MAANDAG 11 AUGUSTUS 1924. 193 De heer Oostdam: Jawel, zij is aangesteld na afgelegd examen. De heer Witmans komt er tegen op, dat een onderwijzeres, die van staatswege de bevoegdheid heeft gekregen om onder wijs te geven, het allereerst in aanmerking komt voor ontslag, als er sprake is van afvloeiing. Spreker heeft er geen spijt van door de indiening van zijn motie een bespreking te dier zrke te hebben uitgelokt. Alleen betreurt hij het, dat de heer Verweij zich in deze aan de zijde van Burgemeester en Wethouders heeft geschaard. Ge lukkig heeft deze niet namens zijn fractie gesproken, zoodat spreker nog hoop heeft, dat andere sociaal-democratische leden het niet met den heer Verweij eens zullen zijn. Spreker hand haaft zijn motie. De heer Kooistra wenscht even zijn stem te motiveeren. Vooreerst wijst hij er naar aanleiding van het gesprokene door den heer Knuttel op, dat de sociaal-democraten in het algemeen tegen het ontslaan van de gehuwde onderwijzeres zijn, maar in dit geval om practische redenen gemeend hebben van dien regel te moeten afwijken. Spreker was het daarmede aanvankelijk niet eens en was voornemens tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders te stemmen, maar nu de heer Knuttel getracht heeft de sociaal-democra ten in een heel slecht licht te stellen, zal hij zijn stem aan het voorstel geven, teneinde de eenheid in de fractie te be waren. De heer Meijnen heeft medegedeeld, dat de scholen na de vacantie zullen aanvangen rnet dezelfde onderwijzers en on derwijzeressen, maar dat het kan voorkomen, dat dat per soneel vóór 1 September naar een andere school moet worden overgeplaatst. Spreker acht dat zeer in het nadeel van het onderwijs. Als een onderwijzer in een nieuwe klasse komt, heeft hij eenigen tijd noodig om daar behoorlijk de orde te handhaven en, als er dan vóór 1 September overplaatsing van personeel geschiedt, krijgt men in diezelfde klasse twee keer een chaos. Het is dus in het belang van het onderwijs om die onderwijzers tot 1 September in hun klassen te handhaven. De heer Verweij wil naar aanleiding van hetgeen de heer Knuttel gezegd heeft nog doen opmerken, dat men wel over een buitengewoon beperkt bevattingsvermogen moet beschik ken om de logica van wat spreker gezegd heeft niet volko men te kunnen begrijpen. Spreker heeft dit betoogd. Deze reorganisatie is door spre ker bestredenthans staan wij voor hare uitvoering en nu dienen wij daarbij billijkheidsoverwegingen toe te passen wanneer men staat voor de vraag, wie men zal ontslaan: een jonge ongehuwde onderwijzeres of onderwijzer dan wel een gehuwde onderwijzeres, dan is het alleszins billijk dat laatstgenoemde voor ontslag in aanmerking komt. Men moet zelf wel eens op jeugdigen leeftijd werkloos geweest zijn om te kunnen beoordeelen, wat het zeggen wil om dan het hazenpad te moeten kiezen. De heer Knuttel blijft er bij, dat het standpunt van den heer Verweij is een absoluut reactionnair en burgerlijk standpunt. De heer Meijnen vermoedt niet, dat het Rijk de aanstelling van gehuwde onderwijzeressen ergens elders zal bevorderen. Immers, de Regeering heeft een voorstel bij de Staten-Generaal aanhangig gemaakt om den gemeentebesturen het recht te geven, gehuwde onderwijzeressen te ontslaan. Den heer Kooistra antwoordt spreker, dat het gemeente bestuur een reden moet hebben voor het op wachtgeld stellen, en de eenige reden kan slechts zijn, de opheffing van de be trekking. De dames en heeren, die zullen afvloeien, behooren dus te zijn in een betrekking, welke opgeheven wordt, en die betrekking vinden zij aan de Plantsoenscholen. Daarom moeten zij daar eenige dagen in dienst zijn, zoodat men kan zeggenhet is een betrekking, die opgeheven wordt. Overigens zal men dien overgangstijd zoo kort mogelijk maken in het belang van het onderwijs. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van den heer Witmans wordt verworpen met 27 tegen 1 stem, die van den heer Witmans. