MAANDAG 21 JULI 1924.
185
Do Planlsoenrcholen kunnen gemist worden; de leeilingen
kunnen over de andere scholen gedistribueerd worden met
inachtneming van den afstand. Daarentegen kan spreker de
scholen aan de Vrouwenkerksteeg onmogelijk missen; deze
moeten in stand blijven in verband met de woonplaats van
de leerlingen en ze moeten ingericht worden met ruimere
lokalen dan de tegenwoordige. De kwestie van de aanbieding
van een school staat hier geheel buiten.
Spreker verklaart het amendement van den heer van Hamel
volstrekt onaannemelijk, daar het de belangen van het openbaar
onderwijs zeer zou schaden.
De heer van Hamel kan dit laatste niet aannemen. De
scholen in het Plantsoen hebben de grootste lokalen en die
aan de Vrouwenkerksteeg de kleinste. Desnoods zou nog ver
bouwing kunnen plaats hebben. Het liefst zou spreker geen
enkele school opgeheven zien. maar als er sprake van op
heffing moet zijn, dan moeten de scholen aan de Vrouwen
kerksteeg eerder daarvoor in aanmerking komen dan de
scholen in bet Plantsoen.
Met vrij groote zekerheid kan voorspeld worden, dat tegen
opheffing van deze scholen groot verzet zal komen, dat zal
gaan tot aan de Kroon, en dan zal toch niet bereikt kunnen
worden wat de Wethouder wil. Er is namelijk een termijn
van 30 dagen om in beroep te komen, en onderwijl kan er
nog heel wat gebeuren. Bovendien weet men heelemaal nog
niet, in welke positie men in de eerste maanden zal komen,
en daarom had spreker dan ook voorgesteld om de uitvoering-
op te schorten tot later.
De heer Eerdmans vreest, dat de scholen, aan de Vrouwen
kerksteeg bij verbouwing bitter zullen tegenvallen. Spreker
heeft die scholen gezien, en nu leveren de scholen zelf niet
zoozeer bezwaar op als wel de geheele omgeving daar. Het
is onmogelijk om bij die scholen een groote speelplaats te
maken; er is geen ruimte voor, terwijl wat dit betreft de
toestaud bij de Plantsoenscholen geheel anders is.
Men zou dus aan den eenen kant een gebouw, dat men
heett, sluiten en aan den anderen kant ergens anders 80.000
uitgeven om een school op te zetten in een buurt, die zeer
weinig aantrekkelijk is.
Waarom moeten alleen de kinderen van de betere standen
de stad door rnarcheeren om naar school te gaan De kin
deren zullen er niets minder van worden, als zij eenigo
straten verder moeten loopen. In een kippenstadje als Leiden
zijn de afstanden niet zoo groot.
De heer van Hamel vraagt, of bij verwerping van zijn
amendement beslist is, dat de Plantsoenscholen opgeheven
worden.
De Voorzitter antwoordt bevestigend.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het door den heer van Hamel ingediend amendement
vvordt verworpen met 16 tegen 10 stemmen.
Tegen stemmende heeren Wilbrink, Coster, van Rosmalen,
van der Reijden, Splinter, Spendel, Bergers, Zuidema,
Eikerbout, Heemskerk, Oostdam, Wilmer, Mulder, Meijnen,
Sanders en de Voorzitter.
Vóór stemmen: de heeren van Hamel, Groeneveld, Baart,
van Eek, Verweij, Witmans, Eerdmans, Dubbeldeman, van
Stralen en Kooistra.
(De heer Knuttel en mevrouw Dietrich-de Rooy hadden
de- vergadering inmiddels verlaten.)
Vervolgens wordt, eveneens met 16 tegen 10 stemmen,
besloten de scholen voor o. 1. onderwijs aan het Plantsoen
A en B op te heften en de leerlingen dier school over de
overblijvende scholen derzelfde soort te verdeelen.
Vóór stemmen: de heeren Wilbrink, Coster, van Rosmalen,
van der Reijden, Splinter, Spendel, Bergers, Zuidema, Eiker
bout, Heemskerk, Oostdam, Wilmer, Mulder, Meijnen,
Sanders en de Voorzitter.
Tegen stemmen: de heeren van Hamel, Groeneveld, Baart,
van Eek, Verweij, Witmans, Eerdmans, Dubbeldeman, van
Stralen en Kooistra.
Beraadslaging over conclusie sub III, luidende:
»het aantal klassen der Leerschool aan de Oude Vest tot 6
in te krimpen en de leerlingen, welke alsdan niet in die 6
klassen kunnen worden opgenomen, over de overige opleidings
scholen voor u. 1. o. te verdeelen."
