152
MAANDAG 14 JULI 1924.
tot een bedrag gelijk aan bet verschil tusschen het zooge
naamd gemeentelijk pensioen en het pensioen, dat werd
toegekend ingevolge de Pensioenwet 1913. Bij de Pensioenwet
1922 heeft men echter het aantal personen op wie deze nieuwe
pensioenregeling werd toepasselijk verklaard, zeer uitgebreid,
men kan eigenlijk zeggen tot iedereen, die wel eens zijn neus
in den overheidsdienst heeft gestoken. Toentertijd kostten de
pensioenen jaarlijks ƒ30.000.— na aftrek van de pensioens
bijdragen, en tegenwourdig kosten ze/ 420.000.dus veertien
maal zooveel. Dit bedrag van 420.000.is ongeveer een ton
meer dan toen de geheele opbrengst van den hoofdelijken
omslag bedroeg.
Up het oogenblik betalen alle Rijksambtenaren een pensioen
premie van 8.5%, terwijl in een groot aantal gemeenten
reeds is of wordt overgegaan tot het volle bij de wet toege
laten verhaal der pensioensbijdragen.
Burgemeester en Wethouders zijn gekomen met een zeer
mak of, zooals de heer Kooistra zegt, zoetsappig voorstel. De
bedoeling is, om de salarissen en de loonen van het in dienst
zijnd personeel te handhaven, doch geleidelijk bij bevordering
van dit personeel te komen tot het volle verhaal der pensioens
bijdragen. De na 1 juni aan te stellen ambtenaren zullen die
81/2 gaarne betalen, en teneinde voor de in dienst zijnde
ambtenaren den maatregel geleidelijk in te voeren wordt
voorgesteld, dat iemand, die wordt bevorderd tot een hoogeren
rang, die 87a ook gaat betalen, echter met deze restrictie,
dat, indien bij dientengevolge in salaris zou achteruitgaan, de
gemeente het verschil bijpast, waardoor dan de door de ambte
naren te betalen pensioensbijdrage feitelijk bijv. 6% of 772%
wordt.
Burgemeester en Wethouders willen dus geleidelijk invoeren
hetgeen bijna overal elders direct wordt toegepast. Te
Amsterdam is bijvoorbeeld een voorstel om het volle verhaal
op het in dienst zijnd personeel zoo goed als ineens toe te passen
door den Raad aangenomen, zelfs met medewerking van de leden
van dezelfde politieke richting als de heeren, die zich hier
zoo tegen dit voorstel verzetten. Waren Burgemeester en
Wethouders gekomen met een voorstel als dat van Burge
meester en Wethouders van Amsterdam, dan zou de heer
Baart wellicht gezegd hebben, ook de heer Heemskerk
heeft wel eens in dien geest gesproken dat verkregen
rechten moeten worden gehandhaafd. Dit vooistel echter,
waarbij de bedoeling voorzit die verkregen rechten zoo lang
mogelijk te handhaven, ontmoet hier allerlei bezwaren. De
ambtenaren, die spreker persoonlijk er over gesproken heeft,
verklaarden het een gematigd voorstel te vinden.
Te Amsterdam krijgen de werklieden, die tot de hoogste
loongroep behooren 37.52 per week, als er 8| voor
pensioensbijdragen afgaat. Te Leiden krijgen diezelfde werk
lieden ongeveer 36.per week, n.l. ƒ39.15 met aftrek van
8^ derhalve slechts 1.minder dan te Amsterdam. En
dat geldt niet eens voor de in dienst zijnde werklieden, want
die krijgen hier ƒ37.78 tegen ƒ37.52 te Amsterdam. De be
wering, den vorigen keer door den heer Baart geuit, dat
men te Amsterdam meer loon heeft, is dus niet juist.
De heer van Stralen vraagt ook de laagst bezoldigden te
noemen, maar men moet niet vergeten, dat te Amsterdam
voor de werklieden geen periodieke verhoogingen bestaan. Te
Leiden heeft men die wel, maar in de laagste loongroep
heeft bijna niemand het minimum van ƒ27.als gevolg van het
feit, dat reeds na vier jaren het maximum wordt bereikt.
Zoo goed als allen staan op hun maximum.
Het verwijt, door sommige leden geuit, dat het verhaal
van de pensioensbijdragen alleen de kleine salaiissen tot een
bedrag van ƒ3000.treft, geschiedt geheel ten onrechte.
Als een hoofdambtenaar een salaris heeft van ƒ8000.
dan wordt krachtens de Pensioenwet het weduwen-en weezen-
pensioen ook slechts berekend naar een grondslag van ƒ3000.
Over laatstgenoemd bedrag moeten dan ook alle ambtenaren
en werklieden premie betalen; dat is zoo billijk en zoo logisch
mogelijk; voor het eigen pensioen daarentegen geschiedt het
verhaal over het geheele salaris.
Spreker ontkent tegenover den heer Kooistra, dat door dit
voorstel aan de ambtenaren iets wordt afgenomen. Alleen de
nieuw aan te stellen ambtenaren en degenen, die promotie
maken, zullen de verhoogde premie moeten betalen, de
laatsten echter met deze restrictie, dat zij daardoor niet in
salaris achteruit gaan.
Spreker is ervan overtuigd, dat, met welk voorstel Burge
meester en Wethouders ook ten deze zouden komen, de
sociaal-democraten er tegen zouden stemmen, alleen omdat
het van het College komt.
