196
MAANDAG 11 AUGUSTUS 1924.
waarna de geheele verordening eveneens zonder beraadsla
ging of hoofdelijke stemming wordt vastgesteld.
XXI. Interpellatie van den heer van Stralen, in zake de
pressie door het Burgerlijk Armbestuur uitgeoefend op een
der vroegere ondersteunden tot aanvaarding van werk beneden
het normale loon.
De Voorzitter zegt, dat de vragen, door den heer van
Stralen gesteld, aldus luiden
Ondergeteekende verzoekt den Raad aan Burgemeester en
Wethouders de volgende vragen te mogen stellen
1. Is het Burgemeester en Wethouders hekend dat tenge
volge van door het Burgerlijk Armbestuur uitgeoefende
pressie, een der vroegere ondersteunden van het Burgerlijk
Armbestuur werk heeft moeten aanvaarden tegen een loon
van 14.per week, terwijl de normale verdiensten van
den betrokkene vóór zijn werkloosheid (September 1923)
minstens 25.per week hebben bedragen
2. Meenen Burgemeester en Wethouders niet dat het uit
oefenen van een zoodanige pressie de schromelijkste gevolgen
moet hebben voor bet welstandspeil der arbeiders in het
algemeen?
3. Zijn Burgemeester en Wethouders bereid het Burgerlijk
Armbestuur te verzoeken af te zien van het uitoefenen van
dwang tot bet aanvaarden van arbeidsvoorwaarden, welke
zoozeer gaan beneden die, waaronder betrokkenen vroeger
werkten? J- J. v. Stralen.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer van Stralen zou eerst het antwoord van den
Wethouder op zijne vragen willen vernemen. Daarna zal hij
eventueel nog iets zeggen.
De heer Sanders verklaart direct de vragen van den heer
van Stralen te willen beantwoorden.
De eerste vraag is tweeledig. Vooreerst houdt zij in, of
het in het algemeen geoorloofd is om pressie uit te oefenen
ten einde door het Burgerlijk Armbestuur ondersteunde
personen tot werken te dwingen, en verder, of het geoorloofd
is hen te dwingen tot werken beneden het loon, dat zij
vroeger altijd verdiend hadden.
Wat het eerste betreft, het is zeer zeker geoorloofd en ook
de plicht van het Burgerlijk Armbestuur om ondersteunden
zooveel mogelijk tot werken aan te sporen, om zelfs groote
pressie uit te oefenen, wanneer blijkt, dat de ondersteunden
alle pogingen, welke het Burgerlijk Armbestuur aanwendt
om hen aan het werken te brengen, doen mislukken.
In dergelijk geval moet zeer krachtige pressie op de onder
steunden worden uitgeoefend.
Zoo iets heeft zich dan ook voorgedaan in het geval, dat
de heer van Stralen op het oog heeft. Er moest op den
betrokkene een zeer sterke pressie uitgeoefend worden om
hem aan het werk te krijgen.
Dat dit systeem schromelijke gevolgen zou hebben voor de
welstandspósitie van de arbeiders, gelijk het in de tweede
vraag luidt, moet spreker ontkennen, en wel omdat dit
systeem zeer gunstige resultaten heeft opgeleverd. Op ver
scheidene ondersteunden door het Burgerlijk Armbestuur is
pressie uitgeoefend om te gaan werken, met het gevolg dat
zij voorgoed van hun ziekte, om niet te willen werken,
genezen zijn en dat zij aan het werk getogen zijn, eerst tegen
lage loonen, later in bedrijven waar normale loonen betaald
werden.
Uit het medegedeelde zal blijken, dat spreker het onnoodig
acht om te voldoen aan de vraag: het Burgerlijk Armbestuur
te verzoeken af te zien van het uitoefenen van dwang tot
het aanvaarden van arbeidsvoorwaarden, welke zoo ver gaan
beneden die, waaronder de betrokkenen vroeger werkten.
De heer van Stralen geeft toe, dat hij, zijne vragen
stellende, ook wist, dat volgens de bepalingen der Armenwet
ondersteuning wordt verleend in natura of werk, en dat het
hem ook niet vreemd voorkomt, dat het Burgerlijk Armbestuur
op menschen, waarvan zoo goed als vaststaat dat zij onwillig
zijn om te werken, pressie uitoefent. Echter moet spreker
ontkennen, dat in het door hem bedoeld geval voor het
Burgerlijk Armbestuur aanleiding bestond om pressie uit
te oefenen op den betreffenden persoon, en spreker kan niet
begrijpen, dat de Wethouder de wijze, waarop het Burgerlijk
Armbestuur in dit geval is opgetreden, voor zijn rekening
kan nemen. Als men iemand wil beschuldigen van onwillig
te zijn in het zoeken of aanvaarden van werk, dan moeten
daarvoor duidelijk waarneembare motieven zijn en nu is de
persoon in kwestie juist iemand, die, in tegenstelling met
zoovele anderen, tot October 1923 niet werkloos was geweest.
Hij had tot dien datum gewerkt bij de firma Zaalberg; hij
was toen wegens slapte in het bedrijf ontslagen en, aangezien
hij ongeorganiseerd was, werd hij naar het Burgerlijk Armbe
stuur verwezen, dat hem met zijn gezin met drie kinderen
ƒ15.per week ondersteuning gaf. De man had bij de firma
Zaalberg een loon van 26.tot ƒ28.verdiend. Nadat de
man 4 of 5 maanden was ondersteund, werd reeds pressie
op hem uitgeoefend om werk te aanvaarden. Eerst werd hem
een bedrag gegeven om handel te drijven, een methode,
welke het Burgerlijk Armbestuur den laatsten tijd toepast.
