MAANDAG 11 AUGUSTUS 1924.
197
stuur een onnootlig zware pressie uitoefent. Spreker herhaalt,
dat zich gevallen kunnen voordoen, waarin met pressie moet
worden opgetreden, maar het gaat niet op om een onder
steunde te dwingen aan een beruchte zaak, waar loonen
worden gegeven, waarvoor niemand wil werken, arbeid te
aanvaarden, op straffe van broodeloosheid.
De heer Knuttel doet naar aanleiding van de interruptie,
welke de Wethouder zich veroorloofd heeft, opmerken, dat
men oin deze zaak te beoordeelen niet bekend behoeft te
zijn met alle bijzonderheden van de gevallen. In elk geval
kan de Wethouder wel op deze vraag antwoorden: wordt er,
onder welke omstandigheden dan ook, op de ondersteunden
dwang of pressie uitgeoefend om het zware werk aan een
steenfabriek tegen loonen als hier zijn genoemd te aanvaar
den? Wat die menschen verder hebben gedaan, of zij b.v.
reeds een keer slecht betaalden arbeid hebben geweigerd te
aanvaarden, kan nooit een excuus wezen om de armenzorg
te gebruiken tot het drukken van de loonen in Leiden.
De heer Huurman kan zich niet voorstellen, dat aan de
steenfabriek «Ouderzorg" loonen worden betaald van 13.
of 14.per week, en vraagt of deze fabriek niet wordt
verward met het honden- en katten-asyl, dat men daar in
de buurt heeft.
De heer Heemskerk kan niet oordeelen over de vraag of
het Burgerlijk Armbestuur pressie op de ondersteunden heeft
uitgeoefend, maar wel is hem uit connectie's, welke hij met
werklieden heeft, bekend, dat het werk aan de steenfabriek
«Ouderzorg" niet kan worden verricht door menschen uit de
z.g. niet zware vakken, welke veel krachtsinspanning eischen,
b.v. door textielarbeiders, over wie het hier gaat.
Bovendien kunnen in een dergelijk bedrijf alleen menschen,
die er van jongs at aan in werkzaam zijn geweest, een vol
doende loon halen, want het dagloon, dat zeer laag is, kan
alleen tot een betrekkelijke hoogte worden opgevoerd, als een
zekere hoeveelheid steen wordt vervoerd, en zoover brengt
iemand, die niet aan dit werk gewend is, het de eerste
jaren niet.
Het Burgerlijk Armbestuur dient er dus behoorlijk nota
van te nemen, wien het naar een dergelijke inrichting ver
wijst, welke als een van de slechtst betalende hier ter stede
bekend staat, welke dientengevolge geen arbeiders kan be
komen en bij welke altijd menschen kunnen worden geplaatst.
Spreker kan zich begrijpen, dat de directie dier steenfabriek
zich tot het Burgerlijk Armbestuur heeft gewend om op die
manier, misbruik makende van de positie, waarin de onder
steunden verkeeren, werkkrachten te krijgen.
De heer Sanders zegt, dat het hierover gaat, of men het
al dan niet eens is met de opvatting van het Burgerlijk
Armbestuur, dat de persoon in quaestie niet werkwillig was.
De zaak is, dat deze man alle mogelijke blijken gegeven heeft
van niet te willen werken. Zoo is er werkgelegenheid geweest
bij een van zijn vroegere patroons, maar hij is niet eens gaan
informeeren, of hij daar ook te werk gesteld zou kunnen
worden.
De heer van Stralen heeft gewezen op het tragische geval,
dat zijn vrouw overkomen is. Die vrouw is, toen zij een
bezoek wilde brengen bij een van de leden van het Burgerlijk
Armbestuur of daarvan terugkeerde, in onmacht gevallen.
Zij is toen gebracht naar hare woning, waar haar man aan
wezig was. Maar een half uur nadat dat geschied was, was
die vrouw weder bij het Burgerlijk Armbestuur om over
haren toestand te spreken, en niet de man. Toen is haar
gezegd: laat uw man komen. Die is toen gekomen. Sindsdien
is voortdurend die vrouw gekomen, en steeds is er van de
zijde van het Burgerlijk Armbestuur op aangedrongen, dat
de man zelf moest komen. Als men, terwijl de vrouw in een
dergelijken toestand verkeert, zijn vrouw steeds op dergelijke
karwijtjes uitstuurt, dan blijkt er wel uit, dat men zich zelf
niet erg voor de zaak inspant.
Deze man is door het Burgerlijk Armbestuur geholpen
kunnen worden aan een zaakje om koophandel te drijven,
maar op het laatste oogenblik heeft hij er voor bedankt. Nog
onlangs is deze vriend in de gelegenheid gesteld om een
loon van ƒ20.te verdienen, maar de man was voor zich zelf
zoo overtuigd van zijn onwil, dat hij meende het niet verder
te kunnen brengen dan 1213of 14
Men vraagt, waar hij dat loon kon verdienen. Dat was bij
IJsco. Daar kan op het oogenblik f 20verdiend worden.
De heer Dubbeldeman. Bah
De heer Sanders. Er zijn honderden, die dat doen.
De heer Dubbeldeman vindt het een schande, dat iemand,
die al zijn leven textielarbeider geweest is en dus een behoorlijk
vak heeft uitgeoefend, naar IJsco wordt gestuurd.
