166 MAANDAG 14 JULI 1924. lokaal worden toegelaten. Wellicht kannen die Handelingen van de Eerste Kamer in de Leeskamer worden neergelegd. De Minister heeft o. a. gezegd, dat men zich niet onge rust behoeft te maken, omdat in bijna alle gemeenten de schoolgebouwen door deskundigen zijn onderzocht en er nagenoeg geen enkele school is, welke niet het vereiscbte aantal kinderen kan bevatten. Het nemen van een beslissing in deze zaak moet zoo spoedig mogelijk geschieden, opdat de noodige regelingen kunnen worden getroffen. Komen die regelingen niet tot stand en blijft dus de toestand onveranderd, dan zal dat aan de gemeente ongeveer een ton kosten. Spreker geeft derhalve in overweging de volgende week weer Raadsvergadering te houden, ledereen kan de zaak dan hebben nagegaan, terwijl dan tevens de punten 38 en 39 zullen kunnen worden aan de orde gesteld. Hij verzoekt het praeadvies betreffende de handhaving van de Zondagswet en invoering bij verordening van een z.g. vloekverbod aan te houden, totdat hij van zijn vacantie terug is, en vraagt of de heer van Stralen goedvindt, dat diens interpellatie ook a.s. Maandag op de agenda wordt geplaatst. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten dit punt van de agenda af te voeren en aan te houden tot eene op Maandag '21 Juli 1924 te houden vergadering. Het voorstel van den heer Verwey is hierdoor vervallen. Mede wordt zonder hoofdelijke stemming besloten de inter pellatie van den heer van Stralen in zake de pressie, -door het Burgerlijk Armbestuur op een der vroegere ondersteunden uitgeoefend tot aanvaarding van werk beneden het normale loon aan te houden tot de volgende vergadering. Den heer Verweij doet het groot genoegen, dat de Raad genoodzaakt is de behandeling van deze belangrijke reorgani satie tot de volgende vergadering uit te stellen. Spreker wil vragen, of het niet mogelijk is dat de tijd, die nu nog rest vóór de openbare behandeling van dit voorstel, door den Wethouder wordt benut om terzake met de bevoegde onderwijsorganisatie's overleg te plegen. Geen enkele onderwijs organisatie, welke bevoegd is om over een dergelijke ingrijpende reorganisatie te oordeelen, is geraadpleegd, en spreker zou gaarne zien, dat het alsnog geschiedde. De heer Meijnen erkent, dat in dezen een verzuim zijner zijds begaan is. Men zal wel willen aannemen, dat het een onwillekeurig verzuim geweest is. Overigens moet spreker erop wijzen, dat, indien dergelijk verzuim begaan was in 1922, het een veel ernstiger geval geweest zou zijn. Het gaat thans eigenlijk niet als toen over paedagogische en didactische zaken, waarover speciaal de onderwijzers- organisatie's haar advies zouden moeten geven, maar over zaken, welke door de Raadsleden even goed beoordeeld kun nen woidenals door de onderwijzers-organisatie's. De quaestie's, waarover het nu loopt, zijn in den Haag door de Staten- Generaal uitgemaakt, en wat Leiden doet is alleen een noodzakelijke poging om zich daarbij op gematigde wijze, aan te passen. Spreker stemt echter toe, dat het College de onderwijs organisatie's daaromtrent had kunnen en ook moeten raad plegen, en daarom is spreker den heer Verweij dankbaar, dat deze hem gelegenheid geelt, hier dit excuus te maken. De heer Wilmer wijst erop, dat ook besturen van bijzondere scholen den wensch te kennen gegeven hebben, al dan njet met redenen omkleed, om ter zake een conferentie met den Wethouder te hebben. Spreker wil daarom vragen aan den Wethouder, of het niet mogelijk is om alsnog vóór aanstaanden Maandag met die besturen een conferentie te houden. De heer van Hamel vraagt, of de volgende Raadsvergade ring niet over veertien dagen kan worden gehouden in plaats van over een week. De Voorzitter antwoordt, dat daartegen groot bezwaar is, omdat de nieuwe indeeling der scholen met September moet worden ingevoerd. De zaak is werkelijk niet zoo ingewikkeld en zij is in alle bladen besproken. De heer Verweij vraagt of de zaak nu inderdaad zoo dringt en of zij niet wat langer kan worden uitgesteld. De Voorzitter zegt, dat de gemeente dan noodeloos een ton meer zal hebben uit te geven. De heer Kooistra zou zeggen: een jaar uitstellen! De Voorzitter