MAANDAG 19 MEI 1924.
117
Burgemeester en Wethouders. Alvorens het voorstel er in den
Raad doorgejaagd wordt, zou spreker gaarne nog eens met
het college van gedachten wisselen. Dit is de reden waarom
hij zijn voorstel heeft ingediend.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van den heer van Stralen, het eerst in stemming
gebracht, wordt met 22 tegen 9 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren Coster, Spendel, van der Wall,
Sijtsma, mevrouw Dietrichde Rooy, de heeren Mulder,
Meijnen, Reimeringer, Sanders, Witmans, Huurman, Eikerbout,
van Hamel, van Rosmalen, Bergers, Splinter, Wilbrink, Wilmer,
van der Reijden, Oostdam, Heemskerk en Eerdmans.
Vóór stemmende heeren Dubbeldeman, van Stralen, Ver weij,
Kooistra, van den Heuvel, Baart, Groeneveld, Knuttel en van Eek.
Het amendement van den heer Heemskerk wordt ver
volgens met 16 tegen 15 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen: de heeren Coster, van der Wall, mevrouw
Dietrichde Rooy, de heeren Mulder, Meijnen, Reimeringer,
Sanders, Witmans, Huurman, van Rosmalen, Bergers,
Splinter, Wilbrink, van der Reijden, Heemskerk en Eerdmans.
Tegen stemmende heeren Spendel, Sijtsma, Dubbeldeman,
Eikerbout, van Hamel, van Stralen, Verweij, Kooistra, van
den Heuvel, Wilmer, Baart, Groeneveld, Knuttel, van Eek
en Oostdam.
Met 21 tegen 10 stemmen wordt ten slotte besloten de Com
missie voor Steunverleening te machtigen, bepaalde personen
van de steunverleening uit te sluiten.
Vóór stemmen: de heeren Coster, Spendel, van der Wall,
Sijtsma, mevrouw Dietrichde Rooy, de heeren Mulder,
Meijnen, Reimeringer, Sanders, Witmans, Huurman, van
Hamel, van Rosmalen, Bergers, Splinter, Wilbrink, Wilmer,
van der Reijden, Oostdam, Heemskerk en Eerdmans.
Tegen stemmende heeren Dubbeldeman, Eikerbout, van
Stralen, Verweij, Kooistra, van den Heuvel, Baart, Groeneveld,
Knuttel en van Eek.
-
XX. Voorstel van den heer Witmans en Mevr. Dietrich
de Rooy, om Burgemeester en Wethouders uit te noodigen,
het gegeven oneervol ontslag aan de brugwachters 2e klasse
W. van Putten en J. Rietkerken, alsnog eervol te verleenen.
(Zie Ing. St. No. 120.)
De heer Wilmer wenscht in overweging te geven dit
voorstel voor heden van de agenda af te voeren.
De heer Huurman zou dit punt willen aanhouden tot het
einde van de agenda en de andere punten laten vóórgaan.
De Raad kan dan straks nog besluiten, of hij zal doorgaan.
De Voorzitter geeft in overweging om, teneinde een al te
haastige behandeling van verschillende onderwerpen te voor
komen, de vergadering thans te schorsen tot hedenavond.
De heer Sijtsma stelt voor het voorstel van den heer
Witmans en Mevrouw Dietrichde Rooy, waarvan de behan
deling toch niet tot eenig resultaat kan leiden, tot de volgende
vergadering aan te houden en heden niet des avonds te ver
gaderen.
Met 23 tegen 8 stemmen wordt besloten punt XX voor-
loopig aan te houden, ten einde zoo mogelijk eene avond
vergadering te vermijden.
Vóór stemmen: de heeren Coster, Spendel, van der Wall,
Sijtsma, Dubbeldeman, Huurman, Eikerbout, van Stralen,
Verweij, van Rosmalen, Bergers, Splinter, Kooistra, Wilbrink,
van den Heuvel, Wilmer, van der Reyden, Baart, Groeneveld,
Knuttel, van Eek, Oostdam en Heemskerk.
Tegen stemmen: Mevrouw Dietrichde Rooy, de heeren
Mulder, Meijnen, Reimeringer, Sandeis, Witmans, van Hamel
en Eerdmans.
XXI. Bezwaar- en verzoekschriften tegen aanslagen in het
schoolgeld Middelbaar-en Hooger Onderwijs, dienst 19231924.
(Zie Ing. St. No. 132.)
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt beschikt
op diverse bezwaar- en verzoekschriften in zake schoolgeld
Middelbaar- en Hooger Onderwijs, heffingsjaar 1923/24, over
eenkomstig het overgelegd advies van Burgemeester en Wet
houders.
De Voorzitter doet thans de deuren sluiten.
Na eenigen tijd wordt de openbare vergadering hervat.
