146 MAANDAG 14 JULI 1924. 17ft. Voorstel van den heer Verweij, om de behandeling van het voorstel in zake het aanbrengen van verschillende veranderingen in het openbaar lager onderwijs, aan te houden tot een volgende vergadering. Zullen worden behandeld bij punt 44 der gedrukte agenda. 18°. Amendement van de heeren Wilbrink, Eikerbout en Spendel, op het voorstel in zake de opdracht van het beheer en onderhoud van de Grondwaterzweminrichting aan de Zijl. Zal worden behandeld bij punt 34 der gedrukte agenda. 19°. Voorstel van den heer van Stralen in zake de vermindering van de ondersteuning aan uitgetrokken werkloozen. De Voorzitter stelt voor om dit voorstel te behandelen zoo mogelijk in deze vergadering op een tijdstip, nader door den Voorzitter te bepalen. Het is gewenscht, dat deze zaak, als het kan, heden afgedaan wordt. Daarom stelt spreker niet voor om het voorstel aan het einde der gedrukte agenda te behandelen, maar zoodra daarvoor een geschikt oogenblik aanbreekt. De heer van Stralen verzoekt den Voorzitter om zich wat duidelijker uit te laten. In het algemeen kan spreker met het voorstel van den Voorzitter medegaan, omdat, wanneer het voorstel eerst na afdoening der agenda werd behandeld, er heden niets van zou komen. Spreker had gedacht, dat het zou gebeuren na de afdoening van punt 35 der agenda. De Voorzitter verzoekt het aan zijn prudentie over te laten. Het is zijn bedoeling deze zaak heden af te doen handelen, zoodat hij haar niet aan het einde der gedrukte agenda aan de orde zal stellen. De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter besloten. Het voorstel van den heer van Stralen wordt voldoende ondersteund en kan derhalve een onderwerp van beraadslaging uitmaken. 20°. Motie van den heer van Stralen, in zake het aanbrengen van wijzigingen in het Reglement voor de steunverleening. Deze motie wordt voldoende ondersteund en kan derhalve een onderwerp van beraadslaging uitmaken. Wordt besloten ook deze motie zoo mogelijk nog in deze zitting te behandelen op een tijdstip, door den Voorzitter nader te bepalen. 21°. Missive van het Comité, gevormd door de afdeelingen Leiden van het Nederlandsch Onderwijzersgenootschap e.a. houdende mededeeling van een motie in zake het voorstel betreffende het aanbrengen van verschillende veranderingen in het openbaar lager onderwijs. Zal worden behandeld bij punt 44 der agenda. 22°. Aanbeveling van het Bestuur der Vereeniging tot bevordering van den bouw van Werkmanswoningen ter be noeming van een lid van dat bestuur. Zal worden opgenomen onder de Ingekomen Stukken. 23°. Verzoek van de afdeeling Leiden en Omstreken van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij voor Tuinbouw en Plantkunde, om geen besluit te nemen in zake de rooiïng van twee treurwilgen in het van der Werfpark, alvorens kennis te hebben genomen van een bijgevoegde memorie van toelichting. Zal worden behandeld bij punt 35 der gedrukte agenda. De Voorzitter deelt alsnog mede: dat op 27 Juni j.l. heeft plaats gehad de opneming van de boeken en kas van den Gemeente-Ontvanger, waarvan proces verbaal is opgemaakt, dat aan Gedeputeerde Staten is mede gedeeld en in de Leeskamer ter inzage nedergelegd. Aan de orde is alsnu: I. a. Herstemming over het voorstel van de heeren Eerdmans e.a., om de aanbeveling ter benoeming van een Curator van het Gymnasium aan het Curatorium terug te zenden, omtrent welk voorstel de stemmen in de vorige vergadering hebben gestaakt. Bij