GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
203
LHCIEK«!IEX NUKKEN.
N°. 274. Leiden, 20 October 1924.
Zooals U bekend is, werd in Uwe Vergadering van
31 October 1921 aangenomen ons voorstel van 21 October
tevoren (Ingek. Stukken No. 343), om een bedrag van
75000.beschikbaar te stellen ten behoeve van de ver
betering van den Rijnsburgerweg tusschen de Poelbrug en
den VVarmonderweg.
Deze wegverbetering beoogde het maken van een 3 M.
breed verhoogd trottoir achter de boomenrij aan de Noord
oostzijde, het rooien van die boomenrij en de vervanging
daarvan door nieuwe boomen op een afstand van 0.75 M.
in N.O. richting van de bestaande en daarnaast het aanleggen
van een rijwielpad, breed 2 M. Het bestrate rijvlak behield
dan aan den N.O. kant zijn bestaande breedte en kon verder
aan de Z.W.zijde verbreed worden door de bestrating door
te trekken tot de buitenste rail van het tramspoor.
De totale breedte van den weg zou daardoor van 7 M.
worden gebracht op 13 M.
Reeds bij de behandeling van ons voorstel bleek, dat hier
slechts van een partieële verbetering van den weg sprake
was en dat wij het voornemen hadden na de tot stand
koming daarvan, te trachten eene definitieve verbetering te
verkrijgen door demping van de sloot aan den Z. W. kant
van den weg.
Berst thans, na ongeveer 3 jaren te hebben besteed aan
het opmaken en uitwerken van plannen, het correspondee-
ren en confereeren met verschillende personen en lichamen,
is het ons mogelijk Uwe Vergadering een plan voor te leg
gen tot definitieve verbetering van den Rijnsburgerweg,
een plan dat zeer veel afwijkt van het vroegere, dat in alle
opzichten voldoet aan de eischen, die men aan een grooten
verkeersweg redelijkerwijs stellen mag en dat zich niet
slechts uitstrekt tot de grens van onze gemeente (War-
monderweg), maar tot de Deutzstraat nabij den Rijksstraat
weg van 's-Gravenhage naar Haarlem onder de gemeente
Oegstgeest.
Wij zullen trachten zoo kort en duidelijk mogelijk weer
te geven de geschiedenis, die aan de tot standkoming van
dit plan is voorafgegaan. De motieven, die ons tot hét in
dienen van een voorstel tot verbetering van den Rijnsbur
gerweg hebben geleid, zijn reeds voldoende weergegeven in
ons voorstel van 21 October 1921 (Ingek. Stukken no. 343).
In de zitting van 31 October 1921, waarin ons voorstel
tot voorloopige verbetering van den Rijnsburgerweg werd
aangenomen, werd tevens behandeld een adres van den
heer H. J. Jesse, waarin deze zijn bezwaren kenbaar maakte
tegen de rooiïng van de rij boomen tusschen de Poelbrug
en den Warmonderweg en er op wees. dat daardoor een der
schoonste toegangswegen tot de stad ernstig zou worden
verminkt.
Ook Uw medelid, de heer Knuttel, sprak er, bij de behan
deling van ons voorstel, zijn verwondering over uit, dat hier
het leven aan een aantal mooie boomen zou worden ont
nomen, alleen terwille van een wegverbreeding met 75 cM.
En ten slotte ontving ons College een schrijven van den
Inspecteur van het Staatsboschbeheer, waarin de toezending
verzocht werd van een afschrift van het desbetreffend raads
besluit, met vermelding van de motieven, die de verwijde
ring van de boomen noodzakelijk maakten.
Dit schrijven, dat ons voorkwam te zijn een dreigement
met een kapverbod, stelden wij in handen van onzen Direc
teur der Gemeentewerken en voegden daar tevens bij een
met verzoek om advies in onze handen gesteld adres van
den heer Jesse voornoemd, thans gericht aan de Gedeputeerde
Staten dezer provincie, en waarbij geheele of gedeeltelijke
vernietiging van het bovenbedoeld raadsbesluit werd verzocht.
Intussehen hadden wij bij de Directie der Noord-Zuid-
Hollandsche Tramweg-Maatschapij aangedrongen op bestra
ting van het buitenspoor van den tramweg aan de Z. W.-
zijde van den weg, waardoor het rijvlak aanmerkelijk zou
worden verbreed.
De Directie deelde ons echter mede, dat zij daartoe slechts
noode hare medewerking zou verieenen, doch bereid was
een belangrijk financieel offer te brengen, indien de gemeente
kon besluiten tot de uitvoering van een plan tot algeheele
verbetering van den weg, waarbij haar, door demping van
de Z. W. sloot, een vrije baan werd verzekerd.
Deze mededeeling deed de volledige wegverbetering, vooral
ook na het daaromtrent door den Directeur der Gemeente
werken uitgebracht rapport, weder bij ons op den voorgrond
treden en gaf ons aanleiding om nog eens ernstig te over
wegen, of deze aangelegenheid toch wellicht niet, met finan-
ciëele hulp ook van andere zijde, tot eene algeheele oplos
sing was te brengen. Zonder die hulp achtten wij zulks met
het oog op den financiëelen toestand van de gemeente niet
verantwoord.
