GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
kk(i)i i:\ sTriiKi:\.
191
Nu. 253. Leiden, 19 September 1924.
In aansluiting aan ons voorstel inzake de stichting van
een nieuw politiebureau en de daarmede verband houdende
verbouwing van het gebouw der Bank van Leening (Ingek.
Stukken No. 77 van 1923) hebben wij de eer Uwe Ver
gadering mede te deelen, dat ten behoeve van de Bank
moest worden beschikt over de benedenverdieping van het
perceel Nieuwsteeg 4a en dat de bovenwoning van dat pand
eenige herstellingen heeft ondergaan, waardoor deze in den
vervolge een belangrijk hoogeren huurprijs kan opbrengen
dan tot dusverre 4.per week).
Als gegadigde voor de herstelde bovenwoning heeft zich
aangemeld de ambtenaar ter Gemeente-Secretarie A. van
Laarhoven, die met den gevraagden huurprijs ad 400.
instemt en ook met de verder te stellen voorwaarden
accoord gaat.
Onder verwijzing naar de in de Leeskamer ter visie liggende
stukken geven wij Uwe Vergadering, in overeenstemming
met het advies van de Commissie van Fabricage en van
Commissarissen der Gemeentelijke Bank van Leening, in
overweging de bovenwoning van het perceel Nieuwsteeg 4a
tegen een huurprijs van ƒ400.per jaar te verhuren aan
A. van Laarhoven tot en met 30 April 1926, ingaande op een door
ons College te bepalen datum, onder bepaling dat de huur
daarna geacht wordt telkens voor den tijd van één jaar te
zijn verlengd indien zij niet drie maanden te voren door
een der partijen is opgezegd, en verder onder de voor
waarden in de in de Leeskamer ter visie liggende concept-
overeenkomst aangegeven.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 254. Leiden, 19 September 1924.
Bij Uw besluit van den 21en Juni 1920 (Ingek. Stukken
no. 195) werd het winkelhuis aan de Breestraat no. 92 met
ingang van den 15en September d. a. v. voor den tijd van
vijf jaren, derhalve tot 15 September 1925, verhuurd aan
A. B. Timmerman, tegen een jaarlijkschen huurprijs van
800.—.
Blijkens de in de Leeskamer ter visie gelegde adressen
ziet genoemde huurder zich gaarne tusschentijds van zijn
verbintenis ontslagen, en verzoekt zijn zoon, B. J. Timmerman,
in diens plaats als huurder van het pand voor den tijd van
vijf jaren tegen denzelfden huurprijs in aanmerking te mogen
komen.
Hiertegen bestaat bij ons College geen bezwaar, zoodat
wij Uwe Vergadering, in overeenstemming met het advies
van de Commissie van Fabricage en onder verwijzing naar
de in de Leeskamer ter visie liggende stukken, in over
weging geven:
1°. te ontbinden, met ingang van een door ons Col
lege te bepalen datum, de met A. B. Timmerman loopende
overeenkomst inzake de verhuring van het winkelhuis aan
de Breestraat no. 92;
2°. het winkelhuis aan de Breestraat no. 92 tegen een
huurprijs van 800.per jaar te verhuren aan B. J.
Timmerman tot en met 30 April 1930, ingaande op een
door ons College te bepalen datum, onder bepaling, dat de
huur daarna geacht wordt telkens voor den tijd van één
jaar te zijn verlengd indien zij niet drie maanden te voren
door een der partijen is opgezegd en verder onder de voor
waarden, in de in de Leeskamer ter visie liggende concept
overeenkomst aangegeven.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 255. Leiden, 19 September 1924.
Bij het hieronder afgedrukt adres verzoekt het bestuur
van het Nederlandsch Instituut voor Volkshuisvesting en
Stedebouw U om aan het Instituut een subsidie toe te
kennen, of, zoo daartegen overwegende bezwaren bestaan,
de gemeente als lid te doen toetreden.
Blijkens de in de Leeskamer ter visie liggende Statuten
en het Huishoudelijk Reglement zou het lidmaatschap voor
onze gemeente een jaarlijksche uitgaaf van ƒ100.mee
brengen, terwijl het bedrag der subsidie uiteraard niet is
bepaald. In de Leeskamer treft men verder aan een opgaaf
van de voornaamste werkzaamheden van het Instituut sedert
zijne oprichting.
Hoewel wij het werk van het Instituut waardeeren en het
zouden betreuren, indien dit lichaam tengevolge van finan-
cieele omstandigheden moest worden opgeheven, zoo kunnen
wij toch geen vrijheid vinden tot inwilliging van het verzoek
te adviseeren.