De Voorzitter stelt thans spoedeischend aan de orde een
voorstel van Burgemeester en Wethouders om te berusten
in de tegen de gemeente door de Excess Insurance Ltd
ingestelde rechtsvordering tot betaling van een vergoeding
ad ƒ258.35 -j- kosten, wegens schade door een vrachtauto
mobiel van A. Tb. van der Steen te Utrecht op de Haven-
brug in den nacht van 10 op 11 Juli 1923 beloopen.
Nadat zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot
dadelijke behandeling is besloten, wordt eveneens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
De Voorzitter geeft thans het woord aan Wethouder
Meijnen tot het doen van een mededeeling naar aanleiding
van eenige door den heer Kooistra in de vorige vergadering
gemaakte opmerkingen betreffende de benoeming van een
badmeester aan het Gemeentelijk School- en Volksbad.
De heer Meijnen wil een antwoord geven op de opmerkingen
en de vraag van den heer Kooistra in de vorige vergadering,
naar aanleiding van de oproeping van sollicitanten voor bad
meester voor het Gemeentelijk Volksbadhuis in de van der
WerfYstraat en in verband met zijn door Burgemeester en
Wethouders overgenomen motie inzake informatie bij de
Arbeidsbeurs.
De schorsing van den vorigen badmeester schiep voor den
Directeur van den Gemeentelijken Geneeskundigen Dienst en
voor Burgemeester en Wethouders een zeer moeilijken toestand:
Het badhuis in al zijn afdeelingen moest blijven functionneeren
voor den goeden naam van het schoolbad moest worden ge
waakt; er was direct goed toezicht noodig en er was direct
tijdelijke hulp noodig.
In de behoefte aan goed toezicht werd voorzien door
tijdelijke aanstelling van den oud-politieagent Blok eeu onder
zoek bij de Arbeidsbeurs leidde tot de tijdelijke aanstelling
van den stoker Metz. Voor de betrekking van badmeester
zelf is niet bij de Arbeidsbeurs geïnformeerd. Noodig werd
geacht een oproeping per advertentie, omdat het tegenover
de waarschijnlijk talrijke gegadigden voor deze betrekking-
in hooge mate onbillijk zou zijn geweest, de keus te beperken tot
de zeer weinigen, die, in het allergunstigste geval, de
Arbeidsbeurs wellicht had kunnen noemen en tot de 50
sollicitanten, die zich reeds hadden aangemeld nog vóór de
oproeping was geplaatst. Waarom zou men willekeurig die
genen uitsluiten, welke, alvorens te solliciteeren, bescheidenlijk
op de oproeping hadden gewacht? En bovendien, waarom
zouden Burgemeester en Wethouders, bij deze zeer verant
woordelijke betrekking, de keus noodeloos beperken?
Om die onbillijkheid te voorkomen, meenden Burgemeester
en Wethouders evenals de Directeur, dat we ons de adver-
tentiekosten moesten getroosten. Dat de gegadigden hun
sollicitatie's op gezegeld papier moesten schrijven, ligt niet
aan Burgemeester en Wethouders.
Intusschen oordeelde de Directeur van den Gemeentelijken
Geneeskundigen Dienst, die de verantwoordelijkheid draagt,
dat door het tijdelijk aangestelde hulp-personeel wel voor
eenige dagen, maar zeker niet voor den betrekkelijk langen
tijd, dien het onderzoek der sollicitatie's zou vorderen, naar
behooren in de behoeften van het badhuis kon worden
voorzien. De Directeur achtte daartoe noodig, dat tijdelijk de
functie van badmeester werd opgedragen aan iemand, die,
blijkens zijn referentie's, kon geacht worden, met zijn vrouw,
de onderscheiden werkzaamheden goed te kunnen verrichten.
Toen het badhuis geopend zou worden, was er een voordracht
voor de badmeesters-benoeming opgemaakt, waarop, na nauw
keurig onderzoek, uit vele sollicitanten, van Ingen Schenau
als No. 1 werd geplaatst. De keus viel toen op Kukler, die
No. 2 stond en door wiens aanstelling een wachtgeld werd
uitgespaard.
Deze van Ingen Schenau, No. 1 der vroegere voordracht,
bleek bereid, een tijdelijke aanstelling te aanvaarden. Hij kon
dit aanvaarden, omdat zijn patroon hem verzekerde, dat hij,
bij niet-benoeming, in zijn dienst kon terugkeeren. Op het
tijdelijk karakter der aanstelling werd èn toen, èn later,
nadrukkelijk gewezen. Geen van beide partijen werd door de
tijdelijke benoeming gebonden. Eenige belofte van vaste aan
stelling werd niet gegeven.
Nu was er, eerst voor den Directeur, daarna voor den
Wethouder en eindelijk voor de Commissie van den Gemeente
lijken Geneeskundigen Dienst, tijd voor het onderzoek der
270 niet 68 zooals de heer Kooistra meent sollicitatie's.