MAANDAG 11 FEBRUARI 1924.
29
waarde van 30000.is, maar dat is toekomstmuziek.
Spreker is ook voor de bevordering van den woningbouw,
maar deze wijze van doen keurt hij niet goed. De gewone
regel had moeten worden gevolgd; nu wordt de gemeente
betaald met het geld, dat zij zelve eerst verstrekt.
De heer Wilbrink spreekt zijn erkentelijkheid uit voor
dit voorstel, waaruit blijkt, dat het college alles in het werk
stelt om in deze gemeente tot werkverschaffing te komen en
om aan de particuliere bouwnijverheid de gelegenheid te
geven hare krachten te ontplooien.
Met dit voorstel is geen offer voor de gemeentekas ge
moeid. De gemeente stelt aldus deze maatschappij in staat
iets tot stand te brengen, en spreker meent, dat men aldus
een veel beteren weg bewandelt, dan wanneer men zou moeten
komen tot werkverschaffing van gemeentewege dan wel tot
gemeentelijken woningbouw.
De heer Mulder begrijpt niet de bezwaren van de heeren.
Deze maatschappij moet een bedrag van f 35000.storten
zij kan dit bedrag op het oogenblik bezwaarlijk krijgen en
vraagt nu aan de gemeente, of deze het geld wil leer.en
tegen een behoorlijke rente. De gemeente vindt dat goed,
maar wil waarborgen hebben. De gronden, welke de maat
schappij als waarborg geeft, zijn getaxeerd door een deskun
dige en ook nog door Gemeentewerken, en de overwaarde is
meer dan voldoende. De gemeente is dus in alle opzichten
gedekt.
De werkgelegenheid zal er door bevorderd worden, want
als deze grond bouwrijp is geworden, zal er meer gebouwd
kunnen worden.
De hulp, welke aan de maatschappij verleend wordt, is
zeer tijdelijk. Zes maanden, nadat het werk voltooid is, moet
de maatschappij het geld teruggeven.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met
25 tegen 3 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen: de heeren Witmans, van der Wall, Sanders,
Reimeringer, Heemskerk, Meijnen, Mulder, van Hamel, van
Stralen, Eikerbout, Wilmer, Knuttel, van den Heuvel, van
Rosmalen, Pera, Wilbrink, Huurman, Groeneveld, Verwey,
mevrouw Dietrichde Rooij, de heeren Spendel, Bergers,
Coster, Baart en Kooistra.
Tegen stemmende heeren Sijtsma, Oostdam en Eerdmans.
XIII. Praeadvies op het voorstel van den heer Knuttel,
in zake den aanleg van een wandelbosch.
(Zie Ing. St. No. 17.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Knuttel verklaart, dat het praeadvies van Bur
gemeester en Wethouders op hem een zeer onaangenamen
indruk heeft gemaakt. Niet zoozeer omdat het afwijzend is
hij had geen oogenblik anders verwacht maar omdat
hij de argumenten, die erin gebezigd worden, zeer ongelukkig
en kortzichtig vindt.
Spreker zal eerst behandelen het wenschelijke of het onmis
bare van hetgeen hij voorstelt en dan de bezwaren van Bur
gemeester en Wethouders onder het oog zien.
Wat de onmisbaarheid betreft, Burgemeester en Wethou
ders voeren aan, dat er in den omtrek van Leiden zooveel
wandelingen zijn te maken, waarvan men kan genieten,
terwijl zij dan verder zeggen: «Verder zijn, dank zij de ver
schillende goede en snelle tram verbindingen, met luttele
kosten de duinen en de zee bij Katwijk en Noordwijk, de
bosschen en duinen van Wassenaar en binnenkort ook Sche-
veningen en den Haag bereikbaar, terwijl booten en auto
bussen tegen geringe vracht het publiek eveneens in allerlei
richtingen, naar de Kagermeer, den Deyl, Wassenaar en
andere plaatsen, voeren."
Spreker is geenszins blind voor de schoonheid van de om
geving van Leiden het is een van de mooiste streken,
welke hij kent maar het gaat er niet om de natuur
rondom Leiden te verfraaien. Hoe grootsch en fijn van ka
rakter die natuur ook zij, er ontbreekt hier een plek, waar
men verpoozing kan vinden, waar men zich eens een uurtje kan
neerzetten en waar men met de kinderen eens een middag
buiten kan doorbrengen. Dat gemis wordt niet goed gemaakt
door plaatsen in de omgeving, zooals Wassenaar, Katwijk en
Noordwijk, welke door arbeidersgezinnen of gezinnen van de
kleine burgerij misschien een paar keer per jaar worden
bezocht. Er is behoefte aan een plek in de onmiddellijke
nabijheid van de stad, waarbij men ten hoogste tien cent
uitgeeft om per tram terug te gaan en waar men zich een
uurtje kan gaan verpoozen. De bedoeling is niet, dat men
een poosje op een bank kan zitten, zooals in een plantsoen,
dat geheel door huizen is ingesloten, maar het moet een
bosch wezen.
Ook elders wordt de behoefte aan iets dergelijks gevoeld,
o. a. in den Haag, waar men niet alleen de meeste buiten
plaatsen in den omtrek koopt, maar bovendien aan de zuid
zijde van de stad een park van meer dan 100 H.A. aanlegt,
omdat de afstand vandaar naar de andere wandelterreinen
te groot is.