Zooals uit het overzicht van de verrichtingen van het
Instituut blijkt, bemoeit dit zich met meer algemeene vraag
stukken, die zeker niet van belang zijn ontbloot, doch waarbij
onze gemeente slechts in verwijderd verband is betrokken.
Een rechtstreékscli belang van de gemeente Leiden bij de werk
zaamheid van het Instituut is dan ook niet aan te wijzen.
En aangezien nu de Yereeniging van Nederlandsche Ge
meenten, waarvan Leiden wel deel uitmaakt, zich ook reeds
meer of minder op het gebied van het Instituut beweegt,
achten wij het niet verantwoord in de tegenwoordige om
standigheden, nu alle uitgaven, die niet strikt noodzakelijk
zijn, moeten worden vermeden, bovendien nog gelden ten
behoeve van genoemd Instituut beschikbaar te stellen. Dit
is ook in overeenstemming met de gedragslijn, die blijkens
het medegedeelde in Ingekomen Stuk No. 244 ten geleide
van de concept-begrooting voor het jaar 1925, tegenover
andere vereenigingen wordt gevolgd. Wij schreven daarin,
dat door ons College was besloten maatregelen te treffen, om
slechts die subsidies en bijdragen aan vereenigingen en
instellingen op de begrooting uit te trekken, die voor de
behartiging van de belangen der gemeente beslist nood
zakelijk zijn.
Daar komt bij, dat, zoo er al ooit voor onze gemeente
aanleiding bestaan heeft het Instituut financieel te steunen,
daartoe in elk geval thans, nu de ergste woningnood na de
voltooiing van de in uitvoering en in voorbereiding zijnde
plannen als gelenigd mag worden beschouwd, nog veel
minder reden aanwezig is.
Ook de Rijksregeering verleent aan het Instituut geen
subsidie meer, hoewel de instandhouding van het Instituut
toch ongetwijfeld meer een algemeen dan een lokaal belang
is te achten.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging op
het verzoek van het bestuur van het Nederlandsch Instituut
voor Volkshuisvesting en Stedebouw om aan het Instituut
een subsidie toe te kennen of als lid toe te treden, afwijzend
te beschikken.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der gemeente Leiden.
Edelachtbare Heeren.
Het bestuur van het Nederlandsch Instituut voor Volks
huisvesting en Stedebouw neemt hierbij de vrijheid Uw
College te verzoeken, dat vanwege Uw gemeente een subsidie
aan het Instituut wordt toegekend.
Het Nederlandsch Instituut voor Volkshuisvesting en
Stedebouw is er, naar het bestuur meent, in geslaagd het
middelpunt te vormen voor allen, die in de zaak der volks
huisvesting belang stellen. Het heeft aan deze belangrijke
aangelegenheid in zijn tijdschrift, zijn publicaties, zijn ver
gaderingen steeds volle aandacht gewijd. Het tijdschrift
meenen wij als bekend te mogen veronderstellen. Wie het
volgt, blijft op de hoogte van alles, wat er op het gebied
der volkshuisvesting in ons land en daarbuiten geschiedt.
Leden en subsidieerende lichamen ontvangen het tijdschrift
toegezonden.
Al moge het vraagstuk der volkshuisvesting in een geheel
ander stadium zijn gekomen dan eenige jaren geleden, het
blijft niettemin in alle gemeenten zijn volle beteekenis
behouden.
De beteekenis van het Instituut is toegenomen, sedert
meer en meer de aandacht ook aan den stedebouw is gewijd.
Dit laatste vond zijn officiëele bevestiging, toen de jaar
vergadering van 1923 besloot, den naam van het Instituut
te veranderen in Nederlandsch Instituut voor Volkshuis
vesting en Stedebouw en een Stedebouwkundigen Raad,
benevens een Afdeeling voor Stedebouw in het leven te roepen.
De Stedebouwkundige Raad mag. door zijn samenstelling
worden geacht representatief te zijn.
Wij vestigen er uw aandacht op, dat „stedebouw" niet,
zooals de term zou doen vermoeden, alleen op werkelijke
steden betrekking heeft. Ook voor kleine gemeenten komt
meer en meer het belang naar voren van het tijdig onder
het oog zien van oordeelkundige uitbreiding, keuze van
terreinen voor zich vestigende industrie, verkeersvraag-
stukken (meer dan ooit van beteekenis bij het zich ont
wikkelend autoverkeer), behoud van natuurschoon.