198 MAANDAG 11 AUGUSTUS 1924. komen tot een loon van 13.75; gewoonlijk is het minder, want voor regenverzuim wordt niets vergoed. Ook deze werk gever is er op uit om van het Burgerlijk Armbestuur en de Arbeidsbeurs de werkkrachten te krijgen. Daar zijn alleen werk zaam een troepje paupers, die ook niets gevoelen voor orga nisatie, die totaal dood zijn, en spreker neemt het aan het Burgerlijk Armbestuur kwalijk, dat het zich er toe leent om op deze manier menschen, die dat anders zeker niet zouden doen, door inhouding van den steun te nopen dat werk bij deze firma te aanvaarden. De betrokken persoon verdiende bij de firma Zaalberg als dekenstrijker hij heeft dat vak moeten leeren tot Maart 1923 26 a 28.per week. De Voorzitter verklaart de interpellatie voor gesloten en vraagt, of thans nog iemand iets in het belang van de ge meente in het midden heeft te brengen. De heer Oostüam constateert, dat uit de nu goedgekeurde notulen blijkt, dat de heer Spendel in de vorige vergadering bij de bespreking van het aantal leerlingen per klasse een sub-amendement op de andere amendementen heeft ingediend. Dat zoo zijnde komt het spreker voor, dat toen de stemming over de amendementen niet op de juiste wijze heeft plaats gehad. Het is niet alleen usance, maar volgt ook uit den aard van een sub-amendement, dat het 't eerst in stemming wordt gebracht. Dit is niet geschied; het sub-amendement is ver waarloosd en blijkens de notulen is het later vervallen ver klaard. Te gelegener tijd zou spreker omtrent deze kwestie gaarne de opinie van Burgemeester en Wethouders ver nemen. De Voorzitter wil gaarne direct antwoorden. Aanvankelijk kon het amendement van den heer Spendel worden beschouwd als een sub-amendement op het amendement van de heeren Wilmer en Zuidema. Toen nu die beide heeren, juist om een zuivere stemming te krijgen, hun amendement hadden inge trokken, kon van een sub-amendement geen sprake meer zijn. Het amendement van de heeren Wilmer en Zuidema was toch ingetrokken, terwijl het amendement-Speridel ook niet kon worden beschouwd als een sub-amendement op de overige amendementen, aangezien een sub-amendement wel ten doelkan hebben het hoofd-idee, in een amendement gelegen, met behoud van zijn strekking te wijzigen, maar nooit kan strekken om een amendement feitelijk te doen vervallen. Toen spreker mededeelde op welke wijze hij wilde laten stemmen, heeft hij gezegd, dat hij eerst het voorstel van den heer Verweij (42 leerlingen per klasse) als zijnde van de verste strekking in stemming zou brengen. De heer Oostdam vroeg toen, of niet over het voorstel van den heer Spendel het eerst moest worden gestemd, waarop spreker heeft geantwoord: neen, want mijns inziens is het voorstel van den heer Verweij van de verste strekking. Spreker heeft daarop duideiijk herhaald: ik zal eerst in stemming brengen het voorstel van 42, daarna dat van 44, vervolgens dat van 45 en ten slotte het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Was de Raad het daarmede niet eens geweest, dan had hij aan spreker te kennen moeten geven, dat hij eerst het amendement van den heer Spendel in stemming gebracht wilde zien. Dat is niet geschied en daardoor heeft de Raad gesanctionneerd de wijze, waarop spreker liet stemmen en welke hij alsnog de meest logische en meest rationeele acht. De heer Knuttel wenscht op te merken, dat het bezwaar van den heer Oostdam alleen dan zin zou hebben, indien het amendement van den heer Spendel een sub-amendement op het amendement van den heer Verweij was geweest. Men kan toch niet een sub-amendement op een later in behan deling komend amendement het eerst in stemming brengen! De heer Oostdam wijst er op, dat het sub-amendement van den heer Spendel strekte om in de amendementen het getal 42 te veranderen in 44. Het was dus volgens de goedgekeurde notulen een sub-amendement op alle overige amendementen, zoodat het er niets toe deed of het amendement van de heeren Wilmer en Zuidema werd ingetrokken, want toen restte nog het amendement-van Hamel, overgenomen door den heer Verweij. Spreker zal nu niet verder op de zaak ingaan. Hij heeft haar voorloopig willen ter sprake brengen. De Voorzitter heeft de overtuiging, dat hij niet anders had mogen laten stemmen dan hij gedaan heeft. De heer van Hamel vestigt er de aandacht van den