MAANDAG 14 JULI 4924. 163 dat het vorenstaande tarief door U zal worden toegepast.'' De Minister heeft dus goed begrepen, dat het niet reeds op 14 of 15 Juni zou ingaan. Het is dus geen groote verdienste van den Burgemeester, dat hij het eenige weken heeft uitgesteld. Het zou een veel grootere verdienste van hem geweest zijn als hij onmiddellijk na het ontvangen van dien brief een boodschap naar den Haag had gestuurd, dat dat onbehoorlijk was. De Voorzitter vraagt, of de heer van Stralen er voor gepleit heeft, of hij naar den Haag geweest is. De heer van Stralen antwoord ontkennend. De belangen van de Leidsche werkloozen moeten behartigd worden door het gemeentebestuur van Leiden, en overigens is al meer malen gebleken, dat van den heer de Gijselaar meer invloed uitgaat op de Regeering dan van van Stralen. De Voorzitter zegt, dat hij nooit gedaan zou krijgen om een norm, welke voor geheel het land geldt, alleen voor Leiden veranderd te krijgen. De heer van Stralen wijst erop, dat de 4 grootste ge meenten jaren lang met Leiden op één lijn zijn gesteld. Waarom moet nu de steunnorm voor Leiden verlaagd wor den en voor die 4 andere gemeenten niet? De Voorzitter. Omdat daar de levensstandaard volgens den Minister duurder is. De heer van Stralen blijft erbij, dat Leiden wat deze zaak betreft jaren lang gelijk gestaan heeft met die andere plaatsen. Dat de steunnorm daar hooger is gebleven, schrijft spreker daaraan toe, dat de besturen van die gemeenten doortastender zijn opgetreden. Zoo zijn b.v. te Rotterdam de verslechteringen, welke aanvankelijk door de commissie voor maatschappelijk hulpbetoon waren voorgesteld, teruggenomen, zoodat de oude toestand daar gehandhaafd blijft. De Wethouder heeft gesproken over de verlaging van den overheidssteun te Amsterdam en elders tot f 21.maar dat zegt in dit verband zeer weinig. Spreker acht van meer waarde hoe de werkelijke steun- normen zijn," want te Amsterdam geldt voor de uitkeeringen als maximum 21.Hij zou er geen bezwaar tegen hebben, indien, met uitsluiting van het andere, hetzelfde voor Leiden werd toegepast, want men gevoelt wel, dat alleen de aller grootste gezinnen aan een dergelijke hooge uitkeering komen. Nu zijn die groote gezinnen te Leiden zeldzaam, waardoor de verlaging neerkomt op de gezinnen met drie kinderen, welke onmiddellijk met f 2.in de week achteruitgaan. De heer Sanders heeft medegedeeld, dat met vernietiging van een eventueel Raadsbesluit zou zijn gedreigd, maar daar voor moet men niet uit den weg gaan. Het is trouwens de vraag of het wel zou gebeuren. Zelfs indien de gemeente haar Rijkssubsidie zou verspelen, zou men dat er voor over moeten hebben om de uitkeeringen te handhaven op de bedragen, welke het gemeentebestuur niet te hoog acht. Spreker begrijpt wel, dat zijn voorstel zal worden afgewe zen. Hij hoopt, dat de werklooze arbeiders er hun conclusie uit zullen trekken en den bestrijders van dit voorstel bij de eerst volgende gelegenheid betaald zullen zetten de wijze, waarop zij hier zijn opgetreden en de belangen van een groep van personen, die reeds jaren lang in een ellendigen toestand verkeeren, in den steek hebben gelaten. De Voorzitter zegt, dat dit debat absoluut ten onrechte tegen Burgemeester en Wethouders is gevoerd. Toen de ondersteuning van de georganiseerde werkloozen uit handen van het Burgerlijk Armbestuur is genomen, had men niet zoozeer bezwaar tegen de uitkeeringen als zoodanig, maar wilde men de zaak bij een Commissie brengen, waarin ook de vakcentralen vertegenwoordigd zouden zijn. Nu zijn de Regeeringsvoorschriften universeel zij gelden voor alle gemeenten en de Regeering is daarvoor verantwoording verschuldigd tegenover de Volksvertegenwoordiging, maar spreker heeft niet bemerkt, dat de geestverwanten van den heer van Stralen of die van den heer Knuttel in de Tweede Kamer de zaak ter sprake hebben gebracht. En nu wordt aan Burgemeester en Wethouders van Leiden, die zelfs aan den Minister verzocht hebben de normen ongewijzigd te mogen handhaven, doch tevergeefs, de verlaging dier normen ver weten. Dat is in hooge mate onbillijk! De heer van Stralen weet dat alles ook zeer goed en, waar hij desondanks aldus tegenover Burgemeester en Wethouders optreedt, aarzelt spreker niet dat propaganda maken te noemen. Men kan gemakkelijk hier mooie pleidooien houden, maar de heeren hadden, als zij werkelijk voor de zaak gevoelden, hun geest verwanten in de Tweede Kamer moeten opwekken om den Minister tot intrekking der circulaire te bewegen of zeiven naar den Minister moeten gaan. De heer Eerdmans kan na de laatste woorden van den Voorzitter kort zijn. Hij had zich er over willen beklagen, dat de heer van Stralen zijn medeleden