Hetzelfde geldt voor Amsterdam. Ook daar openbaart zich
die behoefte, al heeft men daar het Gooi en Zandvoort, die
wel weer iets verder liggen dan Katwijk van Leiden, maar
de levensstandaard is daar weer hooger.
Hetgeen Burgemeester en Wethouders aanvoeren om aan
te toonen, dat hetgeen spreker wil gemist kan worden, is weinig
zeggend. Men mag ook niet uit het oog verliezen, dat, al zou
men thans besluiten tot stichting van een bosch, dit er niet
dadelijk, niet over vijf en zelfs niet over tien jaar zou zijn.
Boomen hebben tijd noodig om te groeien en bovendien moet
men er mede rekenen, dat, waar de stad zich voortdurend
uitbreidt, de behoefte aan zulk een bosch steeds grooter wordt.
Daarom meent spreker, dat men, als men daarmede nu be
gint, eigenlijk pas in zekeren zin begint te werken voor het
komend geslacht. De behoefte om stegen en sloppen te ver
laten en in de buitenlucht en in een koele omgeving eenige
uren door te brengen, zal steeds grooter worden, en daarom
meent spreker, dat de voorziening in die behoefte niet naar
een verre toekomst kan verschoven worden.
Hetgeen in het praeadvies medegedeeld wordt over het
kostenbezwaar is in zekeren zin aan spreker medegevallen.
Eigenlijk gaat de daar gegeven kostenbecijfering niet zoo heel
ver boven spreker's berekening. Burgemeester en Wethouders
becijferen de kosten op 4 ton, en spreker op 3 ton. Dat is
niet een zoo groot verschil als spreker verwacht had. Spreker
heeft nog bij vertrouwelijk schrijven aan Burgemeester en
Wethouders een bepaalde plaats aan de hand gedaan, die
geschikt is voor aanleg van een wandelbosch; wanneer die
plek gekozen wordt, dan zal kunnen blijken, dat de kosten
voor grondverzet en dergelijke dichter bij sprekers taxatie
zullen komen.
Het is verder niet noodig, dat al het geld op eenmaal
wordt uitgegeven. Juist omdat het hier iets betreft wat moet
groeien en waarvan men eerst langzamerhand, over jaren,
het volle nut zal hebben, is er geen bezwaar tegen geleide
lijke uitvoering van het werk. Men zou vast een begin kun
nen maken. Men moet daarbij natuurlijk in verstandig overleg
een indeeling maken. Men moet niet eerst een hoekje onder
handen nemen, maar men make eerst kruiselings eenige
hoofdwegen, zoodat men alvast eenige groote opgaande be
plantingen krijgt, met een manteling eromheen om de kracht
van den wind te breken, zoodat het open liggend gedeelte
van het terrein nog gebruikt zou kunnen worden voor het
tegenwoordig doel. Geleidelijk zal dan uitbreiding kunnen
gegeven worden aan de beplanting en zoodoende zouden de
kosten voor de gemeente veel beter te dragen zijn.
Onlangs heeft de Raad verworpen een voorstel van Burge
meester en Wethouders tot demping van de Mare, waarvoor
men een ton wilde bestedendat werk werd ook uit een oog
punt van werkverschaffing voorgesteld. Men zou dit vrij
gekomen bedrag kunnen besteden om met dit werk een begin
te kunnen maken. Daarmede zou dan ook tegemoetgekomen
worden aan de werkverschaffing.
Spreker heeft in zijne financiëele berekening uiteengezet, dat
er ongeveer eén derde van het voor eventueel grondwerk be-
noodigd bedrag ad 100.000.teruggewonnen zou worden
uit minder ondersteuningskosten voor werkloozen, althans van
sprekers standpunt, d. w. z. met de eischen, die spreker stelt
ten opzichte van de loonen, die daar uitbetaald zouden worden,
maar de practijk zou zijn, dat zelfs een grooter deel dan één
derde op de werkloozenuitkeeringen zou worden bespaard.
Dat mag ook niet uit het qog worden verloren.
Als men zegt, dat deze werkverschaffing niet productief
zou zijn, dan berust dat op een zeer eenzijdige uitlegging van
het woord «productief". Productief is niet alleen alles wat
direct betrekking heeft op de levensmiddelenzorg, maar elke
werkverschaffing, die iets in het leven roept ten algemeenen
nutte, ook al brengt die zaak niet direct geldelijk voordeel
mee voor dat algemeene nut, kan productief worden genoemd.
Zoo was indertijd de bouw van een nieuw gedeelte aan bet
museum van de Lakenhal ook productieve werkverschaffing,
al bracht dat werk geen cent in de gemeentekas. Volgens de
opvatting van Burgemeester en Wethouders moet eerst iets
van algemeen nut worden geproduceerd en dan moet het
geproduceerde weer productief zijn, maar op die wijze blijft
voor werkverschaffing een beperkt aantal dingen over.
Verder is als argument aangevoerd, dat vruchtbare grond
aan het gebruik zou worden onttrokken. Spreker lacht er om,
dat men in dezen een oppervlakte van 20 H.A. gewicht in