188 Art. 3. De nadere regeling van de inrichting en werking van den Dienst geschiedt bij een reglement, door Burgemeester en Wethouders vastgesteld, de Commissie bedoeld in artikel 13 gehoord. Het reglement wordt aan den Baad medegedeeld. Van de Arbeidsbemiddeling. Art. 4. De Dienst is werkzaam als gemeentelijke en districts arbeidsbeurs en als zoodanig werkgevers en werknemers behulpzaam bij het zoeken naar werkkrachten en arbeid. Art. 5. Bij aanwijzing van een door werkstaking opengekomen plaats zal hiervan aan den werknemer, bij aanwijzing van een door uitsluiting werkloos geworden werkman zal hiervan aan den werkgever mededeeling worden gedaan. Art. 6. De hulp van den Dienst geschiedt kosteloos. Van de Werkloosheidsverzekering. Art. 7. De Dienst is belast met de werkzaamheden, welke voor de gemeente voortvloeien uit het Werkloosheidsbesluit 1917 en uit alle wetten, besluiten en voorschriften, welke op de werkloosheidsverzekering betrekking hebben. Van de Werkverschaffing. Art. 8. De Dienst is belast met de administratieve voorbereiding van werkverschaffingen en met de tewerkstelling van werk- loozen daarbij. Van de Steunverleeniiig. Art. 9. Indien en voorzoolang een bijzondere steunregeling wordt ingesteld voor werkloozen, wordt de Dienst met de werk zaamheden belast, die uit die regeling voortvloeien. Art. 10. Voor den in artikel 9 bedoelden steun kunnen in aan merking komen de onvrijwillig geheel of gedeeltelijke werk- looze, valide personen, die: a. lid zijnde van een werkloozenkas, nog niet of niet meer rechthebbend zijn op een uitkeering uit die werkloozenkas. b. ten minste drie maanden lid zijn van een vakvereeni- ging, waaraan om speciale redenen geen werkloozenkas is verbonden. c. op andere wijze getracht hebben zich tegen werkloosheid te voorzien. d. als ambtenaar tijdelijk of los in gemeentedienst werk zaam zijn geweest en geen wachtgeld genieten. Art. 11. Voor de beantwoording van de vraag, of en in welke mate steun zal worden verleend, wordt elk geval op zichzelf beoordeeld. Van de Emigratie. Art. 12. Ten aanzien van de emigratie verleent de Dienst steun en voorlichting aan werklooze arbeiders bij vestiging bui tenslands. Van de Commissie van Advies. Art. 13. 1. Er wordt ingesteld een Commissie van Advies voor Sociale Zaken. 2. De Commissie dient Burgemeester en Wethouders van voorlichting, hetzij desgevraagd, hetzij eigener beweging. 3. De Commissie bestaat behalve de Voorzitter'uit 15 leden. 4. De Voorzitter wordt door Burgemeester en Wethouders uit hun midden aangewezen. 5. Bij de benoeming van de leden houden Burgemeester en Wethouders er rekening mede, dat tenminste twee leden worden gekozen uit den Gemeenteraad, vijf uit de werk gevers en vijf uit de werknemers, in de beide laatste gevallen de plaatselijke organisaties gehoord. De drie resteerende leden zijn te hunner vrije keuze. Art. 14. Met uitzondering van den Voorzitter hebben de leden zitting voor den tijd van drie jaren. Elk jaar treedt een derde gedeelte der leden, volgens een op te maken rooster, af, voor het eerst op 1 Januari 1926. Art. 15. 1. De Commissie verdeelt zich in Subcommissies voor de afzonderlijke voorbereiding van de in artikel 1 sub age noemde aangelegenheden. In deze Subcommissies bekleedt de Voorzitter der Commissie het Voorzitterschap. 2. Op verzoek van de Commissie kunnen Burgemeester en Wethouders ook personen buiten de Commissie als tijde lijk lid van een Subcommissie aanwijzen. Art. 16. Op verzoek van den Voorzitter woont de Directeur van van den Dienst de vergaderingen van de Commissie en van de Subcommissies bij. Art. 17. Aan de Commissie wordt door Burgemeester en Wet houders een Secretaris toegevoegd, aan wien een door Burge meester en Wethouders te bepalen vergoeding kan worden toegekend. Art. 18. De werkwijze van de Commissie en van de Subcommissies wordt geregeld bij een reglement, door Burgemeester en Wethouders vast te stellen, de Commissie gehoord. Slotartikel. Art. 19. 1. Deze verordening treedt in werking op een door Burgemeester en Wethouders te bepalen tijdstip. 2. Alsdan vervalt de verordening van 2 November 1905 (Gemeenteblad No. 29) tot Tegeling van de Arbeidsbeurs der gemeente Leiden, laatstelijk gewijzigd bij verordening van 29 December 1919 (Gemeenteblad No. 51.) 3. Het bestuur van de Gemeentelijke Arbeidsbeurs, dat zitting heeft op het oogenblik van het in werking treden van deze verordening, wordt geacht op dat oogenblik te zijn afgetreden. Leiden, 6 September 1924. Naar aanleiding van het in handen onzer Commissie om advies gestelde ontwerp-voorstel met bijbehoorende ontwerp verordening in zake instelling van een Dienst voor Sociale Zaken, hebben wij de eer U mede te deelen, dat onze Commissie het beginsel tot samenvoeging en centraliseering van de thans verspreide diensten „arbeidsbeurs, werkloos heidsverzekering, werkverschaffing en steunverleeniiig" zeer toejuicht en dat zij zich met de aan liet slot van dat ontwerp-voorstel onder 1 tot en met 5 vermelde punten, behoudens de hierna gemaakte opmerkingen voor zooveel punt 2 betreft, volkomen kan vereenigen. Art. 2 der ontwerp-verordening. De meerderheid onzer Commissie vraagt zich af, waarom de Directeur van den Dienst door Burgemeester en Wet houders moet worden benoemd. Zij meent dat, evenals ten opzichte van alle andere directeuren hoofden van takken van dienst het benoemingsrecht bij den Baad berust en dat in verband met de belangrijkheid der betrekking in casu geen aanleiding bestaat deze bevoegdheid aan Burge meester en Wethouders te delegeeren. In tegenstelling met de in het ontwerp-voorstel gemaakte vergelijking met het secretarie-personeel zou de Commissie een vergelijking willen maken met den Directeur van den Geneeskundigen Dienst. De meerderheid der Commissie acht het ten opzichte van de onderhavige betrekking dan ook gewenscht, dat de be noeming op voordracht of aanbeveling van Burgemeester en Wethouders door den Baad plaats heeft. De zeggenschap, die de Baad in de keuze van den Directeur behoort te hebben, acht de Commissie voor het ondergeschikte perso neel niet noodig. De minderheid in onze Commissie hoewel in het alge meen de meening van de meerderheid der Commissie kunnende onderschrijven zou, alvorens zich positief voor eene be- it -

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 4