GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
179
IS6EKOMEN STUKKEN.
N°. 244. Leiden, 1 September 1924.
Hierbij doen wij U toekomen de memorie van toelichting
op de begrooting van inkomsten en uitgaven der gemeente
voor den dienst 1925de verzamelbegrooting zal U binnen
kort worden toegezonden.
Uit bezuinigingsoverwegingen is slechts de memorie van
toelichting gedrukt, terwijl de bijlagen van de memorie van
toelichting en de verzamelbegrooting op de Secretarie zijn
getypt en vermenigvuldigd. Daardoor was het noodzakelijk
de bijlagen afzonderlijk op te nemen.
De begrooting wijst, voor wat betreft den gewonen dienst,
een totaal van ontvangsten en uitgaven aan van 7.224.914.
en voor wat betreft den kapitaaldienst van ƒ3.854.361.
Wel is waar is het bedrag van het totaal der ontvangsten
en uitgaven van den gewonen dienst ƒ265.520.hooger,
doch dit is slechts een gevolg van verschillende hoogere
ramingen, die zoowel in de ontvangsten als in de uitgaven
voorkomen en die öf een administratieve beteekenis hebben
öf verband houden met uitgaven, welke door gelijke ont
vangsten worden gedekt. Deze posten komen bijvoorbeeld
voor op hoofdstuk V „Volkshuisvesting", op welk hoofdstuk
de uitgavep hooger zijn uitgetrokken, n.l. 992069.
ƒ831645.ƒ160.424.—, doch daartegenover namen de
ontvangsten met ƒ890.039.728.376 161.663.toe,
zoodat het nadeelig slot voor 1925 lager kon worden geraamd
dan dat voor 1924. Evenzoo zijn de uitgaven van hoofd
stuk XIV „Kasgeldvoorzieningen" aanzienlijk hooger, waar
tegenover echter o.a. op volgn. 517 sub arente Gasfabriek,
en volgn. 525 sub a, rente Electriciteitsfabriek, tegenposten
voorkomen.
Buiten beschouwing latende de posten Plaatselijke Directe
Belasting, Zakelijke Belasting op het Bedrijf en Onvoor
ziene Uitgaven, waarop wij nader terugkomen, bedraagt
blijkens het hierachter als bijlage opgenomen overzicht het
totaal der batige saldo's van de hoofdstukken en paragrafen
1846021.(n.l. 3746021.verminderd met het aan
plaatselijke directe belasting geraamde bedrag ad ƒ1900000.—)
en het totaal der nadeelige saldo's ƒ3479534.—(nl.. ƒ3746021.
verminderd met 266487.voor Onvoorziene Uitgaven).
Deze totalen bedroegen voor 1924 respectievelijk 1494178.
(n.l. 3569178.verminderd met 2000000.voor directe
belasting en 75000.voor zakelijke belasting op het
bedrijf) en 3475868.(n.l. 3569178.verminderd met
93310.voor Onvoorziene Uitgaven).
Het totaal der batige saldo's is dus 1846021.
1494178.of 351843.gunstiger en het totaal der
nadeelige sloten 3479534.3475868.3666.
minder, zoodat de begrooting in het geheel 351843.r
3666.of 355509.gunstiger sluit dan voor 1924.
Hierbij moet echter in aanmerking worden genomen, dat
als ontvangst van vroegere dienstjaren op de begrooting
van 1924 werd uitgetrokken 717249.terwijl voor 1925
uit dien hoofde kon worden geraamd 912876.of
195627.meer.
Voor een juiste beoordeeling van de vraag, welk bedrag
de begrooting voor 1925 gunstiger is, dan die voor 1924,
dient op het bedrag van 355509.deze som derhalve in
mindering te komen, zoodat de begrooting een feitelijke
verlaging van lasten aangeeft van ƒ355509.ƒ195627.
159882.—.
Op grond van deze omstandigheid heeft ons College de
vraag, of belastingverlaging mogelijk zou zijn, bevestigend
beantwoord.
Ons principiëele standpunt te dezer zake mogen wij bij
U bekend veronderstellen. Immers in de memorie van
antwoord op het sectie-verslag betreffende de begrooting
1924 schreven we op pag. 16:
„Bij de samenstelling der begrooting is andermaal zeer
„ernstig overwogen, of het mogelijk zou zijn deze belasting
„(n.l. de Zakelijke Belasting op het Bedrijf), die ook naar
„het oordeel van ons College geen ideale is, nog verder te
„verlagen of zelfs geheel af te schaffen. Dit bleek echter
„met het oog op den financiëelen toestand der gemeente
„en de hooge inkomstenbelasting niet verantwoord.
„Zoodra echter tot een verlaging van de belastingen in
„het algemeen kan worden overgegaan, komt de Zakelijke
„Belasting op het Bedrijf in de eerste plaats daarvoor in
„aanmerking."
In verband met de evengenoemde verbetering in den
financiëelen toestand van de gemeente ligt het dan ook in
ons voornemen om bij Uwe Vergadering een voorstel aan
hangig te maken tot afschaffing van de Zakelijlce Belasting
op het Bedrijfindien de desbetreffende begrootingspost,
welke voor 1925 voor Memorie is uitgetrokken door U
dienovereenkomstig wordt vastgesteld. Voor 1924 werd een
opbrengst geraamd van ƒ75.000.welke ontvangst dan in
1925 zou vervallen.
