117 a. medewerking te verleenen aan het Bestuur der Ver- eeniging tot instandhouding van bijzondere scholen voor gewoon lager- en uitgebreid lager onderwijs aan het Noord- einde 40 (voorheen 38) alhier tot aanschaffing van leer- en hulpmiddelen voor zijne school aan het Koordeinde 40; b. over te gaan tot vaststelling van den hierbij overge- legden begrootingsstaat, model D, groot 710.teneinde ons College in staat te stellen de voor de aanschaffing van de sub a bedoelde leer- en hulpmiddelen benoodigde gelden te zijner tijd ter beschikking van het schoolbestuur te stellen. Aau den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 200. Leiden, 7 Juli 1924. Bij zijn in de Leeskamer ter inzage gelegde brieven betoogt de Directeur der Hoogere Burgerschool met vijfjarigen cursus de wenschelijkheid om aan het 4e en 5e leerjaar dier school een literair-oeconomische afdeeling te verbinden. Dat reeds eenige jaren geleden vrij algemeen de behoefte is gevoeld aan een meer literair-oeconomische opleiding, dan kan worden gegeven door de wis- en natuurkundige Hoogere Burgerschool, die van inrichting voor maatschap pelijke vorming in den loop der tijden meer en meer een inrichting, voor voorbereidend hooger onderwijs is geworden, blijkt o. a. wel uit het feit, dat het reeds in 1922 inge diende wetsontwerp op het Middelbaar Onderwijs bepalingen bevatte betreffende de literair-oeconomische afdeeling. In de Memorie van Toelichting op dat ontwerp werd daar omtrent gezegd: „De literair-economische afdeeling zal een „uitnemende voorbereiding kunnen geven voor de onder scheidene bedrijven der Maatschappij, (bij name) voor „posterijen en telegrafie, voor registratie en directe belas tingen, voor notariaat en handelshoogeschool, voor candidaat- „Indiseh ambtenaar, voor de school voor maatschappelijk „werk, voor ambtenaar bij de ministeries, bij de Baden „van Arbeid, Rijksverzekeringsbank, Rijkspostspaarbank, „openbare leeszalen en bibliotheken. Zij zal de gewenschte „algemeene ontwikkeling geven aan hen, die niet verder „studeeren, maar toch later geroepen kunnen worden in hun „omgeving aan het maatschappelijk leven actief deel te „nemen; zij zal een behoorlijke voorontwikkeling waar- torgen aan hen, die zich voor een middelbare akte in de „literaire, historische en economische vakken willen bekwamen, „of zich na een aanvullingsexamen in het Latijn, aan univer- „sitaire examens in de Rechten en Nieuwe Letteren willen „onderwerpen. En eindelijk zal zij ook voldoende geschikt „personeel kunnen leveren aan bank- en handelsinstellingen, „voor zooveel deze laatste niet de speciale voor-opleiding „eischen, welke de handelsscholen beoogen te geven". Feitelijk was de in het Koninklijk Besluit van 13 November 1923 (Stbl. 518) opgenomen minimum-tabel van lesuren voor de Hoogere Burgerscholen, niet opleidende voor het eind examen, genoemd in art. 576 der Middelbaar Onderwijswet, de eerste stap naar een nieuwe Hoogere Burgerschool, die minder wis- en natuurkundig, doch meer maatschappelijk zal zijn georienteerd. Deze maatregel werd aldra gevolgd door de vaststelling bij Koninklijk Besluit van 21 Dec. 1923 No. 16, van het eindexamenprogramma voor deze Hoogere Burgerscholen, dat ook van toepassing is op gemeentelijke Hoogere Burgerscholen met gewijzigd leerplan, tot welker oprichting de gemeente ook volgens art. 21 der Middelbaar Onderwijswet bevoegd is en op grond waarvan de gemeente aan hare Hoogere Burgerschool ook een literaire oeconomische afdeeling kan verbinden. Hoewel ons omtrent de rechten van hen, die het getuig schrift, wegens het met goed gevolg doorloopen eener literair- oeconomische afdeeling, bezitten, officieel nog geene inlich tingen verstrekt zijn, blijkt toch uit een vanwege het Departe ment van Onderwijs aan het College van Burgemeester en Wethouders van Rotterdam gedane mededeeling, dat het in de bedoeling ligt nog in den loop van dezen cursus aan het eindexamen volgens het bovengenoemde programma ver schillende voorrechten toe te kennen, o.a. benoembaarheid bij den dienst der posterijen en telegrafie; den dienst der registratie en directe belastingen, de verschillende ministeries, de raden van arbeid, de rijksverzekeringsbank, de rijks postspaarbank enz. en bij verschillende takken van dienst in Nederlandsch-Indië. Uit de ter inzage gelegde stukken zal U blijken, dat niet alleen de Commissie van Toezicht op en de Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs, maar ook de Kamer van Koophandel en Fabrieken, de Leidsche Yereeniging van Industrieelen, de Maatschappij van Nijverheid en de hoofden van open bare en bijzondere scholen voor u. 1. o., zich