115 voor de Gasfabriek voor de Eleetriciteitsfabriek Hoofdbuizen20000.Hoogspanningskabel- Dienstleidingen 5500.net Leiden. 6000. Muntleidingen1000.— Transformatorsta- Inventaris fabrieks- tions10000. gebouwen9000.Laagspannings- Meters40000.kabelnet 55000. Huisaansluitingen 7000. Transformatoren 17000. Meters. 25000. Totaal 75.500.- 120.000.— De uitbreidingen van de gasfabriek konden uit de in vorige jaren verstrekte kapitalen worden bestreden, zoodat daarvoor geen aanvulling van het uitbreidingskapitaal noodig is. Wat de eleetriciteitsfabriek betreft, is aanvulling van het uitbreidingskapitaal met bovengenoemd bedrag van 120.000.gewenscht. Met het oog op het voorschrift van artikel 25 van de verordening, houdende reglement op het beheer en bestuur der Fabrieken, dat de aflossing van kapitalen verband moet houden met de afschrijving der uitbreidingen, waar voor zij noodig zijn, ware de aflossing van meergenoemd kapitaal op jaarlijks 5 te bepalen. Wij geven U mitsdien in overweging den Eaad voor te stellen: 1°. goed te keuren, dat over het jaar 1923 voor normale uitbreidingen der Gasfabriek ƒ75.500.en der Eleetriciteits fabriek 120.000.is besteed; 2°. het uitbreidingskapitaal der Eleetriciteitsfabriek aan te vullen met 120.000.onder bepaling, dat jaarlijks door de fabriek aan de gemeente zal worden betaald een nader door Uw College te bepalen rente van het door haar ge leende kapitaal en dat jaarlijks van dit kapitaal 5% zal worden afgelost. Commissarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas- en Electriciteit. J. F. X. Sanders, Voorzitter. J. A. v. d. Stok, lo. Secretaris. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. N°. 196. Leiden, 7 Juli 1924. Eenigen tijd geleden bereikte ons een verzoek van het Bestuur der woningbouwvereeniging „Eensgezindheid", om de doortrekking van de Verlengde Munniken- en de Ver lengde Oosterstraat, zoomede de totstandkoming van een verbindingsweg met de Van Speykstraat, te willen bevor deren. Daardoor zouden de bewoners van genoemde straten via de Waardstraat een rechtstreeksche verbinding met het Noordelijk deel van den Zijlsipgel verkrijgen en ter bereiking daarvan niet meer den omweg door de Trompstraat be hoeven te maken. Het komt ons voor, dat er wel aanleiding bestaat om, voor zoover mogelijk, tot den gevraagden straataanleg over te gaan. Intusschen kan, zooals uit de overgelegde situatie- teekening blijkt, doortrekking van de Verlengde Munniken- straat vooralsnog niet plaats hebben, aangezien de aan grenzende terreinen niet aan de gemeente toebehooren. Daarentegen is het wel mogelijk thans een verbindingsweg te maken van de Verlengde Oosterstraat en van de Van Speykstraat met de Waardstraat, nu de perceelen sectie K, nos. 3684 en 3520, tot welker overneming ten behoeve van de hier besproken verbinding door Uwe Vergadering op 27 November 1922 (Ingek. Stukken No. 349) werd be sloten, inmiddels in eigendom aan de gemeente zijn over gegaan. Van een definitieven straataanleg ter plaatse kan evenwel voorshands geen sprake zijn; de sloot toch, gelegen tusschen de laatstgenoemde perceelen en de uiteinden van de Van Speykstraat en de Verlengde Oosterstraat kan niet worden gedempt, omdat het Westelijk gedeelte dier sloot anders een doodloopend einde zou vormen. Deze sloot zal dus op twee plaatsen met een houten voetbrug worden overbrugd. Voorloopig kan de verbinding met de Waardstraat bestaan uit een 5 M. breed bestraat voetpad, aan weerskanten voor zien van een afrastering en overigens zonder rioleerings- of afwateringswerken. De kosten van een dergelijken verbindingsweg worden geraamd op 6500.Gelet op het gemak, dat zoowel voetgangers als bestuurders van rijwielen, handkarren enz. er van zullen ondervinden, meenen wij, dat die uitgave voor den onderhavigen straataanleg alleszins gewettigd is. Overeenkomstig het advies van de Commissie van Fabri cage geven wij U mitsdien in overweging door vaststelling van den hierbij overgelegden staat van af- en overschrijving ten behoeve van den aanleg van een verbindingsweg van de Van Speykstraat en de Verlengde Oosterstraat naar de Waardstraat een bedrag van 6500.te onzer beschikking te stellen. Op den post voor Onvoorziene Uitgaven, waarvan ge noemde som zal worden afgeschreven, is nog ƒ44267.14 beschikbaar. