194
MAANDAG 11 AUGUSTUS 1924.
Xllï. Voorstel tot het geven van namen aan een tweetal
nieuwe straten.
(Zie Ing. St. No. 221.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Heemskerk heeft bezwaar tegen het voorstel om
aan den weg langs het Galgewater den naam »Morschkade"
te geven. Daarmede zou afgeweken worden van den in de
laatste tijden gevolgden regel om zooveel mogelijk aan nieuwe
straten namen te geven, welke aansluiten aan de andere
straatnamen in de betreffende buurt. Men zou dus aan de
nieuwe kade ook een naam moeten geven ontleend aan de
Zuid-Afrikaansche geschiedenis. Anders zal men een hope-
looze verwarring krijgen.
De heer Knuttel zegt geen prijs te stellen op de namen
van Transvaalsche voorvechters, maar nu deze straten in deze
buurt eenmaal die namen hebben, moet men er wel mede
voortgaan.
Het heeft spreker echter verwonderd, dat men nu, door
een straat naar hem te noemen, iemand wil eeren als Louis
Botha, die destijds zulk een dubbelzinnige rol heeft gespeeld.
De heer Huurman heeft bezwaar tegen den naam «Morsch-
kade", omdat hij vreest, dat die naam verwarring zal ver
oorzaken. In die buurt heeft men reeds de Morschstraat, den
Morschsingel, den Hoogen Morschweg en den Lagen Morschweg,
en nu zou er nog de »Morscbkade" bijkomen.
Spreker zou er dan ook de voorkeur aan geven om deze
nieuwe kade te noemen: »Schalk-Burgerkade".
De Voorzitter deelt mede van den heer Huurman het
volgend amendement ontvangen te hebben
»Ondergeteekende heeft de eer den Raad voor te stellen
de op de overgelegde teekening met A aangegeven straat te
noemen «Schalk-Burgerkade"".
Het amendement van den heer Huurman wordt voldoende
ondersteund en maakt mitsdien een onderwerp van beraad
slaging uit.
De heer Groeneveld vindt in tegenstelling met den heer
Huurman dien naam »Morschkade" wel geschikt, omdat men
aan dien naam kan hooren, dat men in de buurt van de
Morschpoort moet zijn.
De heer Mulder zegt, dat de naam, door den heer Huur
man genoemd, te lang en dus niet practisch is. De naam
«Morschkade" is hier werkelijk niet misplaatst; hij is glas
helder en kan geen aanleiding geven tot verwarring. De
namen «Morschstraat", «Lage Morschweg" en «Hooge Morsch
weg" zullen op den duur wel verdwijnen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement van den heer Huurman wordt in stemming
gebracht en met 21 tegen 6 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: Mevrouw van Itallievan Embden, de
heeren Mulder, Meijnen, Sanders, van Hamel, van Stralen,
Kooistra, van der Wall, van den Heuvel, Wilmer, Knuttel,
Groeneveld, Baart, van der Reijden, Sijtsma, Verweij, Oostdam,
Dubbeldeman, Eerdmans, Witmans en de Voorzitter.
Vóór stemmen de heeren Coster, Spendel, Bergers, Huurman,
Heemskerk en Zuidema.
(De heer Wilbrink had tijdens deze stemming de verga
dering tijdelijk verlaten).
Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XIV. Voorstel:
a. tot verkoop aan de Woningbouwvereniging «Ons Belang"
van een terrein gelegen ten Zuiden van den Haagweg,
Sectie O, Nis, 914, 915, 916 en 1103;
b. tot het aanvragen en aanvaarden van een voorschot
uit 's Rijks kas in verband met de uitvoering van een
plan der sub a genoemde vereeniging tot den bouw
van 6 eengezinswoningen en 24 beneden- en 24 boven
woningen
e. tot het verstrekken aan de sub a genoemde vereeniging
van het voorschot sub b bedoeld;
d. tot vaststelling van den desbetrefïenden begrootingsstaat.
(Zie Ing. St. No. 216.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XV. Voorstel tot verkoop aan de Nederlandsche Spoorwegen
van eenige perceelen weg, water en weiland aan den
Stationsweg, den Rijnsburger weg, de Pesthuislaan en den
Lagen Morschweg in verband met de uitbreiding van het
Stationsemplacement te Leiden van den spoorweg Amsterdam
Rotterdam.
(Zie Ing. St. No. 217.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Eerdmans zegt op het kaartje, dat bij dit voor
stel behoort en dat allerongelukkigst is geteekend, niet te
hebben kunnen vinden, welke stukjes weg hier bedoeld wor
den en vraagt, of de gemeente van den Rijnsburger weg een
stuk afstaat.
De heer Mulder zegt zich daarover geenszins te verwon
deren, omdat het zeer kleine perceeltjes weg zijn. Het staatje,
in de stukken vermeld, toont dat aan. Het zijn perceeltjes
van 55 c.A., van 49 c.A., van 86 c.A., van 22 c.A., van 92
c.A. enz. Van den Rijnsburgerweg wordt een klein stukje
afgestaan.
De beraadslaging wordt gesloten, waarna zonder hoofdelijke
stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en
Wethouders wordt besloten.
XVI. Praeadvies op het verzoek van W. Carree in zake
ruiling en aankoop van strookjes grond aan en nabij de
Korevaarstraat.
(Zie Ing. St. No. 222.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies van Elurgemeester en Wethouders
besloten.
XVII. Verordening, tot heffing van schoolgeld voor het
Lager Onderwijs in de gemeente Leiden.
(Zie Ing. St. No. 223.)
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
De artikelen 1 tot en met 14 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen,
waarna de geheele verordening eveneens zonder beraadslaging
of hoofdelijke stemming wordt vastgesteld.
XVIII. Verordening, op de invordering van schoolgeld
voor het Lager Onderwijs in de gemeente Leiden.
(Zie Ing. St. No. 223.)
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
Beraadslaging over artikel 1. (Zie Ing. St. No. 223, bladz. 135.)
De heer Verweij acht het verkeerd, dat bij deze verordening
de mogelijkheid geopend wordt, dat de besturen der bijzondere
scholen zelve voor de inning van het schoolgeld zorgen, aan
gezien dat zal kunnen leiden tot tweeërlei oordeel over de
oninbaarheid van bepaalde bedragen.
Spreker acht het niet anders dan in overeenstemming met
de gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs, dat
de inning van het schoolgeld, zoowel wat betrelt het openbaar
als wat betreft het bijzonder onderwijs, is in handen van het
gemeentebestuur, en zal daarom stemmen tegen artikel 10
van deze ontwerp-verordening.
De heer van der Wall doet opmerken, dat de heer Verweij
alleen spreekt over de invordering van het schoolgeld, maar
daarnaast heeft de gemeente nog de vervolging in handen en
niet de schoolbesturen.
De schoolbesturen kunnen de schoolgelden invorderen en
dragen het ingevorderde aan de gemeente af, maar deze kan
verder zorgen voor de vervolging. Een en ander dient men
wel te onderscheiden.
De heer Meijnen doet opmerken, dat het recht van de
bijzondere scholen om zelve het schoolgeld te innen in de
wet is vastgelegd. Indertijd zijn er hier eenige schoolbesturen
geweest, die het zelf gedaan hebben, maar zij zijn daarop
teruggekomen en thans doet geen schoolbestuur het zelf meer.
Burgemeester en Wethouders stellen nu deze regeling voor-
met het oog op de mogelijkheid, dat een schoolbestuur daartoe
weder mocht willen overgaan. Verdere beteekenis heeft dit
artikel niet.