148 MAANDAG 14 JULI 1924. wenscht zelfs liever met ingang van een vroegeren datum te worden gepensionneerd dan met ingang van 1 Januari a.s., omdat hij vermoedt, dat hij dan een hooger pensioen zal krijgen. Spreker begrijpt niet, waarom Burgemeester en Wethouders hierover worden geïnterpelleerd, nu zij geheel volgens den regel van de desbetreffende verordening hebben gehandeld. De heer Witmans wijst er op, dat er een voorbeeld is, dat iemand, die ouder is dan 65 jaar, in den gemeentedienst gehandhaafd blijft. Ook de heer Hemerik heeft nog 1 of 2 jaren de gemeente gediend, nadat hij 65 jaar v\ as geworden. Spreker begrijpt niet, waarom op den heer Nijk, die physiek nog zoo flink is, de verordening naar de letter is toegepast. De Voorzitter acht het verkeerd om Burgemeester en Wethouders ter verantwoording te roepen, als deze de ver ordeningen, door den Raad vastgesteld, handhaven. De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten. XV. Praeadvies op het verzoek van F. Ouwerkerk, om de te bouwen schuur achter het perceel Hooge Morschweg No. 7, van hout te mogen maken. (Zie Ing. St. No. 203.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten. XVI. Vaststelling van het aan Gedeputeerde Staten uit te brengen verslag aangaande de wijze, waarop het op de gemeentebegrooting voor 1923 voor schoolkindervoeding en -kleeding toegestaan bedrag is besteed. (Zie Ing. St. No. 188.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot vaststelling van het verslag besloten, overeenkomstig het in Ingekomen Stukken No. 188 opgenomen concept. XVII. Voorstel tot verhooging van eenige posten der be grooting, dienst 1923, waarvan de raming te laag is gebleken. (Zie Ing. St. No. 167). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XVIII. Voorstel tot nadere vaststelling van de gemeente begrooting, dienst 1924. (Zie 'Ing. St. No. 186.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XIX. Voorstel tot verlenging van den termijn van ont ruiming van een aantal onbewoonbaar verklaarde perceelen. (Zie Ing. St. No. 174.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Dubbeldeman vraagt, of er indertijd, toen die woningen onbewoonbaar zijn verklaard, een lijst van de bewoners is aangelegd, zoodat thans kan worden nagegaan of diezelfde menschen er nog in wonen. Spreker heeft ver nomen, dat de bewoners van die afgekeurde woningen nog wel eens verwisselen, en dat mag niet voorkomen. De ambte naren moeten daarop toezien. Komen zulke woningen open, dan mogen zij niet opnieuw worden verhuurd of bewoond, want anders moet de Raad blijven goedvinden, dat de ont ruiming telkens eenigen tijd wordt uitgesteld in tegenstelling met de bedoeling. Toen tot onbewoonbaarverklarïng is besloten, is er'medegedeeld, dat die huisjes van lieverlede leeg kwamen en dan zouden worden ontruimd, maar op deze wijze komt er van die ontruiming niets terecht. De heer Muloer acht het niet noodig om daarvan een lijstje aan te leggen. Het resultaat zou toch nihil zijn. De onbewoonbaar verklaarde woningen worden niet meer ter bewoning gegeven nadat de oorspronkelijke bewoners eruit getrokken zijn, maar als zich nu eens bet geval voor doet, dat één of twee gezinnen ondanks alle moeite om een woning te vinden op straat komen te staan, dan heeft spreker den moed niet om te zeggengaat gij maar op straat. Dan zegt spreker: in vredes naam, betrekt dan maar zoo'n onbe woonbaar verklaarde woning. Dat zijn echter uitzonderingen. De onbewoonbaar verklaarde woningen worden als regel niet meer door andere bewoners betrokken. Den heer Dubbeldeman heeft het antwoord van den Wet houder niet volkomen bevredigd. De Wethouder erkent toch, dat eenvoudig de wet niet toegepast wordt. De wet zegt duidelijk, dat, als het gezin, dat een woning bewoonde op het oogenblik dat zij onbewoonbaar werd verklaard, de woning verlaat, deze niet meer bewoond mag worden. Spreker weet niet, wat hij zou doen als hij kwam te staan voor het geval, dat iemand in het geheel geen woning had. In elk geval is een slecht dak beter dan in het geheel niets. Maar er blijkt toch uit, dat er te Leiden altijd nog gebrek aan geschikte woningen bestaat. Van de zijde van Burgemeester en Wethouders wordt zoo dikwijls gezegd, dat alles in orde komt, maar uit wat de Wethouder zegt blijkt toch, dat er niet genoeg geschikte woningen zijn. Het wordt dus tijd, dat er nog een aantal woningen te Leiden gesticht worden. De Voorzitter brengt in herinnering de verschillende bouw plannen, welke reeds in uitvoering zijn en die, welke door den Raad reeds zijn behandeld doch nog niet in uitvoering zijn. Die plannen omvatten honderden wToningen. De heer Dubbeldeman zegt, dat men niet uit het oog moet verliezen, dat er elk jaar een aantal woningen noodig is voor de normale vermeerdering der bevolking. De Voorzitter deelt mede, dat totnogtoe in dit jaar de bevolking van Leiden vermeerderd is met 19 inwoners. Wanneer alle thans onderhanden en in voorbereiding zijnde bouwplannen uitgevoerd zullen zijn, dan zal er van woningnood te Leiden zoo goed als geen sprake meer zijn. De heer Dubbeldeman wil er maar het beste van hopen. De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XX. Voorstel tot verhuring van de voormalige Commandants woning in het Invalidenhuis aan den Middelweg, aan de Leidsche C. J. M. V. «Padvinders". (Zie Ing. St. No. 194.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Knuttel verklaart zich tegen dit voorstel. Hij heeft bezwaar om aan dergelijke instituten tot opleiding van fascisten een lokaal van de gemeente te verhuren. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders, op verzoek van den heer Kooistra in stemming gebracht, wordt met 27 tegen 3 stemmen aangenomen. Vóór stemmende heer van Stralen mevrouw van Itallie van Embden, de heeren van Hamel, Dubbeldeman, Huurman, Baart. Groeneveld, Splinter, van Eek, Oostdam, Heemskerk, Bergers, Spendel, Verweij,Coster, Witmans, Eerdmans, mevrouw Dietrichde Rooy, de heeren van der Wall, Zuidema, Mulder, Meijnen, Sanders, van Rosmalen, Wilmer, Eikerbout en Wilbrink. Tegen stemmen: de heeren Kooistra, van den Heuvel en Knuttel. XXI. Praeadvies op het verzoek van de Leidsche Football Club. om vermindering van de pachtsom van de perceelen in den Boschhuizerpolder, Sectie O, Nis 663, 665, 666 en 667. (Zie Ing. St. No. "173.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Verweij is het in het algemeen met Burge meester en Wethouders eens, dat overeengekomen contracts voorwaarden zooveel mogelijk moeten worden gehandhaafd, maar z. i. mag men van dat begrip geen dogma maken. Hij bepleit in dit geval clementie, omdat de argumenten, door de Leidsche Football Club aangevoerd, naar zijn meening een vermindering van de pachtsom volkomen wettigen. Deze vereeniging maakt een crisisperiode door, ook door de werk loosheid onder haar leden, tengevolge waarvan zij niet aan haar verplichtingen kan voldoen. Waar bovendien de vorige pachter van dit stuk land een veel lagere pachtsom betaalde, bestaat er naar het oordeel van spreker alleszins aanleiding het gedane verzoek ten deele in te willigen, zoodat hij een voorstel in dien geest indient.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 6