MAANDAG 11 AUGUSTUS 1924. 199 zou gaarne zien, dat voor het houden van die verkoopingen een andere gelegenheid werd gezocht, b.v. in het voormalig Invalidenhuis, opdat de vreemdelingen van den Burcht niet zulk een ongunstigen indruk meenemen. De Amerikaansche studenten hebben het ongeveer 5 weken geleden gunstig ge troffen, omdat er die week toevallig geen verkooping was. De heer Mulder vindt het voor die vreemdelingen niet zoo erg. Bezoekt men in andere steden van Europa de bijzonder heden, dan komt men ook langs riekende grachten er: langs hoopen vuil en mesthoopen. Er is niets aan te doen, tenzij men het lokaal in den Burcht niet meer als verkooplokaal verhuurt. De heer Eerdmans vraagt aan het College om, nu de plannen voor verbetering van den Rijnsburgerweg in voorbereiding zijn, te overwegen of het niet mogelijk is, mede in verband met de eventueele kosten, dien weg van een ander plaveisel te voorzien dan tot dusverre te Leiden gebruikelijk is. Buiten de gemeente, o. a. op den weg van de Deyl naar Wassenaar, heeft men voorbeelden van een beteren onderbouw van den weg. In de toekomst zal ongetwijfeld de behoefte aan zulk een beteren onderbouw worden gevoeld. Spreker maakt thans reeds deze opmerking, want zijn de plannen eenmaal klaar, dan is er niets meer aan te veranderen. De heer van Stralen brengt in herinnering, dat in de ver gadering van 14 Juli j.l. ter sprake is geweest de afvoering van de werklooze arbeiders nadat zij een jaar werkloos ge weest zijn, en bij die gelegenheid heeft de heer Heemskerk gevraagd, of nu moest aangenomen worden dat alle werk- loozen, die een jaar gesteund waren, automatisch zouden worden afgevoerd, dan wel dat de mogelijkheid bestond, dat degenen, dre konden aantoonen dat zij hutr best hadden ge daan om werk te krijgen, hun ondersteuning zouden be houden. De Wethouder heeft toen in zekeren zin een toezegging gedaan, dat in bijzondere gevallen door de Steuncommissie overleg gepleegd zou moeten worden met den Haag. Nu heeft spreker vernomen, dat de menschen, die totnogtoe afgevoerd zijn op grond van het feit, dat zij reeds een jaar steun hebben genoten, definitief afgevoerd blijven, ook al zouden zij kunnen en willen aantoonen, dat zij hun best gedaan hebben om werk te krijgen. Spreker vraagt, of dit wel in overeenstemming is met hetgeen de Wethouder toen gezegd heeft. De heer Heemskerk meent, dat de heer van Stralen niet precies sprekers vraag heeft gevolgd en die een beetje te ruim heeft opgevat. Spreker heeft niet gevraagd, öt er een weg gevonden zou kunnen worden om de menschen, die geen werk konden vinden, alsnog aan steun te helpen, maar hij heeft dit bedoeld. Er kunnen omstandigheden zijn, dat aangenomen kan worden, ook naar het oordeel van de Commissie voor Steunverleening, dat er voor iemand in zijn vak absoluut geen werk meer te bekomen is. Spreker had dus het oog op speciale gevallen, die naar het oordeel van de commissie, welke nu eenmaal te volgen heeft de lijn zooals die door den Minister is voor geschreven, ingrijpen zouden rechtvaardigen. Naar aanleiding daarvan heeft de Wethouder gezegd, dat aan dergelijke speciale gevallen de aandacht zal worden geschonken en dat elk geval met het Departement van Binnenlandsche Zaken zal worden besproken. De heer Sanders deelt mede, dat de bespreking in de vergadering van 14 Juli hem niet meer zoo voor den geest staat, maar hij meent in elk geval, dat de vraag van den heer Heemskerk toch van veel beperkter strekking was dan de heer Heemskerk nu heeft aangegeven. Spreker zou dus, alvorens den heer van Stralen een ant woord te geven, eerst nog eens het toen verhandelde willen nalezen. De heer van der Reijden wil den betrokken Wethouder in overweging geven om eens te gaan zien naar de brug over den Zuidsingei. De toestand is daar zoo, dat er telkens ongelukken voorkomende paarden valleu, enz., en 't hier ook niet is, dat de put gedempt wordt, wanneer het kalf ver dronken is. Ds heer Bergers verzoekt den Wethouder om, wanneer de verbetering van den Rijnsburgerweg ter hand genomen mocht worden, ook eens aandacht te schenken aan de sloot links van dien weg. Bij het Ziekenhuis is de sloot reeds gedempt, maar het zou overweging verdienen om ook verder op de sloot te dempen. Het is een doodloopend stuk sloot, dat in den zomer niet altijd even aangenaam riekt. De heer Mulder begrijpt niet, dat de heer van der Reijden zijn vraag in den Raad stelt in plaats van even bij spreker te komen om zijn wensch kenbaar te maken. Als hij dat doet, dan zal hij veelal succes hebben, want nu wordt de zaak erg officieel uitgezocht en nageplozen en krijgt hij een officiéél antwoord. De slootdemping, door den heer Bergers plotseling in den Raad gebracht, is een nieuwe zaak, waaraan heel wat vastzit. De heer van der Reijden zegt voortaan dergelijke zaken met den Wethouder gaarne persoonlijk te zullen komen be spreken. De heer Dubbeldeman zegt zooeven niet voldoende actief te zijn geweest. Hij was voornemens om naar aanleiding van het debat, gevoerd in verband met de interpellatie van den heer van Stralen, een voorstel te doen, maar hij kon daaraan geen uitvoering geven. Hij zou gaarne zien, dat dit voorstel, dat na het gehouden debat geen toelichting meer behoeft, in de volgende vergadering werd behandeld. Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 11