30 MAANDAG 11 FEBRUARI 1924. de schaal wil laten leggen. De toestanden zijn thans geheel anders dan toen spreker zijn eerste voorstel indiende; toen was er levensmiddeiennood in Nederland, maar thans heerscht er in een groot deel van Nederland, o.a. op Goeree en Over- flakkee en in Groningen, werkloosheid. Nu is die werkloosheid in streken, waar de akkerbouw wordt beoefend, grooter dan in streken, waar men van veeteelt leeft, maar het is de vraag, of op den duur in laatstgenoemde streken de toestand ook niet ongunstiger zal worden. Spreker had een berekening gemaakt, welke weliswaar een gissing was, maar toch niet zoover van de waarheid stond, n.l. dat drie gezinnen een bestaan zouden kunnen vinden in zulk een bosch, omdat er toezicht zou moeten wezen en de noodige werkzaamheden zouden zijn te verrichten. Het is de vraag, of op een opper vlakte van 20 H.A. weidegrond meer dan 3 gezinnen leven. Indien men redeneert zooals Burgemeester en Wethouders, dan moet men ook geen eengezinswoningen laten bouwen en zeggen, dat die grond beter kan worden besteed door er woningen van 4 of 5 verdiepingen op te zetten. Dit argument van Burgemeester en Wethouders is des te zonderlinger, omdat den laatsten tijd in de omgeving veel natuurschoon is opgeofferd en veel bosch is gerooid voor publieke werkplaatsen, voor den huizenbouw en voor de bloem bollencultuur, zoodat daar wel eens iets tegenover gesteld mag worden. Ten slotte wordt er gesproken van een wellicht in de om geving weinig passend bosch. Van een bosch, dat in de om geving niet past, heeft spreker nog nooit gehoord. Als men ziet naar Rijnhof, Oud-Poelgeest, Cronestein, Endegeest en andere bosschen, dan vormen die wel degelijk een aardig silhouette in de omgeving. Men zal hier te veel misschien gedacht hebben aan een dennenbosch, dat zou hier natuurlijk niet passen. De bedoeling is te krijgen een loofbosch, zooals er nog voorkomen, op kleinere schaal, in de oude buitenplaatsen, en die in eer» omgeving als deze uitmuntend passen. Aan een dergelijke gelegenheid, waar de natuur veel meer tot de oogen van de meer eenvoudigen spreekt dan de natuur, die er thans in de omstreken van Leiden is, mag het in een stad van 65000 inwoners niet ontbreken. Spreker wijst op Amerika, waar in de nabijheid van de steden duizenden Hectaren bosch- en parkaanleg zich bevinden, ten behoeve waarvan men zich ontzaglijke uitgaven getroost. Daarentegen is hetgeen hier gevraagd wordt een eenvoudig iets, zoowel wat betreft de kosten van aanleg als wat betreft de onderhoudskosten. Men zal een uitgaaf in eens hebben te doen voor aankoop van het terrein, ten bedrage b.v. van hetgeen men voor demping der Mare had willen besteden; dat is dus niet onoverkomelijk. De verdere uitgaven kunnen geleidelijk gedaan worden, zoodat zij niet te zwaar drukken, en in een jaar, dat de gemeente- financiën in iets gunstiger toestand verkeeren, zal er iets meer aan gedaan worden. Spoed is natuurlijk zeer gewenscht, maar boven spoed stelt spreker het beginsel, dat er een begin mede gemaakt moet worden. De heer Eerdmans heeft met groote belangstelling geluisterd naar de verdediging van het denkbeeld van den heer Knuttel en begrijpt, dat er moeilijkheden van geldelijken aard zijn om thans aan diens wensch gevolg te geven, maar spreker valt den heer Knuttel toch van ganscher harte bij als deze zegt, dat het voor de toekomst van de gemeente van groot belang is, dat meer dan tot nog toe zich in de onmiddellijke omgeving van Leiden terrein met eenig natuurschoon bevindt. "Wij hebben hier te doen met iets waar steeds afgaat, maar niets bij komt. De fraaie singels met Groenoord en Vreewijk zijn stad geworden, er is nog slechts een klein stuk lande lijke Zoeterwoudsche singel. Die wandelingen werden vroeger veelvuldig gebruikt. Endegeest, dat, toen het nog niet als woonpark werd geëxploiteerd, een aardig stuk bosch was, werd veel bezocht. Dat alles verdwijnt en zal voortgaan te verdwijnen. Daarom acht spreker het met den heer Knuttel van belang, dat men er bijtijds op bedacht is het toekomstig geslacht niet te laten zonder de dingen, welke men als een gelukkig bezit rekent van gemeenten als Haarlem en Alkmaar. De aanleg van een bosch is een geschiedenis van langen duur en daarom is het goed bijtijds de aandacht te vestigen op de wenschelijkheid om voor dit doel grond te reserveeren en daaraan naar gelegenheid van geldmiddelen uitbreiding te geven. Spreker zou op dit oogenblik niet een voor stel durven doen om voor dit doel een paar ton te be steden, maar hij ondersteunt de gedachte van den heer Knuttel en geeft aan het gemeentebestuur in overweging om bij de aankoopen van grond, welke het doet, er rekening mede te houden, niet alleen, dat er bouwrijpe grond noodig is, maar ook dat er in de toekomst een terrein voor ver luchting van de stad moet komen. De heer Pera zegt, dat de manier van spreken van den heer Eerdmans hem