83
doen zorg dragen voor de daarin bedoelde naleving 'der
Drankwet.
Op grond van het bovenstaande geven wij Uwe Verga
dering alsnu in overweging niet tot het in het leven roepen van
een verbod in zake den verkoop van tabaksfabrikaten in
café's enz. over te gaan en de tot U gerichte adressen
verder voor kennisgeving aan te nemen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Gemeenteraad van Leiden
Geeft met den meest verschuldigden eerbied te kennen,
Johannes Casper Schoemeijer, in zijne hoedanigheid van
voorzitter van den Nederlandschen Bond van Tabaksver
gunninghouders en redacteur van „Het Tabaksblad":
dat de sigarenwinkeliersstand niet alleen door de huidige
tijdsomstandigheden zwaar wordt getroffen, maar ook door
de ontduiking, welke drankvergunninghouders plegen ten
opzichte van de verordening op de winkelsluiting, door na
het sluiten der sigarenwinkels, in onbeperkte hoeveelheden
allerlei rookwaren te verkoopen;
dat de drank vergunning wordt verstrekt in de veronder
stelling, dat artikel 8 sub 15 zal worden nageleefd. Bedoeld
artikel 8 sub 15 zegt immers: „De vergunning wordt door
Burgemeester en Wethouders geweigerd, wanneer zij wordt
gevraagd voor eene localiteit, waarin tevens een andere
winkelnering wordt uitgeoefend;
dat den drankvergunninghouders een tabaksvergunning
is verstrekt in de veronderstelling, dat er geen misbruik
zal worden gemaakt van de onmogelijkheid om overtreding
te constateeren en den bezoeker, die rookwaren wenscht,
het kleinst mogelijke kwantum voor gebruik ter plaatse, te
verkoopen
dat de drankvergunuinghouder in hooge mate bevoor
recht wordt boven den sigarenwinkelier, wiens zaak onder
directe controle van de politie staat, hetgeen strijdig is met
het rechtsgevoel, hetwelk eischt, dat wetten door iedereen
moeten worden nageleefd en overtredingen zonder aanzien
des persoons, moeten worden gestraft;
dat na de wettige gedwongen winkelsluiting de verkoop
van tabaksfabrikaten in café's den absoluten vorm van een
winkelnering heeft aangenomen en er tal van etablissemen
ten zijn, welke zelfs de volledige installatie van een sigaren
winkel hebben geplaatst en zonder dat de politie ing.ijpt,
bij ieder kwantum kunnen blijven verkoopen tot midder
nacht;
dat deze ongewenschte toestand den sigarenwinkelier,
welke gedwongen is, zijn winkel op tijd te sluiten, een on
berekenbare schade toebrengt en velen zelfs naar het middel
doet grijpen, om beneden den prijs te verkoopen, waardoor
de winkeliersstand hoe langer hoe meer te niet gaat;
dat vele winkeliers door den nood gedwongen zijn des
avonds plaats te nemen aan hun winkeldeur en op deze
wijze hun verdiensten zien goed te maken;
dat het ondergeteekende bekend is, dat met 1 is ovember
de avondverkoop geheel is verboden, des ondanks, de drank
vergunninghouders ongestoord kunnen doorgaan met het
overtreden van de drankwet en de verordening op gedwongen
winkelsluiting;
dat het ondergeteekende bekend is, dat tal van grossiers
tot zeer groote bedragen en meestal de duurste merken, aan
café's etc. leveren en zijn bij sommige grossiers omzetten
van ƒ30.000.per maand uitsluitend bij drankvergunning-
houdens geen zeldzaamheid;
dat bij de duizenden gelegenheden waar drankvergunning
is, politie-contröle tot de onmogelijkheden behoort en het
daarom rechtvaardig zou zijn, den verkoop van tabaks
fabrikaten aan drankvergunning- en verlof houders geheel te
verbieden
dat ondergeteekende door getuigen heeft laten consta
teeren, dat hem in een café tijdens het verblijf van tien
minuten zes doozen cigaretten zijn verkocht ter waarde van
7.50 en dat in vele inrichtingen piccolo's loopen te venten
met een blad, waarop ook doozen van 50 en 100 stuks;
dat hem in een ander café op eerste aanvrage direct 10
sigaren a 15 cent per stuk werden verstrekt en hij zelfs
dezelfde sigaren per kist kon koopen en medenemen;
dat het gebruik ter plaatse een zeer rekbaar begrip is,
daar sommige personen na acht uur, indien zij willen, tot
één uur in een café kunnen vertoeven en daarom niet met
zekerheid is aan te geven, wat voor het gebruik ter plaatse
mag worden verstrekt;
dat het daarom aan te bevelen is den verkoop van ta
baksfabrikaten in lokalen, waar drankvergunning is, geheel
te verbieden, hetgeen voor het publiek geen ongerief teweeg
brengt, omdat gebleken is, dat het publiek zich eraan went,
om zich overdag van die artikelen te voorzien, welke des
avonds na acht uur niet meer zijn te bekomen;
dat ondergeteekende U nog even ernstig wil wijzen op
eene missive van den Minister van Arbeid d.d. 20 Jan. 1919
aan de Gedeputeerde Staten der provinciën, betreffende
den verkoop van rookartikelen in vergunningslocaliteiten,
luidende:
Missive van den Minister van Arbeid van 20 Januari 1919
aan de Gedeputeerde Staten der provinciën, betreffende
den verkoop van rookartikelen in vergunningslocaliteiten.
