186 MAANDAG 21 JULI 1924. differentiatie, het afzonderlijk rekening houden met afzonder lijke groepen van leerlingen. Wanneer er ergens kleine lokalen gebruikt moeten worden, dan kan dit nog het best geschieden door de klassen van het zevende leerjaar. Spreker begrijpt ook het bezwaar van de Schoolcommissie niet, dat het niet gaat twee «heterogene" scholen onder één dak te plaatsen. Men heeft hier toch geen kastenstelsel? Zij hinderen elkaar volstrekt niet! Tot de Raadsleden, die nochtans misschien dat heterogene zouden duchten, wil spreker twee dingen zeggen, nl. 1°. Er komt een afzonderlijke ingang en die behoeft wel licht niet eens te komen aan de Caeciliastraat, hoewel deze heel wat verbeterd is bij 20 jaar geleden. 2°. Spreker gelooft niet, dat de leerlingen beneden er zeer veel hinder van zouden hebben als boven de leerlingen van het Centrale 7e leeijaar les kregen. Maar bovendien zijn de beide hoofden met hun staf toch wel mans genoeg om even- tueele bezwaren a priori te voorkomen. Er moet voor het Centrale 7e leerjaar een ander gebouw gezocht worden, en dat heeft men hier. Onderwijl kan afgewacht worden, hoe het met de Centrale school gaat. Dat zij kleiner zal worden ingevolge de nieuwe wetswijzi ging, is natuurlijk. Dat is nu reeds duidelijk; en het zal met September en met Maart nog wel duidelijker blijken, dat er minder leerlingen naar toe gaan. Als de wet den ouders toestaat om hun kinderen na het afloopen van de 6e klas der lagere school thuis te houden, dan zullen velen daarvan gebruik maken. Burgemeester en Wethouders zullen dat niet bevorderen; zij zullen trachten om de Centrale school zooveel mogelijk te bevolken; maar zij zullen het teruggaan van het aantal leerlingen niet kunnen tegenhouden. De Leerschool kan als zoodanig intact blijven met 6 klassen. De kweekelingen kunnen in die 6 klassen nog les krijgen in het onderwijzen, en mocht blijken, dat één school daarvoor te weinig is, dan zijn er nog andere scholen in de nabijheid, zoodat een tweede school zou kunnen aangewezen worden. Burgemeester en Wethouders geven verreweg de voorkeur aan inkrimping dezer school dan aan opheffing eener andere opleidingsschool; het laatste ware veel erger. De heer Eerdmans acht hetgeen de Wethouder op het laatst gezegd heeft een van de gewichtigste dingen. De Wet houder zegt namelijk, wat die Centrale school betreft, dat de ouders hunne kinderen zullen thuis houden en dat hij daar tegen niet op kan. Spreker neemt hiervan nota. Dat moet men bij het maken van veranderingen in het oog houden. Wat betreft de Leerschool, het hoofd daarvan is leeraar aan de Kweekschool en geeft daar les in paedagogiek. Nu is het voor de opleiding van onderwijzers van de grootste beteekenis, dat men practisch leert werken onder de leiding van dengene, die de aanstaande onderwijzers ook op de Kweekschool onderwijst, en nu biedt een aantal van 6 klassen niet voldoende gelegenheid aan de kweekelingen om zich practisch te oefenen als totnogtoe het geval is. En als men een tweede school daarvoor aanwijst, dan komen zij onder een ander hoofd en allen weten, dat het niet gewenscht is, dat men bij de opleiding te maken heeft met wisselende inzichten, al is het in kleinigheden. Spreker vindt het daarom zeer begrijpelijk, dat de Wet houder gevoeld heeft, dat er ook een schaduwzijde aan ver bonden was. Deze school zit zoozeer vast aan de Kweekschool, dat zij een uitzonderingspositie inneemt. Spreker wenscht daarom eerst den verderen loop van zaken af te wachten en kan niet vóór het voorstel van Burgemeester en Wet houders stemmen. De heer Meijnen zegt, dat de persoon van 'het hoofd niet in het geding gebracht mag worden; dat is bij de opheffing der Plantsoenscholen ook niet gebeurd. Evenmin mag dit geschieden met de paedagogiek-lessen. Het gaat er hier alleen om: wanneer 6 klassen niet genoeg zijn, moet er een 2e school worden aangewezende leiding der lessen behoeft daardoor niet te veranderen; alleen zullen eventueel voor onderwijzer en kweekelingen kleine wandelingen naar die 2de school noodig zijn. De heer van Hamel wijst er op, dat, wanneer uitvoering wordt gegeven aan de plannen van Burgemeester en Wet