MAANDAG 19 MEI 1924.
Ill
worden vervangen. Dat het een vanzelfsheid zou zijn, dat die
definitieve regeling slechter zal wezen dan deze voorloopige,
gelijk de heer Kooistra bij wijze van interruptie zegt, kan
spreker niet beamen. Waarschijnlijk weet nog niemand, ook
niet de Minister, hoe de definitieve regeling er zal uitzien;
misschien zal zij voor sommige personen gunstiger zijn dan
deze voorloopige. In elk geval zit aan deze voorloopige regeling
vast, dat de gemeente haar moet volgen met het oog op het
subsidie van het Rijk, maar ook het verband tusschen dit voorstel
en het Rijkssubsidie is van voorloopigen aard, want de
Minister behoudt zich voor later uit te maken, in hoeverre het
niet volgen van de Rijksregeling door een gemeente gevaar
oplevert voor het behoud van het subsidie.
Op dit oogenblik is de toestand zoo, dat de gemeente de
Rijksregeling moet volgen, zoowel met het oog op het behoud
van het subsidie als in verband met de billijkheid tegenover
het corps leeraren in het geheele land.
De heer Knuttel wijst er op, dat hier een zonderling
standpunt is ingenomen: omdat de Raad zich vroeger niet
gekeerd heeft tegen de gevolgen van de Rijksregeling, toen
die verhooging van de salarissen beteekende, zit hij nu voor
goed aan de Rijksregeling vast. Het is dwaasheid om te
zeggen, dat, als men den eenen keer de regeling van het Rijk
heeft gevolgd, men dan alle bokkensprongen van de regeering
zou moeten medemaken.
Er is ten onrechte van gesproken, dat de Raad dit tot
driemalen toe zou gedaan hebben. De Raad heelt wel eens
de Rijksregeling gevolgd, maar meer dan eens is daartegen
door spreker en anderen geprotesteerd en opgekomen, ook
wanneer het een of ander subsidie er mede gemoeid was.
Een zeer dwaas motief is ook gebruikt door den Wethouder,
toen hij zeide, dat handhaving der leeraarssalarissen op de
tegenwoordige hoogte te Leiden onbillijk zou zijn tegenover
de andere leeraren in het land. Het is moeilijk vol te houden,
dat leeraren elders zich gegriefd zouden gevoelen, wanneer
op de salarissen der leeraren te Leiden die aftrek van 5%
en 10% niet werd toegepast. Het tegendeel is waar; als deze
Raad den aftrek niet toepast, dan is dat in het belang van
alle leeraren in het land. Wanneer een groot aantal gemeenten
het Rijk in deze niet volgt, dan zal het Rijk die korting
ook niet op zijn eigen leeraren kunnen toepassen, omdat het
anders alleen de minderwaardige krachten voor zijne scholen
zou krijgen.
Wanneer de Raad een regeling verkeerd acht, dan moet
hij die niet aanvaarden en er niet tegen opzien om de conse-
quentiën daarvan te dragen. Het bedrag van de te derven
subsidie is in elk geval niet zoodanig, dat het bestaan der
gemeente er mede gemoeid zou zijn. Verscheidene gemeenten
hebben geweigerd zich door dergelijke dwangmaatregelen te
laten beïnvloeden en hebben gemeend de belangen van het
onderwijs hooger te moeten stellen. De vraag, of Leiden zich
een bepaalde weelde kan veroorloven, is een zeer rekbaar
begrip, en spreker blijft er dan ook bij, dat dit voorstel
verworpen moet worden.
De heer Kooistra wil naar aanleiding van de opmerking
van den heer Eerdmans, dat spreker eenige jaren vroeger
met zijn betoog had moeten komen, zeggen, dat hij nog niet
zoo lang lid van den Raad is, doch dat hij zich niet zal
verzetten tegen voorstellen tot verbetering van de salarissen
der ambtenaren doch wel tegen voorstellen tot vermindering.
De loonschalen van het rapport der commissie-Stork,
waarover de heer Eerdmans sprak, worden op dit oogenblik
bijna niet meer van toepassing.
Volgens den heer Wilbrink heeft de Gemeenteraad er niets
mede te maken wat er in de Tweede Kamer is gebeurd of
wat de Minister heeft beloofd, maar dat is, naar spreker
meent, juist het cardinale punt. De Gemeenteraad heeft er
wel degelijk mede te maken, als de Minister in strijd met een
afgelegde belofte art. 40 van het bezoldigingsbesluit intrekt
en de salarissen der ambtenaren dientengevolge worden
verlaagd.
Spreker zal zich tegen deze salarisverlaging verzetten. Dat
de Minister een uniforme loonsverlaging toegepast wil zien,
behoeft voor den Gemeenteraad geen reden te zijn deze
regeling te aanvaarden. Leiden kan gerust de salarissen wat
hooger houden dan ze elders zijn. De heer Knuttel merkte
reeds terecht op, dat als elders de loonen hooger zijn dan
hier ter stede, ook niet dadelijk wordt gezegd, dat hier de
loonen moeten worden verhoogd. Spreker hoopt, dat de Raad
dit voorstel van Burgemeester en Wethouders zal ver
werpen.
