215
een derde gedeelte van die van het gebouw bedraagt, en
dat in ieder geval de achterzijde van elk gebouw over de
volle lengte van die zijde grenzen moet aan een open ruimte
van ten minste drie Meter diepte, gemeten van uit het aan
die zijde meest uitstekende gedeelte van het gebouw. Yan
deze bepalingen kunnen Burgemeester en Wethouders ont
heffing verleenen, doch alleen indien het perceel grenst aan
een of meer wegen, straten of openbare wateren van zoo
danige breedte, dat met inbegrip daarvan duurzaam open
ruimten, als hier bedoeld, worden verkregen, terwijl genoemd
College bovendien in zeer bijzondere gevallen ontheffing kan
verleenen, wanneer het betreft het geheel of voor een ge
deelte vernieuwen van tot woning bestemde gebouwen bin
nen den singelrand.
Het is wenschelijk gebleken, dat de bevoegdheid van
Burgemeester en Wethouders, om van het voorschrift van
art. 21 ontheffing te verleenen, eenigermate worde verruimd.
Het geval toch doet zich voor, dat het thans naar de let
ter van de verordening niet mogelijk is, toe te staan, dat
in de tuintjes achter de woningen van een bouwblok van
een der woningbouwvereenigingen schuurtjes voor brand
stoffen, als anderszins, worden gebouwd, omdat alsdan de
diepte van de open ruimte achter de woningen geen drie
Meter meer zoude bedragen en de verordening in casu
geen ontheffing van de desbetreffende bepaling toelaat. De
toetreding van lucht en daglicht in de woning zou evenwel
door de aanwezigheid van de bedoelde schuurtjes, welke
slechts een geringe hoogte hebben, in het minst niet wor
den belemmerd; de open ruimten achter de huizen toch
vormen, zooals de ter inzage liggende teekening doet zien,
gezamenlijk het open binnenterrein van het bouwblok. Stond
de verordening zulks in het onderhavige geval toe, er zou
tegen het verleenen van ontheffing ten behoeve van den
bouw der, overigens vrijwel onmisbare, schuurtjes dan ook
niet het geringste bezwaar bestaan.
Waar gevallen, als hier in het kort omschreven, zich her
haaldelijk kunnen voordoen en de tegenwoordige redactie
van art. 21, voorzooveel de ontheffingsbevoegdheid betreft,
dan aan een praktische en naar de bedoeling van het arti
kel ook volkomen geoorloofde toepassing daarvan in den
weg staat, komt het Burgemeester en Wethouders, zoowel
als de Commissie van Fabricage en onze Commissie, ge-
wenscht voor, de laatste twee leden van art. 21 der veror
dening op het Bouwen en Sloopen te vervangen door de
eenvoudige bepaling, dat Burgemeester en Wethouders ge-
heele of gedeeltelijke ontheffing van genoemd artikel kun
nen verleenen.
Mitsdien geven wij Uwe Vergadering in overweging over
te gaan tot vaststelling van de navolgende verordening:
VERORDENING,
houdende wijziging van de verordening van 12 October 1905
(Gemeenteblad no. 25) op het Bouwen en Sloopen
laatstelijk gewijzigd bij verordening van
16 Juni 1924 (Gemeenteblad no. 15).
Benig Artikel.
Het derde lid van artikel 21 van bovengenoemde ver
ordening wordt gelezen als volgt:
„Burgemeester en Wethouders kunnen van de bepalingen
van dit artikel geheele of gedeeltelijke ontheffing verleenen."
Het vierde lid van artikel 21 vervalt.
De Commissie voor de Strafverordeningen,
N. O. de Gijselaar, Voorzitter.
E. Schotman, Secretaris.
Aan den Gemeenteraad.
Nn. 289. Leiden, 3 November 1924.
In Augustus des voiigen jaars bereikte ons College een
verzoek van de Amsterdamsche vereeniging „Zomers Buiten",
om eenige huisjes van haar te huren, ten einde aan zwakke
gezinnen de gelegenheid te geven eenigen tijd buiten door
te brengen.
Aangezien het ons niet wenschelijk voorkwam, om deze
gezinnen ver van de gemeente verblijf te doen houden èn
omdat zij dat zelf niet aangenaam zouden vinden èn omdat
dan contröle onzerzijds bijna geheel ontbrak, deelden wij
aan de vereeniging mede, dat wij geen aanleiding konden
vinden op haar verzoek in te gaan.
