170
MAANDAG 21 JULI 1924.
De Voorzitter deelt mede, dat hij het volgende voorstel
van den heer Dubbeldeman heelt ontvangen:
»Ondergeteekende stelt voor den handel in cokes vrij te
laten".
Het voorstel van den heer Dubbeldeman wordt voldoende
ondersteund en maakt mitsdien een onderwerp van beraad
slaging uit.
De heer van der Reijden vraagt, of, wanneer de handel in
cokes vrij gelaten wordt, dan ook de verminderde prijs door
Burgemeester en Wethouders zal vastgesteld worden.
De heer van Hamel weet niet, of de bedoeling is dat Burge
meester en Wethouders praeadvies uitbrengen omtrent het
voorstel van den heer Dubbeldeman dan wel dat dit dadelijk
in behandeling komt.
Mocht het eerste het geval zijn, dan zou spreker in over
weging willen geven om deze geheele zaak nog even tot de
volgende vergadering uit te stellen. Dan kan de geheele zaak
overzien worden en anders bestaat er aanleiding tot ver
warring, wat zou kunnen leiden tot een onzuivere stemming.
De heer Witmans kan zich grootendeels vereenigen met
hetgeen door den heer van Eek is aangevoerd, maar hij zou
alsnog gaarne vernemen waarop de heer van Eek het oog
heeft gehad, waar hij in het algemeen zeide, dat het noodig
was, dat van uit den Kaad een stem opging om een andere
regeling te treffen ten aanzien van de cokes-leverantie.
Het standpunt van den heer Dubbeldeman deelt spreker niet.
De heer Sanders wil ter voorkoming van verder misverstand
beginnen met iets te zeggen over het voorstel van den heer
Dubbeldeman.
In het request van »Ons Doel" wordt een verzoek gedaan,
dat hetzelfde inhoudt als het voorstel van den heer Dubbeldeman,
n.l. om den handel in cokes vrij te laten, en op dat verzoek
hebben Burgemeester en Wethouders in dit praeadvies ge
antwoord. Het voorstel van den heer Dubbeldeman is dus
vrijwel overbodig.
Wat de zaak zelve betreft, de tegenstanders van het voorstel
van Burgemeester en Wethouders stellen zich op het ver
keerde standpunt, dat de prijs, waarvoor de handelaren de
cokes inkoopen, wordt vastgesteld door de Lichtfabrieken en
de handelaren slechts tot een zeker maximum winst kunnen
maken. Dat is onjuist. De basis, waarop de cokesprijspolitiek
berust, is de détailprijs en die wordt vastgesteld in overeen
stemming met den algemeenen marktprijs, d. w. z. de prijzen,
welke in omliggende gemeenten gelden en die, waarvoor men
cokes van elders zou kunnen invoeren om ze tot dienzelfden
prijs te verkoopen. Nu spreekt het van zelf, dat zoodra zich
een van die twee factoren wijzigt, de Lichtfabrieken haar
prijzen onmiddellijk daarmede in overeenstemming brengen,
want, kon b.v. de cokes van buiten goedkooper worden inge
voerd dan zij hier werd verkocht, dan zouden de Licht
fabrieken met een groote hoeveelheid cokes blijven zitten.
In het laatste geval dalen de prijzen dus. Het is dus onjuist,
dat de cokes hier tot den hoogst mogelijken en tot den
hoogsten prijs wordt geleverd. De prijs, waarvoor de cokes
thans wordt geleverd en détail, is een normale prijs: het is
de marktprijs, de handelsprijs, niet meer en niet minder.
Richtten de Lichtfabrieken zich niet naar de marktprijzen,
dan zouden zij daarvoor gestraft worden of hierdoor, dat zij
met een groote hoeveelheid cokes bleven zitten, öf dat
zou voor de ingezetenen nog nadeeliger gevolgen kunnen
hebben doordat een groote hoeveelheid cokes werd uit
gevoerd, met het gevolg, dat in het midden van het stook-
seizoen, in December, Januari of Februari, de gemeente een
tekort aan cokes zou hebben, en dat de handel wederom uit
den omtrek cokes zou moeten opkoopen, hetgeen natuurlijk
weder tot een duurderen cokesprijs aanleiding zou geven.
Spreker moet betwisten, dat de gemeente hier, in plaats
van prijsregelend op te treden, er toe medewerkt om de
prijzen zoo hoog mogelijk te stellen. Het streven, dat in
deze bij de Lichtfabrieken vóórzit, is om te zorgen dat Leiden
nimmer ontbloot is van cokes en dat de Lichtfabrieken steeds
cokes kunnen leveren tegen een zeer normalen handelsprijs,
niet te hoog en niet te laag.
De heer Groeneveld zegt: de winstmarge voor den handel
moet er af; maar daarom gaat het niet. Het uitgangspunt
voor de Lichtfabrieken is de détailprijs, maar aangezien de
Lichtfabrieken niet alles en détail kunnen verkoopen, hebben
zij noodig de medewerking van den tusschenhandel. Nu is
natuurlijk de vraag: tot welken prijs is die tusschenhandel
bereid om dien tusschendienst te verrichten? Er moet dus
vastgesteld worden zekere winstmarge voor den tusschen
handel. Opdat nu de Lichtfabrieken het steeds in handen
hebben, dat niet te veel cokes wordt uitgevoerd, hetgeen op
een gegeven oogenblik een gebrek aan cokes zou kunnen
doen ontstaan, of dat zij niet op een gegeven oogenblik zitten
met eer. groote hoeveelheid cokes, bepalen zij met den handel
een vasten détailprijs, waaronder of waarboven men niet
mag gaan.
