MAANDAG 14 JULI 1924. 157 Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten. XXXVI. Voorstel van den heer van Stralen, in zake de beschikbaarstelling van gelden voor de verbetering van den Zoeterwoudschen weg. (Zie Ing. St. No. 179). De beraadslaging wordt geopend. De heer van Stralen zegt zich er niet zonder meer mede te kunnen vereenigen, dat Burgemeester en Wethouders dit plan voorloopig hebben teruggenomen. Hier speelt weer een verkeerde zuinigheid een rol, want tusschen het plan van Burgemeester en Wethouders van 11 Maart en het stuk, waarin het College mededeelt, dat het zijn plan terugneemt, ontdekt men enkele tegenstrijdigheden. In laatstgenoemd stuk leest men het volgende: «Immers, de uitvoering van dit werk zou, zooals ook in ons bovenaangehaald voorstel van 11 Maart j.l. te kennen weid gegeven, voornamelijk dienen ter bestrijding van de werkloosheid, want, al mag natuurlijk de verbreeding van den Zoeterwoudschen weg op zichzelf wenschelijk heeten, noodzakelijk achten wij die verbreeding in geenen deele." In het voorstel van 11 Maart echter, zeggen Burgemeester en Wethouders, dat dit werk, waarvan de kosten op 15000.— worden geraamd, door een t weetal gemeentelijke voormannen en door ongeveer 12 werklooze vaklieden kan worden uit gevoerd, dat het als productief kan worden beschouwd en dat het aan de bestrijding van de werkloosheid dienstbaar kan worden gemaakt, omdat bedoelde werkloozen er vermoedelijk vijf maanden werk kunnen vinden. Verder zeggen Burge meester en Wethouders, dat in die ƒ15000.een bedrag van ƒ9000.aan arbeidsloon is begrepen. Burgemeester en Wethouders zeggen, dat zij afzien van de verbetering van dezen weg, omdat de werkloosheid is ver minderd. Spreker moet dat bestrijden; wat betreft de grond werkers en opperlieden is de werkloosheid bijna niet afgenomen. Burgemeester en Wethouders beschouwen hun taak in deze als afgedaan, voorloopig althans, maar zij zijn toch ook ver plicht om voor de werkverschaffing het noodige te verrichten. In de ministeriëele circulaire, welke men op het stuk van de ondersteuningsbedragen, gelijk straks zal blijken, letterlijk wil opvolgen, omdat naar men zegt de gemeente door het Rijk daartoe verplicht wordt, leest men o. a.: «Alleen dan zal in de kosten van steunverleening subsidie toegekend worden, indien niet of niet voldoende werk kan worden verschaft." En verder: «Voorts is hier een uitnemend middel om de zoogenaamde arbeidsschuwen op de proef te stellen." Dan volgt er nog: «Een der middelen om vast te stellen, wie als beroepswerklooze dient te werden beschouwd is dengene, waarvan wordt vermoed dat zij tot die categorie behooren, bij een of andere werkverschaffing te plaatsen." Dergelijke uitspraken geven toch wel aanleiding om niet klakkeloos terug te nemen dergelijk plan, dat door het college erkend is als een productief werk, hetwelk tevens aan de werkverschaffing ten goede zou komen. Spreker heeft uitgerekend, dat van de 9000.arbeidsloon, welke bij dit werk gemoeid zouden zijn, ongeveer de helft terugkomt aan uitgespaarde ondersteuning. Spreker verwondert er zich over, dat in Maart j.l. het College dit werk heeft aanbevolen als zeer wenschelijk en productief en dat het nu reeds, spreker weet niet waardoor geïnspireerd, bij den Raad komt met de boodschap, dat het werk heelemaal niet meer noodig is, dat de werkloosheid zooveel verminderd is en dat het daarom voorloopig van de zaak afziet. Er bestaat volgens spreker ten volle aanleiding om dit werk alsnog uit te voeren en spreker hoopt, dat de Raad zal besluiten om alsnog aan Burgemeester en Wethouders opdracht daartoe te geven. De heer Knuttel moet verklaren, dat tot hem nog niet doorgedrongen is welke gronden er kunnen zijn om niet tot de uitvoering van dit werk over te gaan. Het moge waar zijn, dat het aantal werklooze grondwerkers en anderen, die bij dat werk te werk gesteld zouden kunnen worden, ver minderd is, maar de werkloozen, die overblijven, zijn er toch buitengemeen weinig mede gebaat, dat er naast hen niet zoovele werkloozen zijn als eenige maanden geleden 1 Toen spreker gelezen had, dat Burgemeester en Wethouders hun voorstel terugnamen, zag hij op een bulletin van de Arbeids beurs, dat er van 49 werklooze grondwerkers werd gesproken, en vroeg hij zich af of die 49 menschen van de werkver schaffing moesten worden uitgesloten, omdat zij niet met hun honderden waren. Het gaat overigens met de werkverschaffing wel eigen aardig. Eerst beweren Burgemeester en Wethouders, dat zij te dien aanzien zeer diligent zijn, maar het duurt zoo lang, alvorens er iets voor den dag komt