Burgemeester op, dat den laatsten tijd het misbruik, om in strijd met het desbetreffende voorschrift van de politieveror dening met fietsen op de kleine steentjes te rijden, in buiten gewone mate toeneemt, waarbij de fietsers zeer vrijmoedig optreden en de voetgangers bijna tegen het lichaam rijden. Spreker verzoekt den Burgemeester de politie iri het bijzonder attent te maken op het bestaan van bedoeld voorschrift in de politie-verordening. De Voorzitter acht de vraag van den heer van Hamel voor hem zeer moeilijk te beantwoorden. De heer Wilbrink spreekt de hoop uit, dat, als aan den wensch van den heer van Hamel gevolg gegeven mocht wor den, dan tevens de tramrails opgebroken zullen worden, aangezien er anders geen ruimte voor de fietsers zou zijn. Mevrouw van Itallievan Embden acht een andere op lossing de reeds door haar meermalen bepleitte opruiming van de particuliere stoepen en aanleg van een trottoir in de Breestraat. Dan zijn de voetgangers uit het gedrang en kunnen fietsers en trams rijden. De heer Witmans wil de aandacht vestigen op het ge bouwtje aan de Steenstraat, waar de buitensociëteit Amicitia zal gevestigd worden. Het is treurig, dat bij de entree van de stad dergelijk wan staltig gebouwtje wordt neergezet. Daarmede wordt het aspect van de omgeving niet mooier gemaakt. Spreker wil vragen, of het project indertijd niet aan het oordeel der Schoonheidscommissie is onderworpen. Men zegt, dat er te Leiden geen Schoonheidscommissie bestaat, maar wie heeft dan dat geveltje goedgekeurd? De heer Mulder stemt gaarne toe, dat het niet een bij zonder sierlijk gebouwtje zal worden. Het oorspronkelijk plan is eenigszins gewijzigd. Nu beweert de een, dat het oorspronkelijke plan beter was, en de ander, dat het gewijzigde plan de voorkeur verdient. Spreker gelooft ook wel, dat er iets beters had kunnen komen, dan er nu zal komen, en zeker zou er iets beters gekomen zijn als men over meer geld te beschikken had gehad, maar dat heeft de Raad niet te beoordeelen. Intusschen zal het aanzien allicht eenigszins aantrekke lijker worden door het aanbrengen van beplanting. De heer Knuttel maakt zich geen groote illusie omtrent hetgeen een Schoonheidscommissie tot stand zou kunnen brengen, maar zij zou toch wel dergelijke dingen kunnen beletten. Spreker betreurt, dat deze grond door de gemeente weder in erfpacht is gegeven, maar nog meer betreurt hij het, dat bij het verlengen van deze erfpacht niet de voorwaarde ge steld is, dat daar niet gebouwd zou mogen worden, dan nadat de desbetreffende plannen van gemeentewege waren goedgekeurd, ook wat het uiterlijk betreft. Spreker vraagt, of deze plannen niet beoordeeld zijn door den Gemeente-architect. Indien diens advies was gevraagd, zou dit zeker ongunstig hebben geluid, hetgeen spreker afleidt uit de breedvoerige gesprekken, welke hij indertijd met dien mijnheer heeft gehad. De heer Huurman herinnert er aan, dat hij, toen hij zich indertijd krachtig verzette tegen het opnieuw in erfpacht uitgeven van dit terrein, van den Voorzitter ten antwoord kreeg, dat daar een prachtig gebouw zou verrijzen, dat tot sieraad van de omgeving zou strekken. Spreker heeft zich er toen bij neergelegd, maar een wanstaltiger ding had men er niet kunnen neerzetten. Menig gebouw aan het Wasse- naarsche Slag of op het strand te Katwijk getuigt van veel meer begrip omtrent architectuur dan dit prulding. Spreker antwoordt, den heer Knuttel, dat dit plan niet is beoordeeld door den Directeur of Achitect van Gemeente werken, deze zaken worden door Bouw- en Woningtoezicht behandeld. De heer Knuttel wijst er op, dat dit niet een gewoon geval is van een ingezetene, die wil gaan bouwen. Waar de gemeente dien grond in erfpacht gaf, had zij ook uit een ander oogpunt haar invloed bij de samenstelling van het plan kunnen doen gelden. De heer Huurman zegt, dat het plan wordt ingediend als gold het den bouw op eigen terrein. De heer Coster zegt, dat, als vreemdelingen de beziens waardigheden van Leiden komen bezichtigen, ook de Burcht op het programma staat. Nu kwam er kort geleden een auto met vreemdelingen op Donderdag, toen er in den Burcht verkooping plaats had, en die menschen schrokken zoo van den rommel, dat zij terugkeerden zooals zij gekomen waren. Spreker

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 10