Voorts is bij de raming van den post „Belasting naar het
Inkomen''' als vermenigvuldigingscijfer voor het belastingjaar
1925/1926 aangenomen 0.9, zoodat een belastingverlaging
van een tiende in het vooruitzicht kan worden gesteld. Een
beslissing hieromtrent kan uiteraard eerst in Mei 1925 bij
de vaststelling van het vermenigvuldigingscijfer worden
genomen. Dan zal ook eerst rekening kunnen worden gehouden
met het onlangs bij de Tweede Kamer ingediende wetsontwerp
tot wijziging van de Gemeentewet met betrekking tot de
plaatselijke belastingen.
Een verlaging van het vermenigvuldigingscijfer met een
tiende gedeelte zal de opbrengst der belasting volgens globale
raming doen dalen met 200.000.per jaar. Deze ver
laging komt op de begrooting 1925 tot een bedrag van
ƒ100.000.tot uitdrukking; op de begrooting voor 1926
zal echter, zou ook voor het belastingjaar 1926/27 het
vermenigvuldigingscijfer 0.9 bedragen, deze verlaging ten
volle drukken. Het komt ons daarom gewenscht voor op
den post voor „Onvoorziene Uitgaven" een bedrag van
100.000.te reserveeren. De ontvangst uit belasting
naar het inkomen is voor 1925 derhalve uitgetrokken op
1.900.000.—.
Ten slotte ligt het in ons voornemen om bij Uwe Verga
dering een voorstel aanhangig te maken tot eenige verlaging
van het havengeld. Op de coucept-begrooting is de opbrengst
nog tot het volle bedrag 33.000.uitgetrokken; bij de
vaststelling van den post voor „Onvoorziene Uitgaven" is
hiermede onder meer rekening gehouden.
Kaar ons College vertrouwt, zal door een belastingverlaging
in bovengenoemden zin worden meegewerkt aan de opleving
van handel en industrie, hetgeen niet anders kan zijn dan
in het algemeen belang en waardoor, zijdelings de bestrijding
van de werkloosheid wordt bevorderd.
Aan het bovenstaande willen wij enkele beschouwingen
toevoegen, welke voor een juiste beoordeeling van de cijfers
der begrooting niet zonder belang zijn.
Zooals wij reeds opmerkten zijn de uitkomsten van de
verschillende hoofdstukken en paragrafen in het algemeen
gunstiger.
Het nadeelig saldo van Hoofdstuk II „Algemeen Beheer
is 2983.lager, niettegenstaande dit hoofdstuk in verband
met de in 1925 te houden verkiezing met een bedrag van
9500.boven de in 1924 geraamde uitgaven, werd belast.
Voornamelijk valt hier op te merken, dat op de posten
„Druk- en bindwerk" en „Uitgifte van de Handelingen van
den Gemeenteraad met de Ingekomen Stukken" aanzienlijk
werd bezuinigd, hetgeen uit het hierna volgend overzicht
ten duidelijkste blijkt:
1921 20.000.— 20.000.—
1922 20.000.— 25.000
1923 18.000— 18.000.—
1924 15.000.— 16.000.—
1925 13.500.— 13.000.—
De daling van de kosten van drukwerk is behalve van
de beperking, welke bij het doen vervaardigen van druk
werk wordt aangelegd, voornamelijk een gevolg van het in
de laatste jaren gevolgd systeem om klein drukwerk te
vervaardigen op de typekamer van de secretarie. Inmiddels
werd eveneens met grooter drukwerk, o.a. de rekening voor
1923, een proef genomen, welke naar onze meening, zeer
goed is geslaagd.
Verder deelen wij U nog mede, dat door ons College voor
eenigen tijd werd besloten, maatregelen te treffen om slechts
die subsidies en bijdragen aan vereenigingen en instellingen
op de begrooting uit te trekken, die naar onze meening,
voor de behartiging van de belangen der gemeente strikt
noodzakelijk zijn en dan nog slechts tot bedragen, welke
onontbeerlijk zouden blijken te zijn voor de instandhouding
der bedoelde vereenigingen en instellingen. In dezen geest
werd een circulaire gericht tot bedoelde vereenigingen en
instellingen.
Het onderzoek ter zake kon voor het opmaken der be
grooting niet worden beëindigd; voor zoover daartoe aan
leiding mocht bestaan, zullen wij op deze aangelegenheid
terugkomen bij de memorie van antwoord.
Hoofdstuk III „Openbare V eiligheid" is 36000.
gunstiger dan in 1924; dit is een gevolg van een lagere
raming van de politie-uitgaven met een bedrag van
10000.en van de kosten der straatverlichting met
26000.—.
Het hoogere nadeelig saldo van hoofdstuk IV „Volks
gezondheid'" van 3.322.komt voornamelijk voor rekening
van de posten „Kosten van gemeentelijke volksbaden" met
ƒ862.„Kosten van gemeentelijke zweminrichtingen" met
Qeranmd voor: Druk- en Bindwerk. Handelingen en Ingek. Stukken