Thans doet zich echter de gelegenheid voor, om iets in
deze richting te doen en wel in de onmiddellijke nabijheid
van onze gemeente.
De Leidsche vereeniging „Zomers Buiten" biedt thans
een 4-tal gemeubileerde woningen te Katwijk te huur aan
en wel voor het najaar, den winter en het voorjaar,
tegen den prijs van 35.per maand.
De Directeur van den Gemeentelijken Geneeskundigen
Dienst stelt bij zijn rapport van 26 Mei j.l. voor op deze
aanbieding in té gaan.
Met de motieven door genoemden Directeur aangevoerd,
kunnen wij ons geheel vereenigen, niet echter met de voor
waarden van verhuring.
Ook wij achten, met de Commissie voor den Geneeskun
digen Dienst,-een huurprijs van 35.per maand te hoog.
Zeer terecht toch zegt de Commissie, dat de gemeente niet
mag achterstaan bij de leden. De gemeente is door haar
voorschot van 5000.tegen een rente van 4 evengoed
bij de vereeniging finantieel geïnteresseerd als de leden, die
hun contributie betalen. Waarom dan van de gemeente een
hoogeren huurprijs verlangd dan van de leden Het komt
ons dan ook voor dat, waar de leden 7.50 per week be
talen voor een verblijf gedurende den zomer, de gemeente
volstaan kan met een bedrag van ƒ6.per week gedurende
het najaar, den winter en het voorjaar.
De vereeniging heeft hierin toegestemd, doch verlangt, dat
telkens wanneer een nieuw gezin een der woningen betrekt,
een bedrag van 10.zal worden gestort als waarborgsom
voor e. v. beschadiging van het meubilair als anderszins.
Het is echter ons voornemen dit bedrag te doen storten door
de huurders der huisjes, als een prikkel om het daarin
aanwezig meubilair in goeden staat te houden en niet te
verwaarloozen. Zij, die dus de noodige zorg aan het meubi
lair besteden, ontvangen de waarborgsom in haar geheel terug.
Wat het door den Directeur aangevraagde bedrag van
1000.betreft, meenen wij, dat met eén bedrag van
500.kan worden volstaan. Zooals uit het advies van de
Commissie van den Geneeskundigen Dienst blijkt, kunnen
voor dat bedrag gedurende ruim 4 maanden alle huisjes
worden gehuurd, d. w. z. voor het voor- en najaar. In den
winter zal uit den aard der zaak niet veel trek naar een
buitenverblijf bestaan.
Wij geven Uwe Vergadering derhalve in overweging:
a ons College te machtigen met de vereeniging „Zomers
Buiten" eene overeenkomst aan te gaan betreffende de huur
van de aan die vereeniging toebehoorende en in Katwijk
gelegen huisjes, ten einde daarin zwakke gezinnen gedurende
eenigen tijd te doen verblijven en wel tegen een huurprijs
van 6.per week.
b te bepalen, dat voor de huisvesting van deze gezinnen
per jaar ten hoogste ƒ500.zal worden besteed.
Ten slotte kunnen wij U mededeelen, dat het in ons
voornemen ligt van de daarvoor in aanmerking komende
gezinnen een bijdrage naar draagkracht te vorderen in
den door de gemeente te betalen huurprijs.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 290. Leiden, 4 November 1924.
De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te
deelen, dat zij tegen'de navolgende, in haie handen gestelde
stukken geene bedenkingen heeft:
1°. Rekening over 1923 van het Leidsch Muziekcorps;
2°. Suppletoire begrooting, dienst 1923, van het Gerefor
meerde Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis;
3°. Rekening over 1923 van die instelling.
Zij stelt U derhalve voor tot goedkeuring van die stuk
ken te besluiten.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
N°. 291. Leiden, 4 November 1924.
De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te
deelen, dat zij, indien de Raad de benoodigde gelden beschik
baar stelt voor de verbetering van den Rijnsburgerweg overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders opge
nomen onder No. 274 der Ingekomen Stukken en besluit tot
aanvaarding van de daarbij in uitzicht gestelde bijdragen,
zij tegen den daarbij overgelegden begrootingsstaat geene
bedenking heeft.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.