MAANDAG 14 JULI 1924. 145 is, hoe groot het batig saldo van verleden jaar is, zoodat onmogelijk reeds nu bepaald zou kunnen worden, welke posten op de volgende begrooting al dan niet zullen moeten voorkomen. Wethouder Sanders en spreker hebben herhaaldelijk te kennen gegeven, dat ook zij de zakelijke belasting op het bedrijf geen ideale belasting vinden, zoodat zij, wanneer het tijdstip daarvoor naar hunne meening gunstig is, zullen trachten te bevorderen, dat zij wordt afgeschaft. Nu evenwel kan niemand met kennis van zaken beoordeelen, of de ge meente reeds in 1925 de opbrengst dezer belasting kan mis sen. Iets anders zou het zijn, indien de heer Witmans het voorstel deed om deze belasting af te schaften; dan zou het daarover uit te brengen praeadvies tegelijk met de begrooting behandeld kunnen worden, maar het voorstel zooals het luidt, is niet voor behandeling vatbaar. Spreker geeft daarom mevrouw Dietrich en den heer Wit mans in overweging hun voorstel in te trekken en daarmede later, zoo noodig bij de behandeling van de begrooting, terug te komen. Misschien is dit echter niet eens noodig; het kan zijn, dat Burgemeester en Wethouders den betrekkelijken post niet op de volgende begrooting brengen, maar daarvan is op dit oogenblik nog niets met zekerheid te zeggen. Mocht het voorstel niet worden ingetrokken, dan geeft spieker aan den Raad in overweging het niet te steunen, ter vermijding van een noodeloos debat. Het voorstel van den heer Witmans en mevrouw Dietrich de Rooij wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Witmans zegt, dat de Voorzitter door diens inleiding de zaak heeft dood gepraat; aan de hand van verschillende juridische en andere bezwaren heeft hij trachten aan te toonen, dat het voorstel thans niet door den beugel kan. Tot zijn genoegen heeft spreker echter gehoord, dat de mogelijkheid niet is uitgesloten, dat Burgemeester en Wethouders, die met deze zakelijke bedrijfsbelasting niet zoo bijster zijn ingenomen, den betrekkelijken post niet op de begrooting voor 1925 zullen brengen. De reden, waarom het voorstel thans is ingediend, is hierin gelegen, dat de voorstellers de zaak flink warm willen houden, aangezien zij de zakelijke bedrijfs belasting een onding vinden en naar hun meening genoeg andere bronnen van inkomsten kunnen worden aangeboord teneinde een equivalent te krijgen bij eventueele afschaffing van deze belasting. Spreker is bereid nu het voorstel in te trekken, maar hij zal zoo noodig bij de behandeling van de begrooting op de zaak terugkomen. Aangezien het voorstel is ingetrokken, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit. 6°. Verzoek van de Leidsche Duinwater Maatschappij om vergunning tot uitbreiding van de prise d'eau. Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies. 7°. Mededeeling van den Adjunct-Directeur van het Stedelijk Museum »de Lakenhal", dat door de heeren J. Bakker Korft en R. H. Driessen eenige schilderstukjes zijn aangeboden van den bekenden Leidschen schilder A. H. Bakker Korff.. De Voorzitter stelt voor dit geschenk onder hartelijken dank te aanvaarden. Daarvoor is in dit geval te meer reden, omdat deze schilderijen, gezien den naam van den schilder, het Museum tot eer zullen strekken. (Teekenen van instemming). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. 8°. Adhaesiebetuiging van de Algemeene Roomsch-Katholieke Ambtenaarsvereeniging en den Nederlandscben Roomsch- Katholieken Bond van Overheidspersoneel »St. Paulus", aan een niet-ingekomen adres van twee Christelijke Organisatie's van personeel in Overheidsdienst, in zake wijziging van pensioensaftrek voor nieuw aan te stellen personeel en voor personeel, dat na 1 Juni 1924 promotie maakt. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt be sloten de adhaesiebetuiging voor kennisgeving aan te nemen. 