dit is vrijwel het eenige werk, dat als werkverschaffing kan worden beschouwd, omdat het uit anderen hoofde niet zoo dringend noodig was dat in dien tijd de werkloosheid eenigszins is afgenomen en dan is de uitvoering van het werk niet meer noodig. Zoo kan men tegen den aanstaanden winter, als de werkloosheid weer toeneemt, opnieuw met dit werk voor den dag komen, maar het dan weer zoo lang aanhouden totdat de werkloosheid is verminderd en de uitvoering niet meer noodig is. Op die manier kan ditzelfde werk eiken winter als parade-paard voor de werkverschaffing dienst doen. Al was de werkloosheid nog in sterkere mate afgenomen dan thans het geval is, dan zou men dit plan toch moeten vasthouden met het oog op de te verwachten vergrooting van de werkloosheid tegen het najaar. Spreker steunt dus het voorstel van den heer van Stralen. De heer Coster kan zich volkomen met het voorstel van Burgemeester en Wethouders vereenigen, omdat deze weg niet de meest gezochte weg voor wandelaars is. Het is voldoende als de westelijke verlaagde berm verhard wordt. Het aanbrengen van eenige verbetering aan den weg zelf is gewenscht. Wat de veiligheid betreft is men aan de ver lichting begonnen, maar het zou wel gewenscht zijn, indien bij den oprit van de electrische tramlijn dezelfde verbetering werd aangebracht als aan het Jaagpad is geschied, waar men een ijzeren leuning heeft gemaakt; hier heeft men wel boomen geplant, maar dat is niet voldoende. Verder verzoekt spreker aan Burgemeester en Wethouders om in overleg te treden met de Tramwegmaatschappij, ten einde daar een eleetrisch lichtsignaal geplaatst te krijgen gelijk er nu een aangebracht wordt bij de kruising van de trambaan en de baan van de Staatsspoor, opdat ook hier niet de put gedempt wordt als het kalf verdronken is. De heer Mulder geeft toe, dat het eenigszins den schijn heeft alsof Burgemeester en Wethouders met de verbetering van den Zoeterwoudschen weg een weinig draaien, maar de omstandigheden kunnen veranderen. In den loop van den tijd is komen vast te staaD, omdat meerdere menschen ter plaatse den toestand hebben gadegeslagen, dat het verkeer langs dien weg gering is. Er komt een heel enkele auto van de twee zaken, welke aan den weg liggen, langs en verder heeft men de autobus naar Zoeterwoude en Stompwijk; dat is alles. Het zou de voorkeur verdienen, indien men binnen niet al te langen tijd de verbetering van den Rijnsburgerweg ter hand kon nemen, omdat daaraan vele werkkrachten van allerhande soort tewerk gesteld zullen kunnen worden. Het desbetreffende voorstel, dat thans in de Provinciale Staten aanhangig is en waartegen geen bezwaar is gemaakt, zal wel worden aan genomen. Wat die 49 grondwerkers betreft, over wie is gesproken deskundigen beweren, dat die menschen wel als grondwerkers zijn ingeschreven, maar het niet zijn die menschen zouden moeten werken voor 40 cent per uur en nu is de heer van Stralen vereenigingsman genoeg om te zeggen, dat dit niet mag. Meermalen heeft hij vroeger betoogd, dat het een schande zou zijn, als men de menschen beneden het standaardloon liet werken. Om nu die enkele menschen aan een werk, dat sedert doelloos gebleken is, te werk te stellen, dat achten Burge meester en Wethouders beslist geld weggooien. Het is mogelijk, dat het verkeer langs dien weg na verloop van tijd drukker zal worden, wanneer daar b.v. straten komen, die op dezen weg uitkomen; dan zal de gemeente wellicht deze wegverbetering ter hand moeten nemen, maar nu is het niet noodig. Het zou nu geld weggooien zijn. De Raad zal verstandig doen met los te laten deze kleine werkverschaffing, welke met moeite zou geschieden omdat er werkelijk geen grondwerkers zijn, doch zich te spitsen op de aanstaande verbetering van den Rijnsburgerweg, waarbij een groot aantal werkloozen werk van allerlei aard zal kunnen verrichten. De heer Sanders wil den heer van Stralen opmerkzaam maken op een onjuistheid in zijn betoog. De heer van Stralen heeft namelijk Burgemeester en Wet houders ter verantwoording geroepen naar aanleiding van de circulaire van den Minister, waarin gewezen wordt op de verplichting der gemeentebesturen om werkverschaffing in het leven te roepen. Nu is het soort werkverschaffing, waarvan hier sprake is, van geheel anderen aard dan datgene wat de Minister bedoelt. Dat weet de heer van Stralen ook wel. Hij weet wel, dat de Minister bedoelt werkverschaffing met subsidie van het Rijk onder bepaalde normen, door den Minister vastgesteld. En ook weet de heer van Stralen wel, dat het werk, hetwelk

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 15