Het denkbeeld van den heer Zuidema kunnen Burgemeester
en Wethouders niet aanvaarden. Het zou misschien noodig
kunnen worden als de financiëele toestand van de gemeente
nog ongunstiger mocht worden als anderszins. Laat de Raad
beginnen met het voorstel van Burgemeester en Wethouders
aan te nemen. Wanneer de motie wordt aangenomen, dan
moet men vroeg of laat komen met een korting op alle
traktementen, en spreker gelooft, dat, wanneer men een
stemming hield onder de ambtenaren, dan blijken zou dat zij
liever het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan
genomen zagen dan de motie.
Bij aanneming van het voorstel van Burgemeester en Wet
houders zal er geleidelijk komen een korting, welke zeer
billijk is.
De heer Witmans meent, dat men het benoodigde geld
moet vinden uit belastingen, maar ook aan de opbrengst
daarvan is een grens. Spreker wil erop wijzen, dat er nu
reeds, behalve Gouda en Vlaardingen, in de provincie Zuid-
Holland nergens zoo hooge belasting wordt geheven als te
Leiden.
Er wordt door dit voorstel niets ontnomen aan de reeds in
dienst zijnde ambtenaren, en er is alle reden voor degenen,
die niet per se willen tegenstemmen, om over eventueele
kleine bezwaren heen te stappen.
Spreker blijft het voorstel van Burgemeester en Wethouders
ten zeerste aanbevelen en moet den Raad in overweging
geven de motie van den heer Zuidema te verwerpen.
De heer Baart verzoekt den heer Zuidema, die er op wees,
dat enkele partijgenooten van spreker een anderen toon aan
slaan dan deze, die uitingen te beschouwen als te zijn van
persoonlijken aard, niet als te zijn gedaan namens de partij.
Spreker zou met evenveel voorbeelden zulk een verschil
kunnen aantoonen tusschen den heer Zuidema en diens partij
genooten.
Spreker ontzegt den Voorzitter, die zich opnieuw op Amster
dam heeft beroepen, het recht dat te doen, waar Burge
meester en Wethouders in den tijd, toen te Amsterdam de
loonen hooger en de arbeidsvoorwaarden in het algemeen
gunstiger waren dan te Leiden, nagelaten hebben voor te
stellen dat Amsterdamsche voorbeeld te volgen. Nu zouden de
verslechteringen, welke Amsterdam invoert, ook voor Leiden
moeten worden aanvaard!
Wil men de bestaande gunstige arbeidsvoorwaarden van
Amsterdam voor Leiden overnemen, dan zullen de organisatie's
daarmede zeker accoord gaan. Men begint daar niet meteen
minimum van 27.maar met een van ƒ34.De Voor
zitter zegt wel, dat zoo goed als niemand hier op dat minimum
van ƒ27.staat, maar er zullen er nog wel eenigen zijn en
in elk geval zijn er geweest, die dien zuren tijd hebben door
gemaakt. Te Amsterdam krijgen de menschen ook een vacantie-
toeslag van ƒ20.te Leiden niet.
De heer Zuidema stelt bij wijze van motie voor, om ook de
hooger gesalarieerde ambtenaren de pensioensbijdragen te
laten betalen. Hij doet dat blijkbaar om, als er eenige onrust
onder de gelederen van zijn partij mocht ontstaan, te kunnen
aanvoeren, dat het nu voor allen beroerd wordt, niet alleen
voor de lagere ambtenaren.
De loonen zijn niet van dien aard, dat van de menschen
het offer, dat Burgemeester en Wethouders hen willen doen
brengen, mag worden gevraagd.
Den laatsten tijd mogen in het particuliere bedrijf de loonen
naar omlaag zijn gegaan, maar vooreerst heeft die verlaging
plaatsgehad tegen de gestie van de organisatie's in, want de
lage loonen in het particulier bedrijf, zijn door uitbuitende
werkgevers, die misbruik hebben gemaakt van den economischen
toestand, ingevoerd. Bovendien gaat het niet aan de laagste
loonen in het particulier bedrijf als richtsnoer te nemen bij
de bepaling van de loonen voor het gemeentepersoneel
anders zal men binnen den kortst mogelijken tijd weer met
een voorstel moeten komen en zich daarbij dan wellicht
beroepen op het feit, dat arbeiders, die een uitkeering van
de Steuncommissie krijgen, slechts 13.50 -j- 1.50 voor elk
kind ontvangen, zoodat die bijdragen ook voor het gemeente-
personeel voldoende moeten worden geacht.
Waar de organisatie's zich unaniem tegen de heffing der
pensioensbijdragen hebben verklaard, is het gewenscht, dat
de Raad daarmede rekening houdt. Spreker handhaaft zijn
amendement en hoopt, dat het zal worden aangenomen.
De heer van Eck kan begrijpen, dat de Voorzitter het niet
aangenaam vindt, dat dit voorstel scherp wordt bestreden,
en dat hij zich in dit opzicht warm maakt, maar dat geeft
hem toch niet het recht om beschuldigingen te richten tot
sprekers partij, welke hij met beslistheid moet afwijzen.
De Voorzitter zegt namelijk niet meer of minder dan dat
spreker en zijn partijgenooten voorstellen van Burgemeester
en Wethouders zouden afstemmen eenvoudig omdat ze van
de zijde van Burgemeester en Wethouders komen.
Aan de hand van de ervaring mag spreker zeggen, dat de
Voorzitter niet het recht heeft zoo iets te zeggen. Hetstandf-
punt, dat sprekers fractie inneemt, is ernstig overwogen, al
moge het afwijken van het standpunt, dat de sociaal-demo
cratische leden van den Amsterdamschen Gemeenteraad
innemen. Spreker en zijn partijgenooten hier zouden hetzelfde