190
MAANDAG 11 AUGUSTUS 1924.
4°. Verzoek van Alb. R. Timmerman, om ontslagen te worden
van de huur van het perceel Breestraat No. 92 en verzoek
van B. J. Timmerman, om dat perceel vau de gemeente te
mogen hut en.
Worden gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders
om praeadvies.
Aan de orde is alsnu
T. Benoeming van een Stadsgeneesheer voor het tijdvak
15 Augustus 192415 Augustus 1925.
(Zie lng. St. No. 224.)
De Voorzitter verzoekt den heeren Eerdmans, Oostdam,
van der Wall en Kooistra het stembureau uit te maken.
Wordt benoemd voor het tijdvak 15 Augustus 1924—15
Augustus 1925 met algemeene (23) stemmen de heer H. P.
Veldhuijzen.
II. Benoeming van een Amanuensis le klasse bij het onder
wijs in de natuur- en scheikunde aan de Hoogere Burger
school voor Meisjes.
(Zie lng. St. No. 218.)
De heer Verweij wenscht, alvorens deze benoeming plaats
heeft, in geheime zitting eenige vragen te stellen.
De Voorzitter zegt geen bezwaar te hebben om aan het
verzoek van den heer Verweij te voldoen.
De Voorzitter doet hierop de deuren sluiten.
Na eenigen tijd wordt de openbare vergadering hervat en
de behandeling van punt II der agenda voortgezet.
Wordt benoemd voor den tijd van één jaar, met ingang
van een nader door Burgemeester en Wethouders te bepalen
datum, met 17 stemmen de heer F'. J. W. Mugge; de heer
Tb. H. M. Pleij verkreeg 11 stemmen.
(De heeren Huurman, Knuttel, Groeneveld, Baart en van
der Reijden waren inmiddels ter vergadering gekomen.)
III. Benoeming van een Amanuensis le klasse bij het
onderwijs in de natuur- en scheikunde aan het Gymnasium.
(Zie lng. St. No. 218).
Wordt benoemd, met ingang van een nader door Burge
meester en Wethouders te bepalen datum, met 18 stemmen
de beer S. W. van Leeuwen; de heer Th. H. M. Pleij ver
kreeg 10 stemmen.
De Voorzitter dankt de leden van het stembureau voor
de genomen moeite.
IV. Praeadvies op het verzoek van. Prol. Dr. J. Huizinga
om ontslag als lid der Commissie van Toezicht op het Mid
delbaar Onderwijs.
(Zie lng. St. No. 214.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders
besloten.
V. Praeadvies op het verzoek van Mej. C. M. W. Bos, om
eervol ontslag uit hare betrekking van onderwijzeres aan de
Meisjesschool voor U. L. O. aan de Breestraat.
(Zie lng. St. No. 215.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders
besloten.
VI. Voorstel tot overplaatsing van hoofden van scholen en
van vei der onderwijzend personeel bij het openbaar lager
onderwijs.
(Zie lng. St. No. 219.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer van Hamel aarzelt eenigszins in welke richting
hij zijn stem over dit voorstel zal uitbrengen. Het komt hem
voor, dat er hier niet behoorlijk en niet netjes wordt ge
handeld tegenover de titularissen, onder wie hij in de eerste
plaats den heer Hoeks rangschikt. De heer Hoeks, een man
met een veeljarigen en een buitengewoon goeden dienst, zal
worden overgeplaatst naar de school aan het Plantsoen, met
de bedoeling dat hij over eenige weken zijn ontslag zal krijgen.
Het is eigenlijk een schijnvertooning en zulk een handelwijze
acht spreker niet correct. Hij vraagt ten wiens laste bij ver
werping van het voorstel de kosten zullen komen. Wordt
het voorstel aangenomen, dan komen de wachtgelden voor
rekening van het Rijk, maar nu handelt men, naar spreker
meent, tegenover het Pensioenfonds niet correct, niet be
hoorlijk en niet netjes door deze schijnmanoeuvre te maken,
teneinde eenige personen in de gelegenheid te stellen wacht
geld te krijgen.
De heer Witmans heeft eveneens met eenige teleurstelling
van dit voorstel kennis genomen.
Spreker begrijpt, dat, nu eenmaal besloten is tot opheffing
van de Plantsoenscholen, er een verschuiving van onder
wijzend personeel zal moeten plaats hebben, maar heelt den
indruk gekregen, dat men deze gelegenheid wil benutten
om de gehuwde onderwijze!essen maar eens flink buiten het
openbaar onderwijs te zetten.