houders, de Leerschool aan de Oude Vest verbouwd zal moeten worden, hetgeen veel geld zal kosten. In dat gebouw zijn 8 lokalen beneden en 5 boven. Dit alleen maakt reeds een horizontale splitsing hoogst moeilijk en ondoeltreffend. De heer Verwij zegt overtuigd te zijn door de logische redeneering van den Wethouder. Wanneer de Centrale school voor het zevende leerjaar niet wordt overgebracht, beteekent dit, dat een van de andere scholen moet worden opgeheven. Daarom zal spreker vóór het voorstel van Burgemeester en Wethouders stemmen. De beraadslaging wordt gesloten. Met 21 tegen 5 stemmen wordt overeenkomstig conclusie sub 111 besloten. Vóór stemmen: de heeren Wilbrink, Coster, van Rosmalen, van der Reijden, Splinter, Groeneveld, Baart, van Eek, Verweij, Spendel, Bergers, Zuidema, Witmans, Eikerbout, Heemskerk, Wilmer, Mulder, Meijnen, Sanders, Kooistra en de Voorzitter. Tegen stemmen: de heeren van Hamel, Eerdmans, Dubbel- deman, Oostdam en van Stralen. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig conclusie sub IV besloten. Met 24 tegen 2 stemmen wordt vervolgens overeenkomstig conclusie sub V besloten. Vóór stemmen: de heeren Wilbrink, Coster, van Hamel, van Rosmalen, van der Reijden, Splinter, Groeneveld, Baarr, van Eek, Verweij, Spendel, Bergers, Zuidema, Witmans, Eikerbout, Dubbeldeman, Heemskerk, Wilmer, Mulder, Meijnen, Sanders, van Stralen, Kooistra en de Voorzitter. Tegen stemmende heeren Eerdmans en Oostdam. Zonder hoofdelijke stemming wordt verder overeenkomstig de conclusiën sub VI, VII en VIII besloten. Bij de conclusie sub IX komt tevens in behandeling het door den heer van Hamel ingediend amendement, strekkende om in plaats van »1 September 1924'' te lezen: »1 Maart 1925", welk amendement met 16 tegen 10 stemmen wordt verworpen. Tegen stemmen: de heeren Wilbrink, Coster, van Rosmalen, van der Reijden, Splinter, Spendel, Bergers, Zuidema, Eikerbout, Heemskerk, Oostdam, Wilmer, Mulder, Meijnen, Sanders en de Voorzitter. Vóór stemmen: de heeren van Hamel, Groeneveld, Baart, van Eek, Verweij, Witmans, Eerdmans, Dubbeldeman, van Stralen en Kooistra. Zonder hoofdelijke stemming wordt tenslotte overeenkomstig de conclusiën sub IX en X besloten. VII. Interpellatie van den heer van Stralen, in zake de pressie dooi' het Burgerlijk Armbestuur uitgeoefend op een der vroegere ondersteunden tot aanvaarding van werk beneden het normale loon. De heer Heemskerk geeft, met het oog op het zeer ver gevorderd uur, in overweging om deze interpellatie uit te stellen tot de volgende vergadering. De heer van Stralen ziet er van at om op een zoo iaat uur nog zijne interpellatie te houden, maar wd erop wijzen, dat het nu de tweede maal is dat door het rekken van de discussie over andere onderwerpen uitstel moet plaats hebben. De Voorzitter zegt, dat hij gaarne de interpellatie van den heer van Stralen nog heden had willen afdoen. De heer van Stralen. Wanneer verschillende heeren niet zoo buitengewoon langdradig waren geweest, inzondeiheid de Wethouder, die heel wat korter in zijn spreken had kunnen zijn, dan had de interpellatie heden kunnen plaats hebben. Er schiet nu niets anders op dan uitstel, maar spreker verzoekt den Voorzitter om de interpellatie op de agenda van de volgende Raadszitting een zoodanige plaats te geven, dat de behandeling ervan verzekerd is. De Voorzitter zegt overweging hiervan toe. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten dit punt van de agenda aan te houden tot een volgende vergadering. De Voorzitter vraagt, of thans nog een der leden iets in het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen. De heer Bergers wil vooreerst vragen, of de Directie van den Reinigingsdienst zich in verbinding zou willen stellen met de Directie van de tram, aangezien bij het passeeren van drie tramwagens achter elkaar veel stof opwaait, doordat de rails geregeld vol met vuil zitten. Verder vraagt spreker, of met het werk in de Pasteurstraat reeds een aanvang is gemaakt. De Voorzitter kan mededeelen, dat de verwijdering van de voormalige Centrale Keuken in de Pasteurstraat reeds aan den gang is.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 20