187
wij de organisatie van den Dienst hebben neergelegd.
Hoewel verschillende van de hierbedoelde werkzaamheden
krachtens de wet als anderszins tot de bevoegdheid van
Burgemeester en Wethouders behooren, meenen wij toch
alles in een verordening te moeten onderbrengen, welke
door den Baad wordt vastgesteld.
Ook de regeling van de samenstelling van de Commissie
van Advies, die wij in deze sociaal-technische aangelegenheden
niet kunnen ontberen, meenen wij aan den Baad te moeten
overlaten.
De aanstelling van het personeel van den Dienst zal naar
analogie van het Secretariepersoneel, waarmede het in
hoofdzaak is te vergelijken, kunnen worden overgelaten
aan Burgemeester en Wethouders, die ook de nadere rege
ling van den Dienst (Art. 3) en de instructie van den Di
recteur vaststellen.
De Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen,
wier gevoelen wij over ons voorstel inwonnen en die zich
bij haar hierachter afgedrukt advies over het algemeen
zeer wel met ons voorstel kan vereenigen, acht het, althans
in hare meerderheid, gewenscht, dat de benoeming van den
Directeur op voordracht of aanbeveling van ons College
door Uwe Vergadering plaats heeft. De meerderheid toch
is van oordeel, dat evenals ten opzichte van alle andere
Directeuren hoofden van takken van dienst het be
noemingsrecht bij Uwe Vergadering berust en dat in verband
met de belangrijkheid van de betrekking in casu geen aan
leiding bestaat deze bevoegdheid aan Burgemeester en Wet
houders te delegeeren.
Het komt ons voor, dat de meerderheid der Commissie hier
voorbij ziet de speciale aard der betrekking in casu. Ben belang
rijk onderdeel van den nieuwen dienst heeft toch betrekking op
de werkloosheidsverzekering en wat daarmede samenhangt.
Die werkloosheidsverzekering berust, zooals wij boven reeds
opmerkten, sedert een 7-tal jaren op het Werkloosheidsbesluit
3.917, een algemeenen maatregel van bestuur, waarin de Bijks-
regeling nopens de werkloosheidsverzekering is neergelegd. Tot
die Bijksregeling is onze gemeente bij Uw besluit van 18 Januari
1917 (Ingekomen Stukken Ho. 31) toegetreden, in verband
waarmede het Gemeentelijk Werkloozenfonds werd opgeheven.
Krachtens artikel 126 der Gemeentewet kwam toen de uit
voering van de nieuwe regeling geheel aan ons College. En
waar dit het geval is, dient ook de benoeming van den
Directeur, voorzooveel de werkloosheidsverzekering be
treft, bij ons College te berusten. Hu zou men natuur
lijk, teneinde deze moeilijkheid te ontgaan, alles, wat
op de werkloosheidsverzekering betrekking heeft, aan den
nieuwen dienst kunnen onttrekken, doch dan zou het
gevolg zijn, dat de dienst, door onttrekking van een
belangrijk onderdeel, nog vóór hare in werking treding
grootendeels werd ontwricht en het doel, hetwelk men
bij de oprichting voor oogen had, centralisatie en een
heid in de leiding op het gebied van de bemoeiingen met
die sociale aangelegenheden, welke betrekking hebben op
de arbeidsmarkt en de werkloosheidsbestrijding, niet werd
bereikt.
Tenopzichte van een ander onderdeel, de steun verleening,
is de aanwijzing van den persoon, met de uitvoering daar
van belast, tot nog toe in handen van ons College geweest.
Aanleiding, om hierin verandering te brengen achten wij
niet aanwezig.
Op grond van een en ander is het derhalve, daargelaten
de principiëele vraag, of het benoemingsrecht aan den Baad
moet toekomen of aan Burgemeester en Wethouders moet
worden overgelaten, in casu alleszins rationeel, dat de Di
recteur van den nieuwen dienst niet door Uwe Vergadering,
doch door ons College wordt benoemd.
In de artikelen 46 is de taak der arbeidsbemiddeling
omschreven en zijn eenige principiëele punten dienaangaande
vastgelegd. Wat de Werkloosheidsverzekering betreft (arti
kel 7) kan worden volstaan met te verwijzen naar het
Werkloosheidsbesluit 1917, dat ten deze beslissend is.
Bij de Werkverschaffing (artikel 8) zal de Dienst de
administratieve voorbereiding hebben te behandelen. De
technische toch zal in den regel van het Bureau Gemeente
werken uitgaan. Verder zal de Dienst, evenals thans de
Arbeidsbeurs, aanwijzingen doen van de te werk te stellen
werkloozen. In artikel 10 is in de mogelijkheid voorzien
van een bijzondere steunregeling voor bepaalde groepen van
werkloozen, die geacht worden niet bij het Burgerlijk Arm
bestuur thuis te behooren, in hoofdzaak degenen, die getoond
hebben zich een offer te willen getroosten ter voorziening
in de geldelijke gevolgen van werkloosheid. De groepen, die
hier in aanmerking komen, zijn in artikel 10 opgenoemd,
terwijl in artikel 11 een principiëel verschil tusschen dezen
steun en de uitkeering uit de werkloozenkas is vastgelegd.
