82 meester en Wethouders van Leiden schriftelijk doen kennen en zij, indien het contract vóór ultimo December 1940 eindigt, alsdan binnen 3 maanden na de eindiging er overeenkomst aan partij ter eener uitbetalen de contante waarde, berekend naar een rentevoet van 4% van een aantal aan het einde van elk jaar verschuldigde jaarlijksche uitkeeringen, elk groot 1.272,waarvan de laatste vervalt op ultimo December 1940. Contractanten ter anderer behouden zich het recht voor in het laatste jaar vóór den afloop van het contract, hetzij van de bevoegdheid tot vroegere beëindiging van de over eenkomst wordt gebruik gemaakt, hetzij het contract tot ultimo December 1949 zal gelden, alle zoodanige maatregelen te mogen nemen, als zij noodig oordeelen teneinde na afloop van het contract stagnatie in de centrale voorziening in licht, kracht en verwarming van Warmond te voorkomen."' Artikel 5 wordt gelezen als volgt: „Contractanten ter eener nemen op zich de openbare ver lichting van Warmond in te richten volgens aanwijzing van contractanten ter anderer. De uitgaven voor die inrichting zullen op een staat worden gebracht, en door beide contractanten worden geteekend en van het daarop voorkomende zal jaarlijks 4 rente worden vergoed en voorts jaarlijks zooveel afgelost, dat op ultimo December 1940 het geheele op den staat voorkomende bedrag zal zijn terugbetaald. De kosten van het onderhoud der openbare verlichting mogen niet op dezen staat worden gebracht en vallen geheel ten laste van de Gemeente Warmond. Bij het eindigen van het contract vóór ultimo December 1940 zullen contractanten ter anderer binnen drie maanden daarna aan contractanten ter eener moeten betalen het geheele bedrag dat deze blijkens den bovenbedoelden staat nog te vorderen hebben Leiden, den Sen Mei 1924. Onderhandelingen, door den Directeur der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit met het Gemeentebestuur van Warmond gevoerd omtrent de levering van electriciteit binnen die gemeente, hebben er toe geleid, dat overeenstem ming is bereikt over de voorwaarden, zooals die in bijgaande concept-overeenkomst zijn vervat. De stroom zal door Leiden als laagspanningsstroom aan de ingezetenen van Warmond worden geleverd, waartoe het noodig zal zijn een laagspanningsnet in die gemeente aan te leggen. De aangeslotenen in Warmond zullen voor den stroom een enkeltariefprijs betalen, welke 9 cent meer bedraagt dan het Leidsche tarief; de overige tarieven naar evenredig heid. Zooals uit art. 1, lid 2, van de ontwerp-overeenkomst kan blijken, garandeert Warmond een zeker jaarlijksch stroomverbruik. Overigens zijn de voorwaarden van de over eenkomst nagenoeg gelijk aan die van reeds vroeger afge sloten soortgelijke contracten. Bij het totstandkomen van de stroomleveringsovereen- komst zal het kabelnet enz. der Lichtfabrieken tot een bedrag van 36250.moeten worden uitgebreid (te weten hoogspanningskabelnet buitengemeenten 3800.transfor matorstations 4250.laagspanningskabelnet en straat verlichting f 28200.Deze uitgaven kunnen voorloopig uit de beschikbare gelden der Fabrieken worden bestreden, zoodat voorshands geen nieuw kapitaal voor deze onder neming behoeft te worden verstrekt. Het is voorts gewenscht, dat de op 25 Juni 1910 met de gemeente Warmond aangegane overeenkomst betreffende de levering van gas op hetzelfde tijdstip (31 December 1949) eindigt als het stroomleveringscontract, dat bij aanneming van het onderhavige voorstel met die gemeenten zal worden afgesloten. Voor bedoelde gasleveringsovereenkomst beteekent dit een verlenging met .ongeveer negen jaren. De redactie wijzigingen, welke in verband hiermede in de artikelen 1 en 5 dezer overeenkomst dienen te worden aangebracht, behoe ven o. i. geen nadere toelichting. Op grond van het een en ander geven wij U in overwe ging den Baad voor te stellen over te gaan tot vaststelling van: a. de hierbij overgelegde concept-overeenkomst betreffende de levering van electriciteit in de gemeente Warmond; b. de mede hierbij overgelegde concept-overeenkomst tot wijziging van de op 25 Juni 1910 met de gemeente Warmond afgesloten overeenkomst, regelende de levering van gas in de gemeente Warmond door de Stedelijke Gasfabriek te Leiden. Commissarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit, J. F. X. Sanders, Voorzitter. E. Schotman, Secretaris. X°. 