Daarmede kan spreker zich niet vereenigen. De gehuwde
onderwijzeres heeft indertijd ingevolge de wet gekregen een
bevoegdheid om onderwijs te geven en nu gaat het niet aan,
dat de Gemeenteraad zegt: ge gaat er uit; wij zullen de
eerste de beste gelegenheid benutten om u het hieltje te
lichten. Men moet in deze niet in de eerste plaats letten
op den gehuwden staat van de onderwijzeressen, maar men
had in de eerste plaats moeten vragen wat eischt het belang
van het onderwijs? En dan zou men in de allereerste plaats
hebben moeten zien naar den diensttijd.
Spreker moet er zich ten sterkste tegen verzetten, dat hier
de gehuwde onderwijzeres in het algemeen in den hoek wordt
geduwd, en doet dan ook een voorstel, dat hij op de tafel
van den Voorzitter deponeert.
De Voorzitter deelt mede het volgende voorstel van den
heer Witmans ontvangen te hebben:
»Ondergeteekende stelt voor, het voorstel No. 219 (Ingek.
Stukken) thans niet te behandelen en Burgemeester en Wet
houders uit te noodigen deze voordracht zoodanig te ver
anderen, dat, wat het vrouwelijk onderwijzend personeel betreft,
voor een plaatsing aan de op te heffen scholen in het Plantsoen
in aanmerking komen zij, die den langsien diensttijd hebben,
dus niet in de eerste plaats de onderwijzeressen, die gehuwd zijn."
Het voorstel van den heer Witmans wordt voldoende onder
steund en maakt mitsdien een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Eerdmans ziet in de redactie-der motie van den
heer Witmans een gevaar. Wanneer onderwijzeressen zullen
moeten afgevoerd worden naar lengte van diensttijd, dan is
het mogelijk, dat men daardoor zeer bekwame krachten voor
ontslag in aanmerking doet komen, ook gehuwden. Men is
bekwaam, niet doordat men gehuwd is of ongehuwd is, maar
doordat men onderwijs-capaciteiten bezit. Stelt men als regel,
dat onder de vrouwen bij eventueel ontslag zij, die den
langsten diensttijd hebben, voorop gaan, dan kan dat regel
recht tegen het belang van het onderwijs indruischen. Spreker
begrijpt niet, hoe die regel met gehuwd of ongehuwd zijn
kan worden samengebracht, want een gehuwde onderwijzeres,
die men om haar uitnemende capaciteiten gaarne zou willen
behouden, kan een langeren diensttijd hebben dan een andere,
die minder uitnemend is en die men met het oog op het
belang van het onderwijs liever zou ontslaan. Nu moet het
eenvoudig worden omgekeerd, omdat men de lengte van den
diensttijd als maatstaf neemt. Het aanleggen van dien maatstaf
kan voor het belang van het onderwijs gevaarlijk zijn en
daarom kan spreker zich met de motie van den heer Witmans
niet vereenigen.
De heer Oostdam sluit zich aan bij het gesprokene door
den heer Eerdmans en geeft voorts als zijn meening te kennen,
dat Burgemeester eri Wethouders een zeer gelukkigen greep
doen door ontslag te geven aan diegenen, door wie de materiëele
gevolgen daarvan het minst worden gevoeld, namelijk aan
de gehuwde onderwijzeressen. Het zou buitengewoon hard
zijn om ongehuwden, die van de betrekking moeten bestaan,
weg te zenden met het vooruitzicht om, na een jaar vol
salaris te hebben genoten, met minder te moeten rondkomen,
en daarnaast de gehuwde onderwijzeressen, wier mannen
een behoorlijk bestaan hebben, althans behooren te hebben,
te behouden.
De heer Knuttel acht de motie van den heer Witmans
onpractisch, want zij geeft geen waarborg, dat het belang
van het onderwijs zal worden gediend. Spreker heeft echter
tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders hetzelfde
bezwaar als de heer Witmans. Ook hij acht het allerminst in
het belang van het onderwijs om de gehuwden te ontslaan,
Het feit, dat iemand gehuwd is, geeft niet het recht te onder
stellen, dat zij een slechtere onderwijskracht is dan een onge
huwde, integendeel, men mag aannemen, dat een gehuwde