Dit is de eenige, juiste maatstaf voor de bepaling der
cokesprijzen. Het is de beste manier om de gemeente Leiden
voortdurend van voldoende cokes te voorzien tegen normale
prijzen.
Spreker adviseert dan ook om het voorstel van Burge
meester en Wethouders aan te nemen.
De heer van Eck acht het vanzelf sprekend, dat in zake
de vaststelling van de prijzen van artikelen, geleverd door
overheidsbedrijven, de meeningen zeer uiteenloopen.
Spreker stelt zich op het standpunt, dat in de overheids
bedrijven reeds een zeker toekomstelement zit. Hij beschouwt
de overheidsbedrijven in zekeren zin als de voorloopers van
gemeenschapsbedrijven. Nu moeten de door die bedrijven
geleverde artikelen aan de ingezetenen zoo goed en goedkoop
mogelijk geleverd worden. Men kan nooit liefde en belang
stelling voor dergelijke bedrijven bij de ingezetenen wekken,
wanneer men alleen maar weet dat die bedrijven financieel
goed gaan en aanzienlijke baten voor de gemeentekas op
leveren en men niet tegelijkertijd weet, dat het daar gepro
duceerde goed is en tegen billijken prijs wordt afgeleverd.
Wanneer de heer Witmans vraagt, wat spreker er mede
bedoelt als hij zegt, dat de Raad zich moet uitspreken, dat
een andere cokespolitiek moet gevoerd worden, dan verstaat
spreker hieronder, dat het de algemeene wensch van de
ingezetenen is, dat het gas, evenals de electrische stroom,
goed en goedkoop zij. Evenzeer meent spreker, dat men moet
inzien dat de fabriek goede cokes tegen billijken prijs heeft
te leveren. Zien de Directie der fabrieken, Burgemeester en
Wethouders en Commissarissen dat niet in, dan is het ge-
wenscht, dat vanuit den Raad een stem opgaat, dat een
andere politiek moet worden gevolgd, dat rekening moet
worden gehouden met het feit, dat cokes een artikel is, dat
in het algemeen door de minder gegoeden wordt gebruikt,
en dat het overheidsbedrijf, dat bijna het monopolie van de
productie en de levering van cokes heelt, heeft te zorgen,
dat dat artikel tegen een billijken prijs onder het bereik der
ingezetenen wordt gebracht.
Spreker houdt vol, dat niet mag gezegd worden, dat derge
lijke overheidsbedrijven een commercieel karakter behooren
te dragen. Zij kunnen zich natuurlijk in deze maatschappij
niet aan kapitalistische eischen ontworstelen, maar ander
zijds moeten zij tot doel hebben ie werken in het belang van
de ingezetenen.
In het algemeen vindt spreker het systeem, dat leidt tot
zoo hooge cokesprijzen als op een gegeven oogenblik door
de fabrieken kunnen worden bereiktniet hooger natuurlijk
dan de marktprijzen verkeerd, en moet hij kiezen tusschen
dit systeem en dat van den heer Dubbeldeman, dan kiest
hij het laatste, waarbij de prijzen worden losgelaten en de
fabrieken door de concurrentie van buitenaf worden ge
dwongen de prijzen wat te verlagen, ook al vindt hij het
niet ideaal. De fabrieken, die cokes produceeren, moeten zooveel
mogelijk maatregelen treffen om te zorgen, dat die cokes
tegen billijken prijs bij de ingezetenen komt.
Spreker zou er voor zijn, dat de fabrieken, als zij de hulp
van de tusschenhandelaren noodig hebben, de verantwoor
delijkheid voor het te leveren artikel op zich namen en de
tusschenhandelaren als filiaalhouders werden beschouwd en
de cokes tegen denzelfden prijs en onder dezelfde voorwaarden
leverden. Daarbij zouden de fabrieken haar Sociaal karakter
hebben te behouden en de cokes zoo goedkoop moeten ver
koopen als met haar financiëele positie vereenigbaar was.
Spreker is het met den heer Knuttel eens, dat op dit oogen
blik meer rekening wordt gehouden met de belangen van de
handelaren dan met die van de ingezetenen. Dat is verkeerd
bij den verkoop van een artikel, dat de mindergegoeden
zoozeer noodig hebben.
Spreker zal stemmen tegen het voorstel van Burgemeester
en Wethouders en voor dat van den heer Dubbeldeman.
De heer Dubbeldeman zegt, dat de Wethouder drie dingen
in het debat heeft gebracht, waarvan er twee wel eenigszins
met elkander in strijd zijn. Vooreerst sprak hij over den
groothandelsprijs en heeft hij ontkend, dat die door de Licht
fabrieken werd vastgesteld, maar ieder Raadslid weet wel,
dat dit wel degelijk het geval is, eenigszins rekening houdende
met de cokesprijzen elders.
Het zou dan onmogelijk zijn om te Leiden goedkoopere
cokes van goede qualiteit in te voeren, want dat zou dan
geen zin hebben.
De Wethouder zegt: als wij volgen het systeem-Dubbeldeman
en den handel in cokes wat de prijzen betreft vrij laten, dan
kan het gebeuren, dat wij hier op een gegeven oogenblik
met een te grooten voorraad opgescheept zittendaarentegen