84 hoedanigheid van voorzitter van den Sederlandschen Bond van Tabaksvergunninghouders en redacteur van „Het Tabaks blad" tot Uwen Raad gericht, welk verzoekschrift aandringt op het verbieden van den verkoop van tabaksfabrikaten in lokalen waarvoor eene vergunning als bij de drankwet bedoeld, is verleend; dat het requestrant bekend is, dat ook van andere zijde bij sommige gemeenteraden aandrang wordt geoefend om een dergelijk verbod in te voeren, subsidiair een verbod van den verkoop als gemeld na het in de betreffende gemeente geldende sluitingsuur voor winkels; dat verzoeker met klem moet opkomen tegen de voorstel ling als zoude door hotel-, café- of restaurantshouders van den verkoop van tabaksartikelen een nevenbedrijf worden gemaakt dat in bijna ieder hotel, café, restaurant of dergelijke inrichting sigaren en sigaretten worden verkocht, doch nooit anders dan voor gebruik ter plaatse van verkoop; dat dit geschiedt ten behoeve en gerieve van het publiek en het nauwelijks betoog behoeft, dat een dergelijke beschei den verkoop voor de exploitatie-winst van de betreffende inrichting nagenoeg geen belang heeft; dat met een verbod als gevraagd om het even of dit een absoluut verbod of slechts een avondverbod zal zijn slechts wordt bereikt, dat de comfortabiliteit en geriefelijk heid van hotels, café's enz. in zeer hooge mate vermindert dat het verbod bij onverhoopte invoering verder aanlei ding geven zal tot een verkoop op clandestine wijze van tabaksartikelen in café's en restaurants, terwijl het gevaar niet denkbeeldig is, dat door kellners sigaren en sigaretten zelfs aan bezoekers zullen worden ten geschenke gegeven onder de stilzwijgend aangenomen voorwaarde van een adequate verhooging van fooien; dat daardoor natuurlijk een toestand in het leven zoude worden geroepen, die al heel weinig aanbeveling verdient; dat de verplichte winkelsluiting op een bepaald uur slechts is ingevoerd, om arbeid in winkels na dien tijd tegen te gaan, niet omdat de verkoop van tabaks- en andere artikelen des avonds op zichzelf schadelijk is voor de openbare orde, zedelijkheid of gezondheid; dat waar in café's en restaurants des avonds toch wordt gewerkt, een beroep op de verordening betreffende de ver plichte winkelsluiting geenerlei effect sorteeren kan; dat een eventueel verbod als waartegen dit request is gericht, dan ook kwalijk kan worden gemotiveerd als zijnde noodzakelijk in het algemeen belang, daar het slechts van belang is voor enkele sigarenwinkeliers, die ongaarne hun bedrijfsdebiet, zij het ook voor nog zoo klein gedeelte, ver minderd zien; dat het verzoeker ontgaat, waarom in een toestand, die altijd heeft bestaan, plotseling een aanranding van het bedrijfsdebiet moet worden gezocht; dat het echter niet tot de taak of de huishouding der Gemeente kan behooren zich te mengen in den concurren tiestrijd tusschen twee volkomen gelijkwaardige groepen van neringdoenden dat zoowel de belanghebbenden als de Gemeente over de mogelijkheden beschikken om, indien al ergens ten opzichte van den verkoop van sigaren en sigaretten eenig misbruik mocht plaats vinden (een misbruik, dat requestrant onbekend is en waarvan hij het bestaan derhalve ontkennen moet) daaraan ook zonder het bedoelde verkoopsverbod een einde te maken; Eedenen, waarom requestrant Uwen Eaad dringend ver zoekt aan den aandrang van de zijde van sigarenwinkeliers e. a. als bovenbedoeld niet te willen toegeven. 't Welk doende enz. W. Vermeulen, Vice- Voorzitter. Jos. Mast, Secretaris. Amsterdam, 16 Februari 1924 Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 10