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 197. Leiden, 7 Juli 1924. In Uwe Vergadering van 12 Februari 1923 (Ingek. Stuk ken No. 51) werd een bedrag van 95.000.beschikbaar gesteld voor den aanleg van een grondwater-zweminrichting op een terrein bewesten de Zijl. Thans, nu die inrichting allengs hare voltooiing nadert, is uit den aard der zaak een juister overzicht van de bouw kosten mogelijk, dan aanvankelijk na het opmaken van de voorloopige ontwerpen en globale ramingen het geval was. In het algemeen kon bij de détailleering van het definitieve project het voorloopige plan worden gevolgd en bleek er geen noemenswaard verschil te bestaan tusschen de oorspron kelijke globale raming en de nauwkeurige besteksbegrooting. Het voor de uitvoering beschikbaargestelde bedrag behoeft dus uit dien hoofde niet te worden gewijzigd. Intusschen werd bij de uitvoering van het werk eenige tegenspoed ondervonden, verband houdende met de gesteld heid en de vastheid der grondlagen, waarin de veranke ringen der bassin wanden moesten worden aangebracht. De slappe bodem maakte een zwaardere en meer soliede werk wijze noodzakelijk, hetgeen een extra uitgave van 8500. vorderde. Aangezien op andere posten geld werd overge houden, komt deze som echter niet ten volle als overschrij ding in aanmerking en zal, voor zoover zich thans laat aanzien, de eigenlijke bouw van de nieuwe zweminrichting niet meer dan 100.000.behoeven te kosten. Voor inventaris en meubileering van de inrichting werden door Uwe Vergadering tot nog toe geen gelden beschikbaar gesteld. Zooals uit de overgelegde specificatie kan blijken, zal daarvoor een bedrag van 7500.noodig zijn. Hierbij is uiteraard naar de noodige zuinigheid gestreefd. In totaal wordt dus voor de volledige afwerking van de grondwaterzweminrichting vermoedelijk nog 12500.ver- eischt, welk bedrag wij U hieronder voorstellen,alsnog te onzer beschikking te stellen. Wellicht kan de zweminrichting nog in den loop van dit zwemseizoen, bijv. in de maand Augustus, gereed komen; in elk geval is het weoschelijk, dat reeds thans door Uwe Vergadering omtrent de wijze van exploitatie een beslissing worde genomen. In ons bovenaangehaald voorstel van 2 Februari 1923 (Ingekomen Stukken No. 51) gaven wij reeds te kennen, dat naar onze meening de exploitatie behoort te worden opge dragen aan het Bestuur van de Leidsche Zwemclub, dat op het gebied van de zwemsport en het beheer van een groote zweminrichting zijn sporen heeft verdiend en dat zich bereid had verklaard dit beheer op zich te nemen. Is ons College ook thans nog eenstemmig van oordeel, dat exploitatie in eigen beheer rechtstreeks door de gemeente allerminst aanbeveling verdient het verliessaldo toch zou alsdan aanzienlijk worden verhoogd, niet het minst ten gevolge van de in dat geval noodige aanstelling van admi- nistreerend en controleerend personeel de meeningen loopen in ons College uiteen over de vraag, of inderdaad het Bestuur van de Leidsche Zwemclub voor de exploitatie van de nieuwe zweminrichting de eenig aangewezene is. De minderheid van ons College is met de minderheid van de Commissie van Fabricage van gevoelen, dat er aan leiding bestaat om, zij het voorloopig en bij wijze van proef, het beheer van de inrichting op te dragen aan het Bestuur van de Zweminrichting „de Zijl", dat zich ter zake reeds bij zijn ter visie liggend adres tot Uwen Eu ad heeft gewend. De meerderheid van ons College, en met haar de meerder heid van de Commissie van Fabricage meent, dat de exploi tatie van een kostbare inrichting als de nieuwe zwemschool niet mag worden opgedragen aan een bestuur, dat op dit gebied niet deskundig en zonder ondervinding moet worden genoemd. Het beheer van de nieuwe zweminrichting toch stelt veel zwaardere eischen, dan de exploitatie van de bestaande inrichting. Afgezien nog van het gewone beheer, zijn de regeling van de waterverversching, de bediening

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 7