herstemming wordt het voorstel van de heeren Eerdmans e.a. met 15 tegen 12 stemmen verworpen. Tegenstemmen: de heeren Huurman, Oostdam, Heemskerk, Bergers, Spendel, Coster, van der Wall, Zuidema, Mulder, Meijnen, Sanders, van Rosmalen, Wilmer, Eikerbout en Wilbrink. Vóór stemmen: de heer van Stralen, mevrouw van Itallie van Embden, de heeren van Hamel, Dubbeldeman, Kooistra, van den Heuvel, Baart, van Eek, Verweij, Witmans, Eerdmans en mevrouw Dietrichde Rooy. I. b. Benoeming van een Curator van het Gymnasium. (Zie Ing. St. No. 145.) De Voorzitter verzoekt den heer Wilmer, mevrouw Dietrichde Rooy, den heeren Verweij en Zuidema het stembureau te willen uitmaken. Wordt benoemd met 16 stemmen de heer Mr. P. E. Briët; mevrouw van Itallievan Embden verkreeg 8, de heer Prof. Mr. D. van Blom 2 stemmen en mevrouw van Kampen— Zernicke 1 stem. II. Benoeming van een lid der Commissie van Beheer over de gestichten »Endegeest'', »Voorgeest" en »Rhijngeest" (vacature-W. Pera). (Zie Ing. St. No. 176.) De beraadslaging wordt geopend. De heer van der Wall heeft vernomen, dat geen lid van de Roomsch-Katholieke Raadsfractie in deze commissie zitting heeft en dat die fractie gaarne zag, dat een van hare leden daarin zitting kreeg. Spreker vindt hierin aanleiding om den Raad te verzoeken om hem niet tot lid dezer commissie te benoemen. De heer Wilmer vreest, dat, wanneer de Raad zich met de zienswijze van den heer van der Wall vereenigt, de leden hun stem op spreker zullen uitbrengen. Om persoonlijke redenen kan hij deze benoeming niet aanvaarden en daarom beveelt hij den heer Oostdam aan, die indertijd deel heeft uitgemaakt van deze commissie, maar zich heeft terugge trokken teneinde den heer Pera in de gelegenheid te stellen benoemd te worden. Wordt benoemd met 13 stemmen de heer A. J. Oostdam; de heer van der Wall verkreeg 6 stemmen, de heeren van Eek, Witmans en Kooistra verkregen ieder 1 stem, terwijl 5 biljetten in blanco waren. De heer Oostdam verklaart de benoeming aan te nemen. III. Benoeming van een Commissaris der Gemeentelijke Bank van Leening. - (Zie Ing. St. No. 177.) Wordt benoemd met 23 stemmen de heer Th. B. J. Wilmer de heer Splinter verkreeg 1 stem, terwijl 3 biljetten in blanco waren. De heer Wilmer verklaart de benoeming aan te nemen. IV. Benoeming van een lid der Commissie (uit den Gemeente raad), bedoeld in art. 2, le lid, sub 3° der verordening, houdende reglement voor de Commissiën van Advies betreffende de arbeids- en dienstvoorwaarden van het personeel in dienst van de gemeente Leiden (vacature-W. Pera). Bij de eerste vrije stemming werden uitgebracht op den heer Zuidema 12, den heer Kooistra 7, de heeren Eikerbout en Witmans ieder 2 stemmen en op den heer Huurman 1 stem, terwijl 2 biljetten in blanco en 1 biljet van onwaarde was. Aangezien niemand de volstrekte meerderheid van stemmen op zich vereenigd heeft, moet een tweede vrije stemming plaats hebben. Bij deze tweede vrije stemming werden uitgebracht op den heer Zuidema 12, op den heer Kooistra 7, op den heer Eikerbout 3, op den heer Witmans 2 stemmen en op den heer Coster 1 stem, terwijl 1 biljet in blanco en 1 biljet van onwaarde was. De Voorzitter: Aangezien wederom niemand de volstrekte meerderheid van stemmen op zich vereenigd heeft, zal een herstemming moeten plaats vinden tusschen de twee heeren, die de meeste stemmen op zich vereenigd hebben, n.l. de heeren Zuidema en Kooistra.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 4