antwoordt, dat het den heer Kooistra blijk baar niet kan schelen of het de gemeente een ton meer kost. Bovendien is geen langer uitstel dan een week mogelijk, omdat de nieuwe indeeling der scholen met September a. s. moet worden ingevoerd en nog verschillende andere regelingen moeten worden getroffen. De heer Meijnen zegt, dat 1 Januari 1926 in deze kwestie een fatale datum is. Automatisch zullen op dien datum heel veel onderwijzers, die thans door het Rijk worden betaald, voor rekening van de gemeente gaan komen. Aanvaardt de Raad dat, dan zal het naar schatting voor het openbaar onderwijs te Leiden f 40000.kosten, terwijl er voor het bijzonder onderwijs een ongeveer gelijk bedrag bijkomt. Bovendien vervalt dan, als de gemeente zich daartegen niet bijtijds safe stelt, de mogelijkheid om aan een van de Christe lijke schoolbesturen een gebouw aan te bieden. Dit is een urgente zaak. Dat schoolbestuur heeft recht op een gebouw en, als deze reorganisatie nu totstandkomt, heeft de gemeente gelegenheid dat gebouw aan te bieden zonder dat het haar iets kost. Verder wijst spreker er op, dat het subsidie over 1926 afhangt van het gemiddeld aantal leerlingen op vier data in 1925, 16 Maart, 16 Juli, 16 September en 16 December. Daaruit vloeit voor het gemeentebestuur de verplichting voort om te zorgen, dat op die data de zaken zooveel mogelijk zijn ingesteld als de Raad dat althans Wenscht op de nieuwe wet, welke op 30 Juni is aangenomen. De meest geschikte datum in het jaar, waarop de nieuwe regeling kan ingaan, is 1 September, want op dien datum beginnen voor 18 der 25 scholen de nieuwe klassen. Men kan natuurlijk niet een nieuwe distributie der leerlingen op de scholen invoeren midden in een cursus, want daardoor zou een chaotische toestand in de betrokken klassen ont staan. Het gemeentebestuur staat er op, dat deze dingen tegen 1 September aanstaande hun beslag krijgen. Eerst moet principiëel worden besloten of de Raad op deze voorstellen zal ingaan. Gebeurt dat, dan zijn er vóór September nog twee Raadsvergaderingen noodig voor de uitvoering van hetgeen in die eerste vergadering zal worden besloten. Daarom kan niet langer dan 8 dagen worden gewacht. De uitvoering van eventueele besluiten is zoo belangrijk, dat daaraan enorm veel werk verbonden is; en daarvoor is tijd noodig. Er zal, wanneer dit voorstel door den Raad aanvaard wordt, quaestie zijn van afvloeiing van eenige leerkrachten. Er zal precies nagegaan moeten worden, wie daarvoor in aanmerking zullen komen en hoe het zal moeten gaan. Het zijn geen onbeduidende quaestie's. Er zal hierover ook nog overleg gepleegd moeten worden met het schooltoezicht, enz. Voor een en ander is veel tijd noodig en daarom kan de behandeling van dit voorstel niet langer uitgesteld worden dan tot aanstaanden Maandag. De heer Eerdmans wenscht, waar het hierbij gaat over de inrichting van scholen en de distributie van de leerlingen, de toezegging te verkrijgen, dat hem veroorloofd zal zijn in deze week enkele van die scholen te zien. Spreker wil eens nagaan ter plaatse, hoe de voorgestelde regeling zal werken, en anders zal hij het niet kunnen beoordeelen. Spreker wil niet het gevaar loopen van teruggestuurd te worden, als hij zich daartoe aan een school vervoegt. De heer Huurman meent, dat er geen quaestie van is, dat een Raadslid geweerd zou worden als hij zich met dat doel aan een school vervoegde. De Voorzitter zegt, dat de Wethouder er voor zal kunnen zorgen, dat de Raadsleden deze week de scholen kunnen zien. De gevraagde conferentie tusschen den Wethouder en de be sturen van bijzondere scholen en de onderwijzersorganisatie's zal dan ook in die week plaats kunnen hebben. Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering. Buiten de agenda om werden nog behandeld: 1°. een voorstel van den heer Van Stralen, inzake de ver mindering van de ondersteuning aan uitgetrokken werkloozen met het desbetreffend verzoek van den Leidschen Bestuur- dersbond (pag. 166); 2°. een motie van den heer Van Stralen, inzake het aan brengen van wijzigingen in bet Reglement voor de Steun- verleening (pag. 165.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 24