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders, op verzoek van den heer Knuttel in stemming gebracht, wordt vervol gens met 22 tegen 6 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Coster, Spendel, Wilbrink, Ber gers, Mulder, Meijnen, Sanders, van Stralen, Kooistra, van der Wall, Wilmer, Huurman, Groeneveld, Baart, van der Reijden, Verweij, Heemskerk, Zuidema, Oostdam, Dubbel- deman, Eerdmans en de Voorzitter. Tegen stemmen: mevrouw van Itallievan Embden, de heeren van Hamel, van den Heuvel, Knuttel, Sijtsma en Witmans. VII. Rekening, dienst 1923, van de Plaatselijke School commissie. (Zie Ing. St. No. 213.) Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt tot goedkeuring van deze rekening besloten, (De heer Oostdam had gedurende de behandeling van dit punt de vergadering tijdelijk verlaten.) VIII. Rekening, dienst 1923, van de Gezondheidscommissie. (Zie Ing. St. No. 213.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot goedkeuring van deze rekening besloten. IX. Balans en Verlies- en Winstrekening, dienst 1923, van den Reinigings- en Ontsmettingsdienst. (Zie Ing. St. No. 213.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot goedkeuring van deze stukken besloten. X. Balansen en Verlies- en Winstrekeningen, dienst 1923, van de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit. (Zie Ing. St. No. 213.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot goedkeuring van deze stukken besloten. XI. Balans en Verlies- en Winstrekening, dienst 1923, van het Vleesch- en Vischbedrijf. (Zie Ing. St. No. 213.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Heemskerk wenscht omtrent een paar punten van het vischbedrijf, welke hem niet duidelijk zijn, gaarne een nadere opheldering te ontvangen. De rekening van dat bedrijf sluit met een voordeelig saldo van f 319.126. Het blijkt echter, dat aan een drietal dagbladen nog een bedrag van 469.moet worden betaald en dat hiertegenover staat een debiteur van f 232.zoodat de eigenlijke winst tot 82. moet worden teruggebracht. Nu is het voor spreker geen bezwaar, dat de winst nihil is, omdat ook hij zich op het standpunt stelt, dat dit bedrijf geen winst behoeft op te leveren, als het maar beantwoordt aan het doel, waarvoor het is opgericht, maar de wijze, waarop het bedrijf werkt, ontmoet bij hem eenige bedenking. Onder de debiteuren wordt onder anderen genoemd het Ziekenhuis voor 232. en nu is spreker van meening meerdere leden zullen die wel deele'n dat het vischbedrijf er is om te voorzien in de behoeften van de gemeentenaren, terwijl uit den genoem den post blijkt, dat het bedrijf optreedt als grossier in visch. Die bedoeling heeft, naar spreker meent, bij het stichten van het bedrijf niet voorgezeten. Spreker zou gaarne nadere opheldering wenschen, en ver nemen of zoo iets ook ten opzichte van andere instellingen in de gemeente wordt toegepast. Spreker zou dat betreuren het is niet de weg, dien de gemeente moet inslaan. De Voorzitter meent, dat opmerkingen als de heer Heems kerk heeft gemaakt eigenlijk buiten de orde zijn. Die zijn meer op haar plaats bij de behandeling der begrooting. De heer Groeneveld doet naar aanleiding van het gespro kene door den heer Heemskerk opmerken, dat de gemeente, wanneer zij een zaak exploiteert, dat goed moet doen en niet zoo, dat men aan dat bedrijf de levenssappen onthoudt. Als men dit doet en het gaat niet, dan wordt er van den kant van den heer Heemskerk gezegdde gemeente kan het niet. De beraadslaging wordt gesloten, waarna zonder hoofdelijke stemming tot goedkeuring van deze stukken wordt besloten. XII. Praeadvies op het verzoek van de Leidsche Duin water-Maatschappij om enkele wijzigingen te mogen aan brengen in de machinale installatie van haar bedrijf onder de gemeenten Katwijk en Wassenaar. (Zie Ing. St. No. 220.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethou ders besloten. t

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 5