voor de op richting van een literair-oeconomische afdeeling hebben uitgesproken. Hoewel wij niet willen verhelen, dat er bij ons College aanvankelijk eenige aarzeling bestond om de inwilliging van den wensch van den Directeur der Hoogere Burger school te bevorderen, aangezien het ons twijfelachtig voor kwam of in de tegenwoordige ongunstige omstandigheden wel kon worden gedacht aan eene verruiming van de gelegenheid tot het ontvangen van Middelbaar Onderwijs, hoe aantrekkelijk dan ook op zichzelf, maarwelke naar onzen voorloopigen indruk niet onaanzienlijke financieele offers van de gemeente zoude vergen, heeft die aarzeling na ampele overweging toch plaats gemaakt voor de positieve overtuiging, dat de oprichting van zulk een afdeeling, ook in de tegenwoordige omstandig heden, gewettigd en geraden is. Tot het vormen van die overtuiging heeft in niet geringe mate bijgedragen het feit, dat oprichting van zulk een afdeeling in onderscheiden kringen groote instemming blijkt te ontmoeten en eveneens de omstandigheid, dat het mogelijk is de kosten tot een minimum te reduceeren. Dit laatste is mogelijk indien de leeraren, die nog volgens de oude regeling gesalarieerd worden, voor de meerdere lessen'geen extra-vergoeding ont vangen en aan den Directeur voor het oprichten en besturen der nieuwe afdeeling geen extra salaris wordt toegekend. Nu ons is gebleken, dat noch bij den Directeur, noch bij de leeraren hiertegen overwegende bezwaren bestaan en het blijkens het advies van den Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs trouwens ook nog de vraag zoude zijn of de Minister in het geven van extra-belooningen zoude be rusten, zal extra-betaling o. i. achterwege moeten blijven. Ofschoon het niet wel mogelijk is een juiste raming te geven van de kosten, verbonden aan de oprichting van een literair-oeconomische afdeeling, kan toch wel worden aangenomen, dat de meerdere kosten vermoedelijk nog beneden 1000.per jaar zullen blijven. Slechts dan, wanneer de nieuwe afdeeling de vorming van extra-parallel - afdeelingen tengevolge zoude hebben, zullen de kosten natuurlijk toenemen. Dat zal althans in den eerstvolgenden cursus niet het geval zijn, aangezien het 4e leerjaar, met of zonder literair-oeconomische afdeeling, 2 klassen zal tellen. Immers is thans reeds gebleken, dat de tegenwoordige 3 de klassen bij de oprichting van een oeconomische afdeeling zich in twee vrijwel gelijke deelen zullen splitsen. Het geringe bedrag der kosten vindt zijne verklaring mede hierin, dat combinatie van beide afdeelingen in ver schillende gevallen mogelijk is. Tegenover de geringe kosten, gemoeid met de oprichting der nieuwe afdeeling, staat het voordeel, dat de Hoogere Burger school alsdan in veel grootere mate dan thans rekening zal kunnen houden met den verschillenden aanleg der leer lingen, zoodat mag worden verwacht, dat alsdan vele jonge lieden, gevormd overeenkomstig hun aanleg, met meer kans op succes de maatschappij zullen ingaan. Uitdrukkelijk wijzen wij er op, dat het eindexamen van beide afdeelingen, ofschoon natuurlijk van ongelijken inhoud, qua eindexamen, volkomen gelijkwaardig is. Met betrekking tot het leerplan der nieuwe school merken wij op, dat de wiskunde vrijwel geheel vervalt, dat de mechanica, de plant- en dierkunde en het handteekenen vervallen, dat aan natuur- en scheikunde minder zal worden gedaan en aan het onderwijs in de talen, de handelsweten schappen en de algemeene oeconomie aanzienlijke uitbrei ding wordt gegeven. Voor verdere bijzonderheden omtrent het leerplan veroorloven wij ons naar de ter inzage gelegde stukken te verwijzen. Wat den naam „literair-oeconomische afdeeling" betreft, zijn wij van meening, dat het gewenscht is het woord „literair" te schrappen, omdat het letterkundige gedeelte van het onderwijs in de talen in de nieuwe afdeeling vol komen gelijk is aan dat der school, zooals die thans bestaat. Ten slotte deelen wij nog mede, dat wij, indien Uwe Ver gadering zich met de oprichting der nieuwe afdeeling kan vereenigen, zoodra mogelijk de wijziging der bestaande verordeningen bij U aanhangig zullen maken. Op grond van het vorenstaande geven wij U in over weging te besluiten: a. met ingang van 1 September 1924 aan de Hoogere Burgerschool met vijfjarigen cursus eene oeconomische afdee ling te verbinden als in dit praeadvies is aangegeven. b. de klasse(n) der sub a bedoelde afdeeling voor de berekening van de salarissen van Directeur en leeraren der Hoogere Burgerschool met vijfjarigen cursus te beschouwen als (een) gewone klasse (klassen) der Hoogere Burgerschool. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 9