Het is mij gebleken dat, in het bijzonder in de gemeenten
waar vervroegde winkelsluiting is ingevoerd, de houders van
vergunningen ingevolge de Drankwet zich meer en meer zijn
gaan toeleggen op den verkoop in de vergunningslocaliteit
van sigaren, sigaretten en andere rookartikelen.
Voor zooveel deze verkoop zich bepaalt tot hetgeen geacht
kan worden te dienen voor gebruik ter plaatse, kan daar
tegen mijns inziens geen bezwaar worden gemaakt.
Wordt echter ook verkocht voor gebruik elders, dan rijst
de vraag of die verkoop niet in bepaalde gevallen een zoo
danig karakter kan aannemen, dat zij kan geacht worden
te vallen onder het begrip „andere winkelnering", bedoeld
in art. 8, le lid, 15°. der Drankwet.
Die vraag staat krachtens de Drankwet in eerste instantie
ter beantwoording aan B. en W. Wordt zij bevestigend
beantwoord, dan zal die verkoop gestaakt moeten worden
of ingevolge het bepaalde bij art. 28, 1° dier wet moeten
worden overgegaan tot intrekking van de vergunningen,
geldende voor die localiteiten, waar bedoelde verkoop plaats
vindt.
Ik heb de eer Uw college te verzoeken de gemeente
besturen in Uwe provincie met het bovenstaande in kennis
te stellen en hen uit te noodigen voormelde wettelijke vraag
te overwegen en in geval zij meenen, dat de bedoelde ver
koop kan leiden tot het aannemen van de aanwezigheid van
eene „andere winkelnering", in de eerste plaats de aandacht
van de houders zoowel van gewone als van logementver
gunningen in hunne gemeente te vestigen op het gevaar dat
hun vergunning loopt bij een verkoop als bovenbedoeld in
hun vergunningslocaliteit in de tweede plaats tot intrekking
van de vergunning over te gaan indien die verkoop, welke
het karakter van eene winkelnering heeft aangenomen, na
de gedane waars -huwing mocht blijken niet te zijn gestaakt.
Deze laatste uitnoodiging gelieve Uw college voor wat de
logementsvergunningen betreft als tot U gericht te willen
beschouwen.
dat aan de roepstem van bovenstaande missive sedert
1919 geen gehoor is gegeven en het misbruik sedert dien
meer en meer is toegenomen;
dat de sigarenwinkeliers toch ook behooren tot hen, die
belasting opbrengen, dezelfde eischen stellen als andere ge
meentenaren en een belangrijke categorie van nijvere
burgers uitmaken, met wier belangen toch rekening moet
worden gehouden;
dat de verkoop in café's, schouwburgen, bioscopen, sport
terreinen, etc. etc. een gapenden afgrond heeft gevormd
voor de sigarenwinkeliers, waarvan reeds zoovelen tot onder
gang gedoemd zijn;
dat ondergeteekende een eerbiedig doch dringend beroep
doet op Uwen rechtvaardigheidszin en blijken van vroede
vaderschap, teneinde den sigarenwinkelier, door het ver
bieden van den verkoop van tabaksfabrikaten in drank
vergunning-gelegenheden, wel te willen steunen en U er
staat op kunt maken, dat het beschermen van zooveel
duizenden sigarenwinkeliers een weldaad zal zijn door U
bewezen aan den geheelen Nederlandsehen Sigarenwinke-
liersstand, welke U ten zeerste dankbaar en erkentelijk
zal zijn;
dat ondergeteekende dit adre- gaarne behandeld zou zien
in uw Achtbaar College en op de eerstkomende raadszitting
in generaal door U zal worden besproken, waarbij onder
geteekende zich gaarne bereid verklaart Uw Geacht College
van advies te dienen.
Inmiddels met den meest verschuldigden eerbied
Uw Hoo<iEdelachtbare onderdanige dienaar
J. C. Schoemeijer.
Hetwelk doende enz. te Amsterdam den lien October 1923.
Aan den Gemeenteraad der Gemeente Leiden.
Edelachtbare Heeren,
Geeft eerbiedig te kennen:
De Nederlandsche Bond van Werkgevers in Hotel-, Bes-
taurant-, Café- en aanverwante Bedrijven „Horecaf", geves
tigd te Amsterdam en kantoorhoudende aldaar aan de
Nes No. 31
dat hij met leedwezen heeft kennis genomen van het
verzoekschrift, door Johannes Casper Schoemeyer in zijne