Wij besloten daarom den Directeur der Gemeentewerken
te verzoeken een volledig plan tot verbetering van den weg
te ontwerpen en aan ons College met een begrooting van
kosten in te dienen, terwijl wij den Inspecteur van het
Boschbeheer mededeelden, dat het op 31 October genomen
raadsbesluit voorloopig niet zou worden uitgevoerd en dat
de bewuste boomenrij niet zonder voorafgaande kennis
geving zou worden verwijderd.
Met het ontwerpen van nieuwe plannen werd door den
Directeur der Gemeentewerken de noodige spoed betracht.
Immers reeds binnen e< n maand kwamen de nieuwe plannen in.
Bij het eerste plan (B) is gedacht aan een vrije trambaan
van 5 50 M. aan de Z. W. zijde van den weg, daarnaast een
voetpad van 2.50 M., een rijweg van 7 M., een rijwielpad
van 2.75 M., een boomenrij van 0.75 M. eu een voetpad
(N. O.-zijde) van 3 M. De totale breedte van den weg,
inclusief de onbestrate vrije trambaan, zou derhalve bedragen
21.50 M.
Bij uitvoering van dit plan zou de bestaande boomenrij
moeten worden verwijderd en vervangen door een
nieuwen aanplant.
Het tweede plan (D1) geeft een geheel ander aanzien
aan den weg.
Het snelverkeer tramtreinen, automobielen enz. is
naar het midden gebracht, zoodanig dat daarvoor in elk
der beide richtingen een breedte beschikbaar is van 3.37M.
(totaal 6.75 M.), daarnaast aan beide zijden een rijweg voor
gewone rij- en voertuigen van 3 M.; een rijwielpad en een voet
pad. Deze beide paden hebben aan de N.O.-zijde een breedte
van resp. 1.75 en 2.25 M. en aan de Z.W.-zijde van 1.50
en 2 M. Bij dit plan blijft de bestaande boomenrij behouden.
De aan de uitvoering van dit plan verbonden kosten
zouden bedragen 210.000,terwijl die kosten bij uitvoe
ring van plan B, wegens het niet bestraten van de tram
baan, 20.000.lager zouden zijn.
De Directie van de N. Z. H. T. M., hoewel uit den aard
der zaak plan B het meest toejuichende, verklaarde zich
toch met de uitvoering van plan D1 te kunnen vereenigen.
Hare bijdrage zou, ongerekend de ten laste van de maat
schappij komende en harerzijds uit te voeren spoorwerken,
in het eerste geval 30.000 in het tweede geval echter
slechts 20.000.kunnen zijn.
Ons College stond nu voor de keuze tusschen beide plannen.
Zeer moeilijk was die keuze echter niet.
Met de Commissie van Fabricage waren wij toch van
oordeel dat plan D1 zooveel voordeelen bood boven plan B,
dat wij aan eerstgenoemd plan onvoorwaardelijk de voor
keur gaven.
Immers bij uitvoering van plan B zou de weg wel in
naam een breedte verkrijgen van 211/2 M., doch inderdaad
slechts van 16 M. Bovendien achtte de Directie van de
N.Z.H.T.M. een baanbreedte van 5'/2 M. te genng en wenschte
zij die gebracht te zien op 6.75 M., waardoor de eigenlijke
breedte van den weg weder met 1.25 M. zou verminderen.
Daarbij komt. dat de tram dan vlak langs de grenzen der
perceelen aan de Z. W.-zijde zou loopen, hetgeen zeer zeker
niet zonder gevaar zou zijn, terwijl ernstig verzet van de
zijde der bewoners zeker niet zou uitblijven.
En ten slotte zou de bewuste boomenrij, tegen wier
rooiing reeds zoovele bezwaren waren gerezen, toch moeten
verdwijnen.
Plan D' daartegen sluit zich bijna geheel aan bij het
profiel van het gedeelte vau den weg, gelegen tusschen het
Station en de Poelbrug, zoodat een zeer scherpe en dus
gevaarlijke bocht in de trambaan bij die brug kan worden
vermeden.
De breedte voor het tramverkeer kan tevens benut wor
den voor het snelverkeer, het meer langzame rijverkeer
komt minder in het gedrang, en het geheele verkeer kan
geleid worden in beide richtingen, n.l. de N. O.-zijde in de
richting Oegstgeest; de Z.W.-zijde in de richting Leiden.
En zooals gezegd de bestaande boomenrij blijft bij
uitvoering van dit plan behouden.
Het eenige nadeel, aan dit plan verbonden, n.l. het in-
en uitstappen bij de halten op het midden van den rijweg,
kan gemakkelijk worden ondervangen door het aanbrengen
naast de tramsporen van verhoogde vluchtheuvels in lang-
gerekfen vorm, breed 1 M. en des avonds behoorlijk
verlicht.
Hoewel de keuze tusschen beide plannen dus voor ons
College niet zeer moeilijk was, viel toch nog én bezwaar
en wel een zeer groot bezwaar te overwinnen, n.l. het
kostenbedrag.
Uwe Vergadering had wel reeds een bedrag van 75000.
voor deze wegverbetering gevoteerd, doch wij stonden voor