GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
185'
I N« EKOIN EM STUKKEN.
]sjo 252. Leiden, 18 September 1924.
Eeeds geruimen tijd is bij ons College in overweging eene
reorganisatie van de wijze, waarop de behandeling van eenige
aangelegenheden van socialen aard plaats heeft.
Wij hebben hier het oog op de bemoeiingen van het
Gemeentebestuur met die sociale aangelegenheden, welke
betrekking hebben op de arbeidsmarkt en de werkloosheids
bestrijding. Deze zijn in den loop der laatste jaren aan
merkelijk uitgebreid. Een historisch overzicht dier bemoei
ingen moge hier volgen.
A. De Arbeidsbemiddeling.
Bij Raadsbesluit van 9 November 1905 (Ingekomen Stukken
No. 176) werd besloten tot oprichting van een Gemeentelijke
Arbeidsbeurs, welke ten doel heeft werkgevers en werknemers
behulpzaam te zijn bij het zoeken naar werkkrachten en
arbeid (Zie Verordening, opgenomen in Gemeenteblad No. 29
v^i 1905). De Beurs is tevens belast met het verzamelen
van statistische gegevens betreffende vraag naar- en aan
bod van arbeid. Het gaat hier dus om een overzicht te
krijgen van den stand der arbeidsmarkt en de arbeids
bemiddeling moet strekken om vraag en aanbod tot elkaar
te brengen.
Deze aangelegenheid was aanvankelijk een zuiver gemeente
lijke. In verband met de behoefte aan uitbouw en centrali
satie der arbeidsbemiddeling ten gevolge van de groote
werkloosheid na het uitbreken van den oorlog, heeft het
Rijk zich de arbeidsbemiddeling mede aangetrokken en de
communale bemiddeling uitgebreid tot een intercommunale
en internationale.
Bij Koninklijk Besluit van 19 September 1916 werd de
Rijkszorg te dezen aanzien opgedragen aan den thans
onder het Departement van Arbeid, Handel en Nijverheid
ressorteerenden Dienst der Werkloosheidsverzekering en
Arbeidsbemiddeling. Bij Koninklijk Besluit van 14 April 1911
werd een Centrale Rijksarbeidsbeurs ingesteld.
De toepassing van de betreffende gemeentelijke verorde
ning is door het Gemeentebestuur opgedragen aan den
Directeur en het personeel van de Gemeentelijke Arbeids
beurs, thans gevestigd op de Garenmarkt. Als Districts
arbeidsbeurs is zij tevens orgaan van de Rijksbemiddeling.
Onder deze Districtsbeurs ressorteeren 21 correspondent
schappen van buitengemeenten.
B. De Werkloosheidsverzekering.
Een tweede onderwerp van sociale zorg betreft de Werk-
loosheidsverzekering. Bij Raadsbesluit van 23 April 1908 (zie
Ingekomen Stukken No. 88 en Gemeenteblad No. 13) werd
opgericht een Gemeentelijk Werkloozenfonds, bestemd ter
bevordering van de verzekering tegen de geldelijke gevol
gen van werkloosheid. Dit fonds trachtte zijn doel te be
reiken door het geven van een bijslag op de uitkeeringen,
die de tot het fonds toegelaten vereenigingen in geval van
werkloosheid aan haar leden deden. Ook hier was aanvan
kelijk de bemoeiing uitsluitend een gemeentelijke. Bij het
uitbreken van den oorlog greep het Rijk in, ten einde de
werkloosheidsverzekering, welke van uitnemend belang werd
geacht bij den strijd tegen werkloosheid, voor ondergang te
behoeden. Na een noodregeling en een tusschenregeling werd
ten slotte bij Koninklijk Besluit van 2 December 1916
(Staatsblad 522), bekend onder den naam van Werkloos
heidsbesluit 1917, een algemeene regeling vastgesteld voor
het verleenen van subsidiën ten behoeve van werklozen
kassen, welke hierop neerkomt, dat ten behoeve van werk
lozenkassen, welker reglementen door den betrokken Minis
ter zijn goedgekeurd, door het Rijk in samenwerking met
de gemeenten subsidiën worden verleend, aan daarvoor in
aanmerking komende vereenigingen, waarvan de werklozen
kassen uitgaan.
Herinnerd zij, dat het Werkloosheidsbesluit 1917 een prin-
cipieele verandering bracht in de verzekering. Het Gentsche
stelsel toch, dat toen werd aangehangen, en waarbij de
Overheid een bijslag gaf op de uitkeeringen, die de werk
lozenkassen deden, maakte plaats voor het Deensche stelsel,
waarbij de Overheid een subsidie geeft, verband houdende
met de premïén, die de werkloozenkassen van haar leden
ontvangen.
De uitvoering van het Werkloosheidsbesluit 1917 is opge
dragen aan den hiervoor reeds genoemden Rijksdienst. De
gemeentelijke bemoeiingen ter zake zijn krachtens artikel 126
der Gemeentewet opgedragen aan Burgemeester en Wet
houders, die hiertoe hebben ingericht het bureau Werk
loosheidsverzekering, gevestigd in het perceel Breestraat 119.