De heer Meijnen doet den heer Knuttel opmerken, dat,
als Burgemeester en Wethouders nagaan wat de Gemeenteraad
vroeger heeft besloten, met dat woord «Gemeenteraad" altijd
de meerderheid, nooit de minderheid wordt bedoeld. De
consequentie moet zich vasthechten aan hetgeen de meerder
heid heeft besloten en dan is dit voorstel daarmede niet
in strijd.
Spreker heeft zooeven vergeten er op te wijzen, dat als de
Rijksregeling niet wordt gevolgd, niet alleen het Rijkssubsidie
verloren gaat, maar ook de belangrijke bedragen, welke Leiden
van de buitengemeenten krijgt, zoodat het getal, door hem
genoemd, daardoor de f 60000.nadert of misschien over
schrijdt.
De heer Dubbeldeman zegt indertijd de invoering van een
uniforme salarisregeling ten zeerste te hebben toegejuicht,
.omdat hij het logisch acht, dat de ambtenaren in den Neder-
landschen Staat, onverschillig waar zij wonen, mits zij dezelfde
functie vervullen, volgens dezelfde schaal worden bezoldigd.
Nu zou de logica medebrengen, dat iemand, die zich op dat
standpunt stelde, met dit voorstel van Burgemeester en Wet
houders meeging, maar dat gaat in dit geval niet op, omdat
dit voorstel aan den Raad is voorgelegd, niet teneinde eene
uniforme regeling in geheel Nederland te krijgen, doch uit
bezuinigingsoverwegingen. Spreker meent, dat men geen
bezuiniging mag vinden in salarisverlaging, en zal dus tegen
dit voorstel stemmen.
De heer Eerdmans zegt, dat de meerderheid der Raadsleden
met leedwezen stemt voor iedere salarisvermindering, welke
moet worden toegepast, maar dat degenen, die altijd zeggen
vóór salarisverbetering te zijn, maar zich nooit afvragen of
deze met de inkomsten wel mogelijk is, de oorzaak zijn, dat
de Gemeenteraad voor deze beslissing zit. Indien de Staat der
Nederlanden financieel in groote moeilijkheden verkeert, mag
de heer Kooistra wel de hand in eigen boezem steken en zich
afvragen in hoeverre daartoe wordt bijgedragen door de politieke
partij, waartoe hij behoort.
De heer Kooistra, voor de derde maal het woord verkrijgende,
wil nog iets zeggen naar aanleiding van de uitlating van den
heer Eerdmans, dat de Staat in zeer moeilijke omstandigheden
verkeert en dat degenen, die van geen verlaging van trakte
menten willen weten, den Staat bankroet zouden willen maken.
Spreker komt daartegen op.
De Regeering motiveert tractementsverlaging door daling
van de kosten van levensonderhoud. Spreker constateert, dat
het eenige bruikbare gegeven verstrekt wordt door het index
cijfer van het Gemeentelijk Statistisch Bureau te Amsterdam
en dit staat nog 75% boven voor oorlogspeil. Een gulden
van thans is nu evenveel waard als 57 cent voor den oorlog.
Toets dat aan de bestaande tractementen, en wij zijn nog
slechter af dan voor 1914. Ook heeft spreker eenige cijfers waar
het wel gehaald kan worden, maar hij zal die niet voorlezen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met
20 tegen 11 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen: de heeren Coster, Spendel, van der Wall,
Sijtsma, Mulder, Meijnen, Reimeringer, Sanders, Huurman,
Eikerbout, van Hamel, van Rosmalen, Bergers, Splinter, Wil
brink, Wilmer, van der Reyden, Oostdam, Heemskerk en
Eerdmans.
Tegen stemmen: mevrouw Dietrichde Rooy, de heeren
Dubbeldeman, Witmans, van Stralen, Verweij, Kooistra, van
den Heuvel, Baart, Groeneveld, Knuttel en van Eek.
(De heer Knuttel was inmiddels ter vergadering gekomen,
terwijl de heer Huurman daarin inmiddels was teruggekeerd.)
XVII. Voorstel:
a. tot het aangaan van een overeenkomst, betreffende de
levering van electriciteit in de gemeente Warmond,
door de Stedelijke Electriciteitsfabriek te Leiden
b. tot wijziging van de op 25 Juni 1910 gesloten overeen
komst, regelende de levering van gas in de gemeente
Warmond door de Stedelijke Gasfabriek te Leiden.
(Zie Ing. St. No. 137).
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
XVIII. Praeadvies op de verzoeken van den Voorzitter van
den Ned. Bond van Tabaksvergunninghouders en redacteur
van «Het Tahaksblad" en van den Ned. Bond van Werkgevers
in Hotel-, Restaurant-, Café- en aanverwante bedrijven
«Horecaf", in zake het in het leven roepen van een verbod
betreffende den verkoop van tabaksfabrikaten in café's enz.
(Zie Ing. St. No. 138.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over-