76 bestaat, geven wij U mitsdien in overweging over te gaan tot vaststelling van de navolgende VERORDENING als bedoeld in artikel 30 der Leerplichtwet. Eenig Artikel. De door den Commissaris van politie der gemeente Leiden aangewezen ambtenaren en beambten der politie zijn ge machtigd de door het hoofd eener openbare of bijzondere lagere school aan dien Commissaris opgegeven leerplichtige kinderen, die zich gedurende den schooltijd op den openbaren weg bevinden, te brengen naar het hoofd der school, tot welker leerlingen die kinderen behooren. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 123. Leiden, 5 Mei 1924. Onder overlegging van nevensgaand adres van J. Neute boom, geven wij Uwe Vergadering in overweging aan adres sant vergunning te verleenen om het in den tuin van het perceel Decimastraat No. 29, kad. Sectie K No. 1922, te bouwen schuurtje van hout te doen maken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 28 Maart 1924. Aan B. en W. der Gemeente Leiden. Edel Achtbare Heeren. Ondcrgeteekende, J. Neuteboom, Decimastraat 29 te Leiden, verzoekt vergunning tot plaatsing van een schuurtje in zijn tuin, achter perceel Decimastraat 27. Het schuurtje wordt gemaakt van hout op betonnen voet lang 4 M. breed 2.50 M. en hoog 2.50 M. Met de meeste hoogachting. Johs Neuteboom. Nu. 124. Leiden, 6 Mei 1924. De doorvoering der reorganisatie van de Hoogere Burger school voor Meisjes maakt het noodig voor het onderwijs in de wis-, natuur- en werktuigkunde en de eosmographie met September a.s. nog een leerares aan deze school te verbinden. Alsdan zullen echter de diensten van de voor den loopenden cursus aangestelde leerares, die niet volledig bevoegd is, kunnen worden gemist. Aangezien van de twee overige leeraressen in de wis- en natuurkundige vakken de eene scheikundig ingenieur is, terwijl de andere uitsluitend bevoegd is tot het geven van onderwijs in de afdeeling A der school, achten wij het met den Inspecteur van- en de Commissie Aran Toezicht op het Middelbaar Onderwijs wenschelijk, dat als derde leerkracht een doctor of doctoranda in de wis- en natuurkunde benoemd worde, te meer daar de te benoemen leerares belast zal worden met het onderwijs in de hoogere klassen van de afdeeling B. Hoewel onder de sollicitanten naar deze betrekking twee doctorandae in de wis-en natuur kunde zijn, stelt een harer zich niet beschikbaar voor het geven van onderwijs in natuurkunde. Mitsdien bevelen wij Uwe Vergadering ter benoeming tot leerares in wis-, natuur-, werktuigkunde en eosmographie aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes aari Mevr. M. E. Westerveld, wed. van Dr. W. P. N. Jonker,, doctoranda in de wis- en natuurkunde, te Zwolle en zulks met ingang van 1 September a.s. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden N°. 125. Leiden, 6 Mei 1924. In verband met de doorvoering der reorganisatie van de Hoogere Burgerschool voor Meisjes geeft de Directrice dezer school in overweging om Mej. O. Parmentier, alhier, te benoemen tot leerares in de handelswetenschappen. Verder adviseert zij, in verband met de beëindiging op 1 September a.s. van de tijdelijke aanstelling van Mej. W. H. ïfederhoed als leerares in de Engelsche taal en letterkunde en van die van den heer J. H. Wattez, als leeraar in het rechtlijnig teekenen, deze aanstellingen te verlengen voor den duur van den cursus 1924/1925. Evenals de Inspecteur van- en de Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs kunnen wij ons daarmede vereenigen. Aangezien de voor het geven van onderwijs in handels wetenschappen te benoemen leerkracht voorloopig slechts gedurende één uur en, na doorvoering van de reorganisatie tot de 6e klasse, waarschijnlijk slechts gedurende 3 uren per week ouderwijs in dat vak zal moeten geven, schijnt ons een oproeping van sollicitanten overbodig nu zich een alleszins bekwame en bevoegde leerkracht, n.l. Mej. O. Parmentier alhier, voor het geven van dat onderwijs beschikbaar heeft gesteld. Om die reden achten wij ons ontslagen van het overleggen van een aanbevelingslijst van benoembaren. Mitsdien geven wij Uwe Vergadering in overweging: a. Mej. O. Parmentier met ingang van 1 September 1924 tot wederopzeggens te benoemen tot tijdelijk leerares in de handelswetenschappen aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes; b. de tijdelijke aanstelling van Mej. W. H. Nederhoed als leerares in de Engelsche taal en letterkunde aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes, behoudens goedkeuring door den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, te verlengen voor den duur van den cursus 1924/1925; c. den heer J. H. Wattez, leeraar in het hand- en lijn- teekenen aan de Hoogere Burgerschool met vijfjarigen cursus, gedurende den cursus 1924/1925 opnieuw tijdelijk te belasten met het geven van onderwijs in het rechtlijnig teekenen aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 12(5. Leiden, 7 Mei 1924. Tegen inwilliging van nevensgaand verzoek van den heer P. F. Duyverman om eervol ontslag uit zijne betrekking van onderwijzer aan de o. 1. school aan de Duivenbodestraat A, bestaat bij ons College geen bezwaar. Mitsdien geven wij Uwe Vergadering in overweging aan den heer F. F. Duyverman eervol ontslag te verleenen als onderwijzer aan de o. 1. school aan de Duivenbodestraat A. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 2 Mei 1924. Aan den Raad van de Gemeente Leiden verzoekt ondergeteekende, onderwijzer bij het Openbaar Lager Onderwijs alhier wegens gezondheidsredenen eervol uit zijn betrekking ontslagen te worden. Met verschuldigden eerbied F. F. Duyverman. N". 127. Leiden, 7 Mei 1924. Bij ons College zijn wederom ingekomen aanvragen van besturen van in deze gemeente gevestigde bijzondere scholen voor lager onderwijs, om vergoeding uit de gemeentekas krachtens art. 100 der Lager Onderwijswet 1920, over het jaar 1922. Genoemd artikel bepaalt dat, indien aan de openbare lagere scholen meer onderwijzers zijn verbonden dan het bij de wet verplichte aantal, de besturen der bijzondere scholen aanspraak kunnen maken op de vergoeding uit de ge meentekas van de jaarwedden van even zooveel aan die scholen verbonden z.g.n. boventallige leerkrachten. Bij de te dezer zake in de Leeskamer nedergelegde stuk ken bevindt zich een door ons opgemaakte staat, waaruit blijkt, hoeveel boventallige onderwijzers(essen) gemiddeld op de openbare lagere scholen gedurende het jaar 1922 zijn werkzaam geweest. Deze staat is als maatstaf genomen voor de berekening van het aantal boventallige leerkrachten, dat voor rekening dezer gemeente gedurende dat jaar aan de bijzondere scholen verbonden kan zijn. Na nauwkeurig onderzoek der ingekomen aanvragen meenen wij, dat de door de besturen gevraagde vergoedingen met eenige kleine afwijkingen kunnen worden uitgekeerd. Volledigheidshalve deelen wij hierbij nog mede, dat, waar

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 2