aanleiding geeft iets te zeggen. De schildering, welke de heer Eerdmans gaf, was heel mooi en ieder in den Raad zou zeker wenschen, dat er zulk een wandelgelegenheid kwam, maar alles zit vast op de kosten. Men kan wel over allerlei schoone dingen spreken, maar als zij toch niet zijn tot stand te brengen, is het beter zich bij het onvermijdelijke neer te leggen. Het zou dwaas zijn iets op touw te zetten, dat toch niet was te volbrengen. De heer Sijtsma sluit zich aan bij het gesprokene door den heer Eerdmans en ook grootendeels bij het betoog van den heer Knuttel zelf. De behoefte aan een bosch bestaat reeds en zal zich meer en meer doen gevoelen, maar spreker geeft toe, dat op dit oogenblik de kosten een groot bezwaar vormen. Onlangs heeft de heer Jesse in een adres in overweging gegeven om een prijsvraag uit te schrijven in verband met den aanleg van een park op een stuk grond, gelegen aan den Rijnsburgerweg en aansluitend aan Rhijngeest en Ende geest, en wellicht zou daarin een aanwijzing liggen om het beoogde doel te bereiken. Spreker zou dus ongaarne het denkbeeld, door den heer Knuttel naarvoren gebracht, zonder meer op zijde zetten. Al zou hij aarzelen om op dit oogenblik zijn stem aan het voorstel van den heer Knuttel te geven, hij zou toch gaarne van Burgemeester en Wethouders de verzekering ontvangen, dat zij in die richting hun blik zullen laten gaan. De heer Reimeringer zal wegens de nog al hooge kosten, verbonden aan aanleg van een wandelbosch, medegaan met het praeadvies van Burgemeester en Wethouders, maar zou aan den anderen kant riiet gaarne zijn verleden ontrouw worden, waarin hij, 18 jaar geleden reeds, geijverd heeft voor aanleg van een bosch. Het blijkt, dat er op dit stuk voor uitgang is; toen is spreker slechts spot ten deel gevallen. Aangezien de belastingschuldigen reeds zoo zwaar belast zijn, durft spreker echter niet zijn stem te geven aan het voorstel van den heer Knuttel. De heer van den Heuvel stemt volkomen in met de gedachte belichaamd in het voorstel van den heer Knuttel. Ook onder de arbeidersklasse wordt gelukkig steeds sterker de drang om op andere en betere wijze den vrijen tijd te besteden, dan vroeger veelal gewoonte was. Dit streven moet z. i. worden aangemoedigd en versterkt. Hierbij komt, dat, en zulks eveneens in tegenstelling met vroeger, de meeste arbeiders thans in het genot worden gesteld van enkele vacantiedagen per jaar. De noodzakelijkheid tot verruiming van de gelegenheden om zijn vrijen tijd op aangename en toch goedkoope manier te kunnen doorbrengen is zeer zeker aanwezig. In hare onmiddellijke omgeving biedt Leiden, zoo als door de vorige sprekers terecht is opgemerkt geworden, evenwel niet voldoende gelegenheid om op aangename en nuttige wijze te verpoozen. Uitvoering van het voorstel van den heer Knuttel zal in de toekomst daartoe kunnen strekken. Zijn denkbeeld bezit derhalve opvoedende waarde. De finan- tieele zijde van het vraagstuk is door den voorsteller voldoende toegelicht en de mogelijkheid van directe uitvoering, bij be reidheid tot het brengen van eenige geldelijke offers door de gemeente, aangetoond. Sprekers fractie zal dan ook met genoegen stemmen voor bet voorstel van den heer Knuttel. De heer Mulder acht het denkbeeld .van den heer Knuttel onuitvoerbaar wegens de groote onkosten, ook al gaat men geleidelijk aan te werk. De heer Knuttel zegt: men make alvast eenige hoofdlanen en een ommanteling ter wering van den winddan kan men zoolang den overigen grond nog productief maken. Dit is onjuist; die overblijvende grond maakt men door de om- manteling totaal onvruchtbaar. Daar groeit niets op; mis schien nog iets in het eerste jaar, maar dan is het uit. Dan zou men nog die groote uitgaaf moeten doen voor een »boscbje", want het zal zeer klein zijn; het zal alleen goed zijn om er des zomers eens een uurtje in te zitten. De menschen hebben zoo groote behoefte aan bosch, heet het. Spreker komt nog al eens in de bosschen in de buurt van Leiden Haarlemmerhout en Haagsche Bosch en moet verklaren, dat men werkelijk moet zoeken naar werk lieden en werkliederigezinnen, die daar eenige uurtjes ver- poozing zoeken. Men treft er meerendeels aan zeer oude menschen, die daar een uurtje in het zonnetje zitten te rusten, maar het volk als volk gevoelt er zeer weinig voor. De menschen nemen bij voorkeur niet de beplante wegen, maar loopen door het veld in de felste zonnestralen om dan eindelijk te komen op een lommerrijke plek. Men wil liever het verre uitzicht. De heer Knuttel heeft er zeer onpractisch Amerika bij gehaald, want weliswaar wordt daar veel gedaan voor aanleg van bosschen in de nabijheid van de steden, maar voor dat doel bestemt men alleen woeste gronden. Bovendien is daar, gezien de indeeling der steden, de aanleg van bosschen veel noodzakelijker dan hier. Burgemeester en Wethouders blijven

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 8