De artikelen betreffende de Commissie van Advies ver-
eischen, na wat omtrent deze Commissie reeds is medege
deeld, weinig toelichting. Burgemeester en Wethouders zul
len bij de benoeming van leden naast vertegenwoordigers
van de verschillende bij deze aangelegenheden betrokken
belanghebbenden, vooral ook moeten letten op het deskun
dig karakter der Commissie.
Een aantal van 15 leden behalve de Voorzitter leek de
grens voor het waarborgen van een vlotte behandeling van
zaken.
Het tweede lid van artikel 15 opent de mogelijkheid, om
in bepaalde gevallen de Commissie tijdelijk uit te breiden.
De Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen is van
meening, dat de Commissie van Advies niet 2, doch 5 raads
leden moet tellen, zulks met het oog op de belangrijkheid
der commissie en omdat anders het contact tusschen Baad
en Commissie te gering is. Bovendien wordt, wanneer de
commissie 5 raadsleden telt, de mogelijkheid geschapen, dat
de diverse politieke richtingen in den Baad in de commissie
kunnen worden vertegenwoordigd.
Ons College kan de meening van de Commissie voor de
Huishoudelijke Verordeningen niet deelen. Teneinde de ver
schillende richtingen in de vakbeweging in de commissie
vertegenwoordigd te doen zijn, is het aantal werknemers,
dat in de commissie zitting zal hebben, juist op 5 gebracht.
De verschillende politieke richtingen in den Baad behoeven
dus niet in de commissie vertegenwoordigd te zijn.
Veel gewenschter is het, en dit met het oog op de ver
schillende onderdeelen van den dienst, dat bijv. een medicus,
een paedagoog of iemand op de hoogte van psycho-techniek
in de commissie zitting heeft in verband met de behandeling
van allerlei vraagstukken, die zich meer en meer op sociaal
gebied zullen voordoen. Men denke slechts aan de beroeps
keuze. En juist teneinde dergelijke personen in de commissie
zitting te doen nemen, verdient het aanbeveling ons althans
met betrekking tot 3 leden vrijheid te laten. En dit zou niet
mogelijk zijn, indien 5 leden uit den Baad moesten worden
aangewezen, tenzij gepaard gaande met uitbreiding van het
reeds groot aantal leden (15) der commissie, een uitbreiding,
die trouwens, evenmin als aan ons College, aan de Commissie
voor de Huishoudelijke Verordeningen gewenscht voorkomt.
Haar aanleiding van bovenstaande geven wij Uwe Ver
gadering alsnu in overweging:
1. te besluiten tot instelling van een Gemeentelijken Dienst
voor Sociale Zaken onder leiding van een Directeur in den
'rang van Hoofd-Ambtenaar
2. vast te stellen de hieronder opgenomen ontwerp-ver-
ordening betreffende dezen Dienst;
3. in verband met art. 19 lid 3 dezer ontwerp-verordening
het bestuur van de Gemeentelijke Arbeidsbeurs dank te
betuigen voor de bewezen diensten;
4: den heer W. F. Schutter, Directeur van de gemeente
lijke Arbeidsbeurs, wegens opheffing van zijn betrekking, in
verband met de reorganisatie van den Dienst, waarbij hij
werkzaam is, eervol ontslag te verleenen;
5. Burgemeester en Wethouders te machtigen verder ten
deze het noodige te verrichten.
Aan den Gemeenteraad.
Burg. en Weth. van Leiden.
ONTWERP-VERORDENING
betreffende den Gemeentelijtien Dienst voor Sociale Zalcen.
Van den Dienst in het Algemeen.
Abt. 1.
1. Aan den Gemeentelijken Dienst voor Sociale Zaken
worden opgedragen de werkzaamheden betreffende:
a. de arbeidsbemiddeling.
b. de werkloosheidsverzekering.
c. de werkverschaffing.
d. de steunverleening.
e. de emigratie.
alle andere aangelegenheden, welke daarvoor naar het
oordeel van Burgemeester en Wethouders in aanmerking
komen.
2. De Dienst verzamelt statistische gegevens over de hem
opgedragen werkzaamheden.
Abt. 2.
1. De dagelijksche leiding van den Dienst is onder toezicht
van Burgemeester en Wethouders opgedragen aan een
Directeur, die door Burgemeester en Wethouders wordt
benoemd en ontslagen.
2. Het verder aan den dienst verbonden personeel wordt
eveneens benoemd en ontslagen door Burgemeester en Wet
houders.