telkens wanneer dit onderwerp wordt behandeld, volkomen foutief inlicht. Volgens den heer van Stralen zou de regeling, vervat in de circulaire van den Minister, waarover het hier gaat, onmiddellijk zijn ingevoerd, maar de Wethouder heeft geantwoord, dat dit niet juist was. Men heeft van den heer van Stralen gehoord, dat niet de minste moeite zou zijn gedaan om de bepalingen van die circulaire veranderd te krijgen, maar de Wethouder heeft geantwoord, dat dit wel is geschied, terwijl gebleken is, dat de heer van Stralen dat wist. Als de heer van Stralen klaar is, krijgt men nog eens hetzelfde te hooren van den heer Baart en, als die heeren dan hun zin niet krijgen, moeten de Raadsleden uit den mond van den heer van Stralen hooren, dat zij tegen de belangen van de arbeiders zijn. Spreker verzoekt den heer van Stralen het voortaan ernstiger te nemen met het geven van een juiste voorstelling van zaken. Hij brengt nog in herinnering, dat de heer van Stralen eerst gewerkt heeft om een Crisis-commissie te doen instellen en eenigen tijd later gedaan heeft willen krijgen, dat de menschen, die door de commissie werden ondersteund, weer naar het Burgerlijk Armbestuur werden teruggebracht, omdat er toen een voorbeeld was, dat ondersteuning door het Burgerlijk Armbestuur wat voordeeliger was dan door het Crisiscomité. Wanneer de belangen der werkloozen behartigd moeten worden door onjuistheden en onnauwkeurigheden, terwijl men anders weet, dan is dat al een zeer slechte manier om de collega's Raadsleden voor te lichten. De heer van Stralen moet er tegen opkomen, dat de Voorzitter hem beschuldigt van zuiver uit propagandistisch oogpunt te spreken gelijk hij gedaan heeft. Dat ontkent spreker beslist. Dat is een aantijging, die voor spreker een beleediging is. Spreker acht het treurig genoeg, dat hij alleen ten slotte voor de belangen van deze groep menschen moet opkomen. Dat spreker zoozeer daarvoor opkomt ligt misschien daaraan, dat hij alle dagen in aanraking met die menschen komt. De Voorzitter bemoeit zich waarschijnlijk niet zoo heel veel met den toestand van die gezinnen. Deed hij dat wel, dan zou hij er wel anders over spreken. De Voorzitter zegt, dat de heer van Stralen geen moeite bij de Regeering gedaan heeft om intrekking van de circulaire, waarbij de steunnormen werden verlaagd, te verkrijgen, ter wijl het College dat wel gedaan heeft, en nu gaat hij het College verwijten, dat het dat niet zou hebben gedaan! Bovendien verwijt de heer van Stralen overigens aan het College dingen, waaraan het niets kan doen. Spreker vraagt, wat de partijgenooten van den heer van Stralen in de Tweede Kamer te dézer zake gedaan hebben. De heer van Stralen deelt mede, dat de Wethouder, toen hij bij dezen op bezoek was, heeft aangeraden zelf zich te wenden tot den Minister; de Wethouder heeft het adres opgegeven en spreker en de heer Baart hebben gezegd, dat te zullen doen. De heer Sanders voegde er echter aan toe: zorgt dan, dat de missive er is eer ik in den Haag kom. De Wethouder heeft zijn bezoek aan den Haag vervroegd, waar door de tijd echter te kort is geweest voor spreker om zich tot den Minister schriftelijk te wenden. Anders zou dat zeer zeker geschied zijn, hoewel hem verzekerd was, dat hoogst waarschijnlijk de Minister zeer weinig aandacht daaraan zou schenken. De heer Eerdmans moet geen verwijten tot spreker en de zijnen richten. Wanneer spreker het in dit opzicht te bont maakt, dan maakt de heer Eerdmans het herhaaldelijk te bont aan den anderen kant, want herhaaldelijk heeft hij getoond een vijand te zijn van werkloozenzorg. Het is gelukkig, dat er door de werking van het algemeen kiesrecht toch nog voor de arbeiders de gelegenheid bestaat om voor hunne belangen op te komenanders zouden de belangen van de arbeidersklasse nog veel meer in verdrukking komen dan thans reeds het geval is. De heer Heemskerk moet opkomen tegen de voorstelling, welke de heer van Stralen van sprekers houding gegeven heeft. Spreker ontzegt den heer van Stralen alle recht om te zeggen, dat spreker inconsequent is en van houding veranderd is. Spreker zal ten allen tijde blijven werken voor de belangen der werkloozen en behoort ook niet tot degenen, die blinde lings de voorstellen van Burgemeester en Wethouders volgen, maar hij zal zich altijd blijven verzetten tegen dergelijke propagandistische voorstellen, welke den werkloozen heel wat beloven maar waaraan zij ten slotte niets hebben. Wat geeft het om hier allerlei mooie voorstellen aan te nemen, wanneer zij ten slotte niet de hoogere goedkeuring kunnen verwerven? Aan dergelijke bedriegerij van de werkloozen hoopt spreker niet mee te doen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 21