.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten. X. Praeadvies op het verzoek van de stichting »het Ned. R. K. Huisvestings-Comité", om toekenning van eene bijdrage in de kosten van uitzending van kinderen naar eene vacantie- kolonie. (Zie Ing. St. No. 265.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten. XI. Praeadvies op het verzoek van den Leidschen Bestuurders- bond, om aan daarvoor in aanmerking komende werklooze hoofden van gezinnen en kostwinners een reductie op den prijs der brandstoffen te verleenen. (Zie Ing. St. No. 266.) De Voorzitter stelt hierbij tevens aan de orde het door den heer van Stralen ingediend amendement, strekkende om achter het jaartal 1925 in te voegen de woorden»of zooveel langer als de weersgesteldheid het naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders mocht noodig maken." Het amendement wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. De beraadslaging wordt geopend. De heer van Stralen zegt dit amendement te hebben ingediend, omdat in den afgeloopen winter Burgemeester en Wethouders, ofschoon na beëindiging van de brandstoffen- verstrekking de weersgesteldheid voortzetting ervan nood zakelijk maakte, zich hebben beroepen op het besluit van den Raad om de verstrekking slechts tot op een bepaalden datum te doen plaats hebben, zoodat zij naar hun meening er niet mede konden voortgaan. Wordt dit voorstel van Burgemeester en Wethouders ongewijzigd aangenomen, dan zal het volgend jaar diezelfde kwestie zich kunnen voordoen. Het klimaat van ons land brengt meermalen mee, dat er na 31 Maart nog moet worden gestookt, en nu kan er, naar spreker meent, geen bezwaar tegen zijn om zoo noodig ook na genoemden datum nog een of twee weken een halven hectoliter brand stoffen te verstrekken. Spreker wil de vraag, of dit laatste zal geschieden, laten afhangen van de weersgesteldheid en het oordeel daarover aan Burgemeester en Wethouders overlaten, omdat hij begrijpt, dat niet altijd een Raadsvergadering direct daaraan voorafgaat. Spreker hoopt, dat het College bereid zal zijn het amende ment over te nemen. Het geeft eenige zekerheid, dat, wanneer het noodig mocht blijken, eenige weken langer die cokes ver strekt zullen kunnen worden. De heer Heemskerk acht het vanzelf sprekend, dat een voorstel om brandstoffen tegen gereduceerden prijs te ver strekken aan een datum gebonden moet zijn, en nu acht spreker een tijdvak van 1 November tot 30 Maart, zooals Burgemeester en Wethouders voorstellen, betrekkelijk ruim. Nu ligt er oppervlakkig in het amendement van den heer van Stralen iets aantrekkelijks, maar de ervaring van den vorigen winter is, dat Burgemeester en Wethouders met den Raad van oordeel verschillen over de vraag, wanneer de weersgesteldheid het al dan niet noodig maakt om voort te gaan met de verstrekking van cokes tegen gereduceerden prijs. De Raad heeft zich in het voorjaar vereenigd met een voorstel van den heer van Stralen, waarbij Burgemeester en Wethouders uitgenoodigd werden om, als de weersgesteldheid dat noodig mocht maken, de brandstolfenvoorziening ook in April voort te zetten, maar daaraan heeft het College geen gevolg gegeven, omdat het meende, dat de weersgesteldheid daartoe geen aanleiding gaf. Later heeft daarover in den Raad nog een bespreking plaats gehad. Spreker verwacht, dat bij aanneming van het amendement van den heer van Stralen Burgemeester en Wethouders ter verantwoording geroepen zullen worden vanuit den Raad terzake van de vraag, of de weersgesteldheid al dan niet noodzakelijk heeft gemaakt om deze brandstolfenvoorziening in April voort te zetten. Het is dus onjuist om dit amendement aan te nemen. Men zou in elk geval een bepaalden temperatuurstand moeten noemen, dan zouden Burgemeester en Wethouders weten, waarmede zij af waren, wat zij nu niet zouden weten. Zooals het amendement thans luidt, zou men in April weder een bespreking in den Raad krijgen over de vraag, of de tempe ratuur in die maand al dan niet hoog genoeg is geweest. De heer Wilbrink doet opmerken, dat, al blijft zooals bij spreker de kachel tot, half April staan, zij toch in de laatste anderhalve maand niet voortdurend brandt. In Maart reeds komen mooie dagen voor en in April nog meer; dan denkt men er niet aan om te stoken en dan heeft men dus minder brandstoffen noodig. Er wordt opgemerkt, dat als regel wordt verstrekt 1 H.L. cokes per week. Welnu, men zal dan in de maand Maart krijgen 4 H.L., waarmede men, omdat het weder zachter wordt, in het tijdvak 1 Maart tot medio April als regel zal kunnen uitkomen, wanneer men althans in Januari, een maand, waarin men eiken dag moet stoken, met diezelfde hoeveelheid kan volstaan. Spreker acht het raadzaam zich te houden aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Alleen vraagt hij aan den Wethouder om bons, welke de menschen van de maand Maart overgehouden mochten hebben, in April inwisselbaar te stellen, als de weersgesteldheid daartoe aanleiding mocht geven. De gemeente kan daarbij geen schade hebben en de menschen zijn er door gebaat. Waar de heer van Stralen dit jaar zeer ontevreden was, omdat Burgemeester en Wethouders niet hadden gezorgd, dat de werkloozen ook in April brandstoffen kregen, begrijpt spreker niet, dat hij desondanks het College in de gelegen heid wil stellen op dezelfde wijze te handelen als in het afgeloopen voorjaar. Men krijgt den indruk, dat het zijn be doeling is Burgemeester en Wethouders over deze zaak later weer eens te interpelleeren. Logisch ware geweest, indien de heer van Stralen had voorgesteld een lateren datum voor het beëindigen van de brandstoffenverstrekking vast te stellen. De heer Zuidema kan zich met het amendement van den heer van Stralen niet vereenigen, omdat hij het, rekening houdende met de historie, beter acht, dat de Raad zelf moet beslissen hoe de zaak zal worden geregeld. Hij gevoelt er niets voor om thans reeds indirect te besluiten, dat de heer van Stralen of een van de andere Raadsleden in April een interpellatie tot Burgemeester en Wethouders zal richten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders, op zich zelf beschouwd, acht spreker niet onbillijk. Op de conferentie van de Wethouders der groote gemeenten is de wensch uit gesproken, dat de brandstoffenverstrekking te Amsterdam, Rotterdam en Utrecht gedurende drie maanden zou plaats hebben en alleen te den Haag gedurende vier maanden. Waar Burgemeester en Wethouders voorstellen hier ter stede den maatregel te doen gelden voor vijf maanden, ',is er geen reden om bezwaar te maken, te meer omdat met April de winter toch voorbij is. De heer Sanders zegt, dat de reductie op de brandstoffen- prijzen moet worden beschouwd als een tegemoetkoming in de winterbehoeften, en dat October en April niet tot de wintermaanden kunnen worden gerekend. Zooals de heer Zuidema reeds memoreerde, zal die tegemoetkoming te Amster dam, Rotterdam en Utrecht worden beperkt tot de maanden December, Januari en Februari, terwijl Leiden volgens het voorstel van Burgemeester en Wethouders daar ver bovenuit zal gaan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 4