De heer Sanders ontkent, dal deze persoon, die door zijn
laatsten patroon ontslagen geworden is wegens mishandeling
van een ander lid van het personeel, altijd textielarbeider is
geweest. Hij is ook werkzaam geweest bij constructiewerk
plaatsen en bij een bouwmaterialen-maatschappij. Die dingen
heeft de man geheel vrijwillig gedaan. Spreker ziet niet in,
waarom het zoo schandelijk zou wezen te vertellen, dat de
man een betrekking heeft kunnen krijgen aan de IJsco.
Dit zijn de gronden, waarom het Burgerlijk Armbestuur
gemeend heeft pressie te moeten uitoefenen, opdat die man
een betrekking zou krijgen. Het wordt voorgesteld, alsof het
werk bij «Ouderzorg" zoo vreeselijk zwaar is, maar spreker
heeft vernomen, dat het eenvoudig werk is, dat vroeger door
jongens werd verricht en waarvoor niet een zoo hoog loon
kan worden betaald.
Waar de heer Knuttel bezwaar heeft gemaakt tegen het
drukken van de loonen, kan spreker mededeelen, dat het
Burgerlijk Armbestuur, juist om niet aan iooudrukking mede
te werken, heeft besloten, om, wanneer de menschen na te
zijn ondersteund gaan werken, tegen welk loon ook, op dat
loon geen toeslag uit te keeren, omdat dit zou zijn een steun,
niet voor den armlastige, doch voor den werkgever. Onder
de werkgevers zouden er wellicht zijn, die op die manier
van de uitkeeringen van het Burgerlijk Armbestuur wilden
profiteeren.
Ten slotte wil spreker uitdrukkelijk verklaren, dat een
dergelijke strenge maatregel niet wordt genomen dan na
langdurig onderzoek en nadat voortdurend is getracht den
man aan werk te helpen. Blijkt aan het Burgerlijk Arm
bestuur, dat het geval aanwezig is, waarvan de Armenwet
spreekt, namelijk dat de aanvrager door de hulp der instelling
niet uit den toestand van armlastigheid kan worden opgeheven,
zoodat dan de te verstrekken ondersteuning de grens van
het voor het levensonderhoud noodzakelijke niet mag over
schrijden, dan neemt men een dergelijken strengen maatregel.
Hier heeft men een dergelijk geval, namelijk dat iemand
door eigen schuld met de hulp van de instelling niet uit
den staat van armlastigheid kan worden verlost, en daarom
moest zoo streng worden opgetreden.
Deze kwestie is in den Baad reeds meermalen besproken,
ook in den tijd toen de heer Bots nog Wethouder was. Toen
spreker voorzitter van het Burgerlijk Armbestuur werd, is
hij de taak van die instelling uit dat oogpunt gaan bekijken
en hij kan verklaren, dat de armlastigen door het Burgerlijk
Armbestuur serieus worden behandeld en alleeu na een uit
gebreid onderzoek de beslissingen worden genomen.
De heer van Stralen constateert, dat de Wethouder heeft
toegegeven, dat de ondersteunde in kwestie door het Bur
gerlijk Armbestuur is geprest om meergenoemd werk te aan
vaarden. Nu wil spreker met deze zaak in verband brengen
de mededeeling van den Wethouder, dat het Burgerlijk Arm
bestuur heeft besloten, om, tegen welke buitengewoon lage
loonen de menschen ook aan het werk gaan, op die loonen
geen toeslagen te geven, omdat dit zou zijn een steun, niet
voor de armlastigen, maar voor de betrokken industriëelen.
Spreker kan dit standpunt op zichzelf uitstekend verklaren,
maar vraagt, wie daarvan de dupe wordt.
Aan den eenen kant verplicht het Burgerlijk Armbestuur
toch de menschen om voor dat lage loon aan den gang te
gaan en aan den anderen kant neemt het Armbestuur het
besluit om op dat lage loon geen toeslag te geven, omdat dat
zou zijn het steunen van de werkgevers.
Dat is buitengewoon halfslachtig. De Wethouder heeft ge
sproken over de IJsco-fabriek. Van betrouwbare zijde is
spreker medegedeeld, dat het Burgerlijk Armbestuur juist
met het oog op de werkgevers in dit bedrijf dat standpunt
heeft ingenomen, omdat het wist, dat zij er op uit waren
om vooi' een schijntje mannetjes voor de Ucowagens te krijgen.
En nu neemt de Wethouder het dezen man kwalijk, dat hij
niet aan het werk is willen gaan bij een werkgever, die, naar
de Wethouder zelf zegt, gewoon is zijn personeel uit te buiten.
De Wethouder spreekt van een loon van ƒ20.dat de
menschen bij IJsco zouden krijgen, maar daarvan is tegen
woordig geen sprake meer. In de laatste jaren parasiteeren
de ijsfabrikanten op de groote werkloosheid^ die er bestaat,
en trachten zij van het Burgerlijk Armbestuur en de Arbeids-
beuis hunne werkkrachten te betrekken, omdat zij op de
gewone manier geen menschen kunnen krijgen.
Tot den heer Huurman moet spreker zeggen, dat er geen
vergissing in het spel is; het gaat hier inderdaad om de steen
fabriek «Ouderzorg'', directeur de heer Hugo van Poelgeest.
Dat het geen zwaar werk zou zijn, moet spreker ontkennen.
De man, dien het hier betreft, moest steenen per wagen naar
een zekere hoogte brengen om ze daar nog verder op te
stapelen. Dat is voor iemand, die een groot deel van zijn
leven in het textielbedrijf heeft doorgebracht, te zwaar werk.
Daar wordt aan volwassen personen een loon betaald van 25
cent per uurmen kan dan bij 55 uur werken per week