Ingeschreven zijn thans 59 werkloozenkassen met een totaal
van ruim 4800 leden, welke in deze gemeente woonachtig zijn.
C. De Wachtgeldregeling.
De overweging, dat de werkgevers belang er bij konden
hebben om bij inkrimping van hun bedrijf hun werklieden
aan zich verbonden te houden, leidde tot de instelling van
een Wachtgeldregeling, zulks op initiatief van den Burge
meester en met medewerking van het Steuncomité Leiden
Oorlogstoestand 1914. Bij Raadsbesluit van 31 Januari 1918
werd aan het Steuncomité een subsidie in uitzicht gesteld
ten bedrage van 10 van de uitkeeringen, die ingevolge
de door de Leidsche Yereeniging van Industrieelen vast
gestelde wachtgeldregeling voor mannelijke en vrouwelijke
werklieden, eventueel zouden plaats hebben.
Het Rijk heeft ook hier later de leiding genomen. Bij
besluit van den Minister van Arbeid van 11 October 1920
werden algemeene regelen vastgesteld betreffende het ver
leenen van subsidie op uitkeeringen, die door werkgevers
aan hun arbeiders zijn verstrekt bij tijdelijken stilstand van
of slapte in hun onderneming. De gemeentelijke bemoeiingen
met de wachtgeldregeling zijn door Burgemeester en Wet
houders opgedragen aan het bureau Werkloosheidsverzekering.
D. De Steunregeling.
De buitengewone crisiswerkloosheid in sommige vakken
leidde er toe, dat de werkloozen in die vakken, na de
uitkeering hunner werkloozenkas, die immers aan een ter
mijn gebonden is, werkloos bleven.
De overweging, dat deze personen dus niet meer door
de verzekering konden worden geholpen, maar ook niet
rechtstreeks bij het Burgerlijk Armbestuur thuis behoorden,
deed den Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw
besluiten voor de hierbedoelde, door hem aangewezen, vakken
een gesubsidieerde steunregeling in het leven te roepen. Zij
is laatstelijk neergelegd in de ministerieele beschikking van
13 Mei 1924 No. 1874 S, afdeeling A. Voor Leiden had deze
regeling aanvankelijk in hoofdzaak beteekenis voor de
sigarenmakers en textielarbeiders, later nog voor sommige
metaalbewerkers en de typografen. Zij geldt voor hen, die
uit hun werkloozenkas uitgetrokken zijn, d. w. z. het regle
mentair aantal dagen hebben genoten, maar daarna werk
loos bleven en voorts voor die verzekerden, die nog niet
rechthebbend zijn op de uitkeering uit hun kas, alsmede
voor de ongeorganiseerden.
Daarnaast ontstond een gemeentelijke steunregeling,
krachtens welke steun wordt verleend aan werkloozen, die
in ongeveer dezelfde omstandigheden verkeeren als de liier-
vorengenoemde, doch niet werkzaam zijn in de bedrijven,
door den Minister aangegeven.
Deze regeling is laatstelijk neergelegd in het reglement
van 10 Juli 1924. De steunregeling wordt thans onder
voorzitterschap van den betrokken Wethouder beheerd door
de in verband met het Raadsbesluit van 6 November 1922
ingestelde Commissie van Steunverleening, aan welke com
missie een bureau van uitvoering is verbonden, welk bureau
is gevestigd in het perceel Breestraat 119. De commissie
verleent steun aan uitgetrokken leden en nog niet op uit
keering rechthebbende leden van werkloozenkassen, voorts
aan leden van vakvereenigingen, waaraan om speciale redenen
geen werkloozenkas is verbonden en aan hen, die als
ambtenaar tijdelijk of los in gemeentedienst zijn werkzaam
geweest.
Vóór de instelling dezer commissie werd aan de hier
bedoelde personen steun verleend via het Burgerlijk Arm
bestuur.
E. De Werkverschaffing.
Een aangewezen middel tot bestrijding der werkloosheid
is de werkverschaffing.
Voor een gemeente als Leiden met haar beperkt territoir
en groote verscheidenheid van bedrijven kan echter dit
middel niet op ruime schaal toepassing vinden. Het gaat er
toch om productief werk te verschaffen. In hoofdzaak heeft
in deze gemeente werkverschaffing plaats gevonden door
verruiming van werkgelegenheid, waartoe een meer uitge
breide en vervroegde uitvoering van gemeentewerken veel
bijdroeg. Een maatregel van meer rechtstreeksche bemoeiing
met de tewerkstelling van werkloozen, werd getroffen bij
Raadsbesluit van 2 Januari 1922, waarbij tot den aanleg
van een speelveld ten behoeve van de Hoogere Burgerschool
en het Gymnasium werd besloten, uit te voeren in eigen
beheer.
Voorts plegen in de daarvoor in aanmerking komende
bestekken voor gemeentewerken bepalingen te worden op-