138. Leiden, 12 Mei 1924. Achtereenvolgens werden door Uwe Vergadering in handen van ons College ten fine van praeadvies gesteld een verzoek van J. C. Schoemeijer te Amsterdam, in zijne hoedanigheid van voorzitter van den Nederlandsclien Bond van Tabaks vergunninghouders en redacteur van „Het Tabaksblad", om door het verbieden van den verkoop van tabaksfabri katen in drankvergunning-gelegenheden den sigarenwinkelier te steunen en een verzoek van den Nederlandschen Bond van Werkgevers in Hotel-, Bestaurant-, Café- en aanver wante Bedrijven „Horecaf" te Amsterdam, om aan het verzoek van eerstgenoemden adressant niet te voldoen. Beide adressen zijn hierachter afgedrukt. Inmiddels richtte de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Bijnland te. Leiden nog een schrijven tot ons College, waarin zij aandrong op het vaststellen van een verbod van verkoop van tabaksfabrikaten in café's enz. na de officieele winkelsluiting en waarin zij tevens het uitoefenen van een zeer scherpe controle op de naleving van artikel 8, le lid, 25°der Drankwet uitoef enen van een andere winkelnering in een vergunningslocaliteit) bepleitte. Aan dit sdhrijven is adhaesie betuigd door het bestuur van de Leidsche ver- eeniging van sigarenwinkeliers. Het schrijven en de adhaesie- betuiging gelieve U in de Leeskamer aan te treffen. Daargelaten de vraag, of de Gemeenteraad bevoegd is bij verordening te bepalen, dat de verkoop van tabaksfabri katen, hetzij steeds, hetzij uitsluitend na het bij verorde ning vastgestelde sluitingsuur der winkels, verboden is, komt het ons noch gewenscht noch noodig voor een dergelijk voorschrift in het leven te roepen. Artikel 8, le lid, 15° der Drankwet verbiedt het verleenen van vergunningen voor een localiteit, waarin eene andere winkelnering wordt uitge oefend, terwijl artikel 28, 1° dier wet bepaalt, dat vergun ningen worden ingetrokken, wanneer die uitoefening, nadat de vergunning is verleend, plaats heeft. Ingevolge de Drank wet is zoodoende slechts verkoop voor gebruik ter plaatse van verkoop geoorloofd. Een dergelijken verkoop te ver bieden lijkt ons, gelijk gezegd, noch gewenscht, noch noodig. Een grooten omvang kan verkoop voor gebruik ter plaatse uit den aard der zaak niet nemen en hiervan is dan ook, zooals de Commissaris van Politie in zijn ter visie liggend rapport schrijft, hier ter stede nimmer iets gebleken. De heer Schoemeijer vermeldt in zijn adres allerlei ongewenschte toestanden, doch dat die toestanden zich in Leiden hebben voorgedaan, toont hij met geen enkel woord aan. Blijkbaar heeft hij zijn adres, waarin allerlei praktijken worden ver meld, die adressant in Amsterdam heeft aangetroffen, naar tal van gemeenten gestuurd, zonder zich de moeite te ge troosten eerst te onderzoeken, of het in zijn adres te berde gebrachte wel toepasselijk is op de gemeenten, waarheen hij wilde adresseeren. Een dergelijke wijze van reques- treeren, die in de laatste tijden hoe langer hoe meer in zwang komt, achten wij, en wij vertrouwen Uwe Vergade ring met ons, al zeer afkeurenswaard. Een eerste eisch, welken men stellen mag aan een adres, is toch wel deze, dat het daarin medegedeelde juist is en betrekking heeft op de gemeente, waartoe men zich wendt. Tot welke komische gevolgen ondoordachte adressen kunnen leiden, kan men in het request zelf lezen. Zooals wij boven aantoonden, is ingevolge de Drankwet alleen verkoop van tabaksfabrikaten voor gebruik ter plaatse ge oorloofd en zou Uwe Vergadering dus ten hoogste het in het leven roepen van een dergelijk verbod kunnen over wegen. Teneinde nu aan het in het adres gevraagde klem bij te zetten, haalt adressant een circulaire van den Minister van Arbeid van 20 Januari 1919 aan, waarin de Minister o. m. schrijft: „Voor zooveel deze verkoop (n.l. van sigaren, sigaretten en andere rookartikelen) zich bepaalt tot hetgeen geacht kan worden te dienen voor gebruik ter plaatse, kan daartegen mijns inziens geen bezwaar worden gemaakt". Verdere commentaar met betrekking tot den ernst van het adres lijkt ons overbodig! Natuurlijk kunnen de winkeliers door clandestienen ver koop in cafe's enz., niet voor gebruik ter plaatse, benadeeld worden, doch hierin voorziet de Drankwet. Wordt deze behoorlijk nageleefd, dan is verkoop van tabaksfabrikaten van eenigen omvang in café's enz. eenvoudig uitgesloten. Klachten hieromtrent hebben den Commissaris van Politie dan ook niet bereikt, niettegenstaande het bestuur van de sigarenwinkeliersvereeniging indertijd is medegedeeld, dat het zich tot den Commissaris kon wenden, indien het bestuur gebleken was, dat tabaksfabrikaten in café's bij hoeveelheden van eenige beteekenis werden verkocht, in het bijzonder na het bij veroidening bepaalde sluitingsuur der winkels. Ten overvloede hebben wij echter het schrijven van de Kamer van Koophandel nog in handen van den Commissaris gesteld, met verzoek voor zooveel noodig te Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. l) bedoeld ia artikel 8, le lid, 15°.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 8