9°. Verzoek van den Leidschen Bestuurdersbond, om te besluiten tot handhaving van de bestaande werkloozenonder- steuningen. De heer van Stralen zegt, dat hij bedoelde ter zake van de wijze van behandeling van dit verzoek nog geen beslissing te nemen totdat mededeeling van zijn voorstel gedaan zou zijn, en vraagt den Voorzitter, of deze reeds weet, welk voor stel hij te dier zake zal doen. De Voorzitter antwoordt bevestigend en stelt voor het verzoek te behandelen tegelijk met een desbetreffend voorstel van den heer van Stralen. Daartoe wordt zonder hoofdelijke stemming besloten. 10°. Verzoek van het Nederlandsch Instituut voor Volks huisvesting en Stedebouw, om toekenning van een subsidie, subs, als lid tot het instituut toe te treden. Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies. 11°. Verslag van Curatoren van het Gymnasium omtrent den toestand dier inrichting over 1923. 12°. Verslag van de Commissie van Toezicht op het Middel baar Onderwijs, omtrent den toestand van het Middelbaar Onderwijs over 1923. Zullen worden opgenomen in het Gemeenteverslag. 13°. Verzoek van de Zwemvereeniging »de Zijl", om belast te worden met het beheer over de nieuwe zweminrichting aan de Zijl. Zal worden behandeld bij punt 34 der gedrukte agenda. 14°. Missive van Curatoren van het Gymnasium, in zake de ingezonden aanbeveling ter benoeming van een Curator (vacature Mr. v. d. Lip). Dit schrijven luidt als volgt Leiden, 5 Juli 1924. Aan den Voorzitter van den Raad der gemeente Leiden. HoogEd. Achtbare Heer 1 Het College van Curatoren van het gymnasium "te dezer stede wendt zich met een verzoek tot u. De Raad zal in zijne eerstvolgende vergadering o. m. tot eene nieuwe stemming moeten overgaan over het voorstel om de voordracht van Curatoren terug te zenden, die zij aanboden ter vervulling der in hun college bestaande vacature. Zoudt U zoo goed willen zijn daarvóór van het volgende voorlezing te doen. Dat Curatoren op die voordracht geene vrouw hebben geplaatst is niet omdat zij in beginsel tegen het zitting nemen van eene vrouw in hun college zouden zijn. Zij trachten alleen rekening te houden met de belangen van het gymnasium, hun toevertrouwd. Nu ontviel door den betreurden dood van wijlen Mr. van der Lip aan het college een bekwaam jurist, de eenige in zijn midden. Omdat reehtskundig inzicht bij de beraadslagingen van veel beteekenis zijn kan, droegen zij den Raad twee rechtsgeleerden van naam voor, van wie de eerste, Mr. Briët, bovendien eenmaal leerling van het gymnasium was en met het Leidsche leven van ouds bekend is. Curatoren meenden en meenen nog dat zij door deze voordracht de belangen van het gymnasium het beste dienden. Geene andere overwegingen hebben hen geleid. Het College van Curatoren voornoemd, in zijnen naam L. Knappert, waarn. voorzitter. De Voorzitter wijst erop, dat in dit schrijven telkens ver keerdelijk gesproken wordt van een voordracht. Curatoren bevelen aan en bij een aanbeveling is de Raad vrij om te benoemen wien hij wil. Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming voor kennisgeving aangenomen. 15°. Verzoek van de Woningbouwvereeniging «Eensgezind- heid", om de kosten van straataanleg en rioleering ten be hoeve van den bouw van woningen met Rijksvoorschot voor rekening van de gemeente te nemen. Wordt in handen gesteld van Burgemeester en Wethouders om praeadvies. 16°. Adres van het Comité gevormd door de afdeelingen Leiden van het Nederlandsch Onderwijzers-Genootschap, den Bond van Nederlandsche Onderwijzers, de Yereeniging van Hoofden van Scholen in Nederland en de Vereeniging «Volks onderwijs", benevens van den Centralen Ouderraad te Leiden, naar aanleiding van het voorstel betreffende het aanbrengen van verschillende veranderingen in het openbaar lager onderwijs, in verband met de laatste wijziging der Lager Onderwijswet 1920,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 3