De Wethouder zal wellicht aanvoeren, dat de man dat zelf
heeft gevraagd, en dat is ook juist, maar hij was tevoren,
zooais gebruikelijk is om te doen, door een armbezoeker in
die richting bewerkt. Hij zou een afloopenden steun krijgen:
eerst ƒ15.dan ƒ10.dan ƒ7.50 enz., en dan zou de steun
geheel ophouden. Hij heeft geprobeerd om op die manier
zijn brood te verdienen, maar het ging niet, en toen heeft
hij zich weer tot het Burgerlijk Armbestuur gewend, doch
werd afgewezen.
Het geldt hier een ernstig geval, want de vrouw van den
man is, toen zij bij een van de leden van het Burgerlijk
Armbestuur was om over de zaak te spreken zij verkeerde
in hoogst zwangeren toestand in zwijm gevallen, natuurlijk
van narigheid en ellende. Men heeft toen aan het gezin een
rijksdaalder laten brengen om in den ergsten nood te voorzien.
Zijn sprekers inlichtingen juist, dan kwam den volgenden
dag de arm meester vertellen, dat de man aan het werk kon
gaan aan de steenfabriek «Ouderzorg". Het is bekend, dat de
loonen daar zoo laag zijn als aan geen enkele andere steen
fabriek, zoodat men er niet op regelmatige wijze werkkrachten
kan krijgen en de directeur Hugo van Poelgeest zich daarom
tot het Burgerlijk Armbestuur en den directeur van de
Arbeidsbeurs heeft gewend orn op die wijze van werklieden
te worden voorzien. De arbeiders bedanken er hartelijk voor
om voor een loon van ƒ13.a ƒ14.per week als het
regent krijgen zij bovendien geen cent uitbetaald aan die
fabriek te gaan werken.
Deze man stond voor de keus: in het geheel geen steun
öf dat werk te aanvaarden. Hij heeft dit laatste gedaan; hij
heeft het een week volgehouden maar is er toen mede moeten
uitscheiden. Die man heeft het bewijs geleverd, dat hij wel
wilde werken. Hij heeft een zeer zwakke gezondheid; hij is
eenige jaren geleden geopereerd; leeft op 1 nier; en heeft
die week dat buitengewoon zware werk tegen een loon van
ƒ12.75 volgehouden.
Er zijn aan spreker meer van die gevallen bekend.
Zoo het geval van iemand, die vroeger ook bij Zaalberg
heeft gewerkt tegen een loon van 25.Hij kon ook in
Maart kiezen tusschen een ondersteuning gedurende nog
enkele weken van ƒ6.en een bedrag van 25.in eens
om een handeltje te beginnen. De man heeft het laatste ge
kozen; hij heeft een poosje met zeep langs de huizen loopen
bedelen, maar dat leverde niet genoeg op om in de behoeften
van zijn gezin te voorzien. De man is ermede geëindigd en
heeft zich weder bij het Burgerlijk Armbestuur aangemeld;
daar is hij echter afgewezen. Hij is toen ook op de steen
fabriek gaan werken. Hij heeft ook zijn goeden wil getoond
door dat zware werk te aanvaarden; hij heeft het eenige
weken uitgehouden, maar ten slotte heeft hij er de brui aan
gegeven en heeft hij een beter loonende betrekking gekregen.
De heer Sanders moet er tegen opkomen, dat de heer
van Stralen allerlei andere gevallen gaat ter sprake brengen,
welke spreker niet kan contióleeren.
De heer van Stralen moet zelf weten, wat hij doet. Spreker
is overtuigd, dat hij kan bewijzen, dat het Burgerlijk Arm
bestuur gelijk heeft en dat zal dan niet in het voordeel van
de menschen blijken te zijn voor wier belangen de heer van
Stralen opkomt.
De heer van Stralen begrijpt niet de opmerking van den
Wethouder.
Het is strikt genomen formeel juist dat spreker zich moet
bepalen tot een enkel geval; maar de Wethouder heeft in
zijn antwoord een algemeen standpunt ingenomen en in het
algemeen de werkwijze van het Burgerlijk Armbestuur ver
dedigd, en waarom zou spreker nu niet door het noemen
van eenige voorbeelden mogen aantoonen, dat het systeem,
door het Burgerlijk Armbestuur toegepast, niet juist en in
strijd is met de belangen van de arbeidersklasse in het al
gemeen
Het derde geval betreft iemand, die 10.ondersteuning
kreeg van het Burgerlijk Armbestuur; van dat bedrag werd
nog bij de uitbetaling 4.— huishuur afgehouden, want hij
woont in een gemeentewoning. Men heeft waarschijnlijk be
grepen, dat de man die 4.— huishuur niet zoo gemakkelijk
kon betalen, en daarom heeft men ze elke week van die
10.afgehouden. Ook die man is geprest om aan de steen
fabriek «Ouderzorg" te gaan werken; hij heeft dat geweigerd
en is toen de volgende week door het Burgerlijk Armbestuur
uitgeschakeld.
Deze voorbeelden wijzen er op, dat het Burgerlijk Armbe-