De heer Oostdam wil aan het historisch gegroeide geheel
van de Leerschool aan de Oude Vest met de Kweekschool
niet tornen en zeker niet ter wille van de Centrale school
voor het zevende leerjaar. Deze kan zeer goed blijven in de
lokalen, waar zij nu is. Zij verkeert toch in een zeer onzekere
positie; iedereen weet, hoe het met de Lager-onderwijswet in
dit opzicht gesteld is. Ook wordt van het gebouw aan de
Van der Werfstraat te veel kwaad gesproken. Sommige lokalen
zün wel wat klein, maar dit is wegens het kleine aantal
kinderen, dat daar schoolgaat, ook niet erg. Spreker kan zijn
stem niet geven aan de punten III en IV, waardoor de
belangen van het kweekschoolonderwijs geschaad zouden
worden.
De heer Verwey meent, dat het 7e leerjaar niet die sombere
toekomst heeft als Burgemeester en Wethouders schijnen te
meenen.
Aangezien krachtens de Arbeidswet de kinderen eerst op
14-jarigen leeftijd aan den arbeid mogen gaan, zal er een vol
doend aantal ouders zijn, die hunne kinderen van het 7e
leerjaar gebruik zullen laten maken.
Daarom kunnen spieker en zijne partijgenooten niet mede
gaan met het voorstel van Burgemeester en Wethouders,
hetwelk beoogt inkrimping van het 7e leerjaar.
De heer van Hamel meent, dat de inkrimping van het
aantal klassen van de Leerschool niet mogelijk zal zijn.
De leerschool is niet te splitsen, want er zijn in die school
boven 5 lokalen en beneden 8. Het is niet mogelijk die school
zóó te verdeelen, dat daar een 7e leerjaar kan komen zonder
dat groote stoornis plaats heeft in het onderwijs. De toegang
zal dan ook moeten komen in de Caeciliastraat en dat is een
ongewenschte toestand.
Het beste is, dat het aantal klassen aan de Leerschool
blijft gelijk het is, zooals ook de Schoolcommissie adviseert.
De heer Meijnen erkent met den heer Oostdam, dat de
Leerschool is een mooie school en een mooi geheel, en brengt
hulde aan het hoofd en het verdere personeel van die school;
maar de Leerschool is niet de eenige mooie2e klasse-school;
er zijn nog andere goede scholen, aan het hoofd en het verdere
personeel waarvan spreker eveneens hulde brengt.
Daarin zit het echter niet. Maar wanneer men op het terrein
van de vroegere 3e klasse scholen gaat bekrimpen, dan kan
men er niet van buiten, om dat ook te doen op het terrein
van de opleidingsscholen. Dat ligt geheel in de lijn dezer
voorstellen. Nu is de vraag: waar kan dat geschieden met
het minste bezwaar?En dan antwoordt spreker: hier, omdat
men hier heeft de duurste exploitatie. Dit is met de Boommarkt-
school de eenige opleidingsschool met zeer kleine, dus dure
klassen. Alleen daardoor kost deze Leerschool, hoe mooi het
geheel ook is, op den duur jaarlijks eenige leerkrachten meer
aan de gemeente dan noodig' is.
De Schoolcommissie heeft gezegd: hef dan een andere
vroegere 2e klasse-school op, maar het is niet wel mogelijk om
een andere van die scholen uit het verband te nemen, omdat
die andere scholen of grootere lokalen bezitten of in stads
gedeelten gevestigd zijn, waar er behoefte aan is, terwijl het
toch ook niet zou aangaan om de meisjesschool op de
Boommarkt, de eeuige gunstig bekende, overgeblevene meisjes
school, op te heffen. Als er dus iets moet gebeuren op het
gebied van deze categorie van scholen en er moet wat
gebeuren dan moet het zijn op het terrein van de Leer
school. Zij wordt alleen ingekrompen, niet in haar bestaan
bedreigd. De exploitatie is te duur; bovendien is de Leer
school de eenige school, die twee jaren geleden niet tot 6
klassen is teruggebracht. De school ligt centraal, dus de mo
gelijkheid van distributie der leerlingen bestaat. De scholen
aan de Langebrug en den Maresingel hebben grootere lokalen;
de school aan de Boommarkt eveneens, nadat zij verbouwd
zal zijn.
Spreker ontkent ten sterkste, dat het hem er om te doen
zou zijn de Centrale school voor het zevende leerjaar tegen
te werken. Verleden jaar hebben Burgemeester en Wethouders,
in vereeniging met den Inspecteur, hun best gedaan om
zooveel mogelijk leerlingen naar die school te krijgen. Die
poging wordt dit jaar herhaald. Wanneer de school leerlingen
verliest, is dit niet een gevolg van de houding van Burge
meester en Wethouders, maar van het aannemen van de
wet tot uitstel van de invoering van het zevende leerjaar.
Bovendien moet er rekening mede gehouden worden, dat de
school aan de van der Werfstraat afgekeurd is door den
Inspecteur, de autoriteit in dezen. Daaraan kunnen Burge
meester en Wethouders niets veranderen.
Verder is het bezwaar geopperd, dat het voorgestelde niet
mogelijk zou zijn, gezien de kleine lokalen van de Leerschool.
De lokalen worden er natuurlijk niet grooter door, maar
spreker wijst er op, dat een van de redenen voor het oprichten
van de Centrale school voor het zevende leerjaar was de