28 MAANDAG 11 FEBRUARI 1924. De heer Elkerbout zegt, dat de algemeenheid, door den heer Eerdmans geuit, wel juist is, maar dal in de tegenwoordige abnormale omstandigheden ook abnormale maatregelen moeten worden genomen. Spreker geeft er de voorkeur aan op deze wijze den menschen arbeid te verschaffen dan om hen geldelijk te ondersteunen of hen, zooals de heer Eerdmans hier onlangs bepleitte, te werk te stellen door hen de straat te laten vegen en dergelijke andere werkzaamheden te laten doen. De heer Mulder acht het gevaar, waarop de heer Pera heeft gewezen, dat men te Leiden geen inschrijvers van buiten zal krijgen, niet denkbeeldig. De ontheffingen van die bewuste bepaling moeten dan ook spaarzaam worden toegepast, het geen op aandrang van den Raad wordt gedaan. Den laatsten tijd zijn de bouw van «Tuinstadwijk" en die van de school op het Schuttersveld gegund aan een inschrijver buiten de gemeente, terwijl dispensatie van de bekende bepaling is verleend, met het gevolg, dat werk, hetwelk hier ter stede had kunnen worden gemaakt, naar buiten is gegaan. In dit geval kwam er nog bij, dat de fabrikant, aan wien het werk gegund zou worden, op het punt stond om zijn werklieden gedaan te geven. Had deze aannemer, die op een bedrag van ƒ19000.— slechts ƒ1200.hooger was dan zijn opvolger, het werk niet gekregen, dan zou de werkloosheid ver meerderd zijn. De bedoeling van den heer Wilbrink is spreker niet duidelijk. Spreker ziet geen verschil tusschen de manier, waarop de heer Wilbrink de inschrijving wil doen plaats hebben, en de tegenwoordige manier, omdat in de inschrijvingen dat verschil in kosten van zelf uitkomt. Indien bij hooge uitzondering dispensatie wordt verleend, weet de inschrijver van buiten van zelf, dat hij het zeer aan den lagen kant moet uitrekenen, omdat hij anders gevaar loopt dat een Leidenaar het werk krijgt. Hetgeen de heer van Stralen heeft gezegd kan spreker niet onderschrijven. Wat het Rijk op dit stuk doet, is iets wat het geheele land betreft en daarop kan men zich niet be roepen voor wat betreft gemeenten. Inderdaad zijn op het platteland de arbeidskrachten goed- kooper en kan dus de levering goedkooper geschieden, maar dit argument kan hier niet aangevoerd worden, want hier is de laagste inschrijver een Haarlemsche firma en te Haarlem zijn de loonen niet lager dan te Leiden. Met den heer Eerdmans meent spreker, dat de heer van Stralen de zaak wel wat eng opvat. Inderdaad is de levering van 4 vletten gegund aan iemand te Oegstgeest en bedroeg het verschil in kosten slechts ƒ140.maar het niet gunnen van deze levering aan een Leidsche firma heelt niet medegebracht, dat één werkman op de Leidsche werf ontslagen is moeten worden. Op die werf is nog werk voor 8 maanden, en de bewoner van Oegstgeest, die de levering heeft gekregen, heeft zich ver bonden om de menschen, die hij meer te werk zou moeten stellen ingevolge de gunning van dit werk aan hem, uit de Leidsche werklieden te betrekken. Dat heeft hij ook gedaan. Dat is dus in de lijn van wat de heeren willen: zooveel mogelijk Leidsche werkkrachten bezigen. De heer Wilbrink wil nog met een enkel woord duidelijk maken wat zijne bedoeling is. Wat betreft de school op het Schuttersveld heeft de Wet houder medegewerkt om ontheffing te verleenen van de be paling, dat het machinale timmerwerk te Leiden moet ver vaardigd worden, maar wie heeft daarvan voordeel genoten? Natuurlijk de aannemer. Als nu in het bestek de bepaling was opgenomen, dat, als dat werk buiten Leiden werd gemaakt, de inschrijvingssom zooveel lager zou zijn, dan zou het voor deel aan de gemeente komen. En wordt geen tweeledige prijs opgegeven, dan blijft het werk vanzelf in de gemeente; dan wordt absoluut geen ontheffing verleend. Spreker zou gaarne zien, dat men in het vervolg op deze wijze zal te werk gaan. De heer van Hamel meent, dat hetgeen de Wethouder doet is de paarden achter den wagen spannen. Men moet een en ander vastleggen vóódat de aanbesteding plaats heeft, want dan kan men de verschillen ontdekken. Anders is het te laat en steekt de aannemer het geld in zijn zak, terwijl bij toepassing van de door den heer Wilbrink aanbevolen methode de gemeente het geld in haar zak steekt. Die methode is juister. De heer Mulder verklaart bij een volgende gelegenheid den wenk van den heer Wilbrink in overweging te zullen nemen. De Voorzitter wil alsnog doen opmerken, dat het hier niet betreft een aanbesteding, welke rechtstreeks door de gemeente heeft plaats gehad. De heer Wilbrink. Maar het gaat toch in overleg met de gemeente De beraadslaging wordt gesloten. Het praeadvies van Burgemeester en Wethouders wordt in stemming gebracht en met 25 tegen 3 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Witmans, van der Wall, Sanders, Reimeringer, Heemskerk, Meijnen, Mulder, Sijtsma, van Stralen, Eikerbout, Wilmer, Knuttel, van den Heuvel, van Rosmalen, Wilbrink, Huurman, Groeneveld, Verwey, Oostdam, Mevrouw Dietrich—de Rooy, de heeren Spendel, Bergers, Coster, Baart en Kooistra. Tegen stemmen: de heeren van Hamel, Pera en Eerdmans. XII. Voorstel: a. tot overneming in eigendom en onderhoud bij de gemeente van een gedeelte voor straat bestemden grond, gelegen tusschen den Rijnsburgerweg en den Warmonderweg, kad. bekend Sectie P Nis, 732 (ged.) en 645; b. in zake het verleenen van uitstel van betaling aan de N.V. «Leidsche Exploitatie Maatschappij van Onroerende Goederen," van de kosten van straataanleg op het sub a bedoeld terrein, en het in de plaats daarvan stellen van hypotheek op de haar toebehoorende perceelen Sectie P Nis. 732, 168 en 169 c. tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van den sub b bedoelden straataanleg. (Zie Ing. St. No. 50.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Oostdam kan zich niet vereenigen met de wijze, waarop Burgemeester en Wethouders aan den wensch van de «Leidsche Exploitatie-Maatschappij van Onroerende Goe deren" willen tegemoet komen. Hij kan niet medewerken aan een uitzondering op den regel, welke pas weer bij punt 8 der agenda is toegepast, namelijk dat, alvorens de gemeente met den stratenaanleg begint, de noodige gelden moeten zijn gestort. Dit gebeurt hier slechts in zooverre, dat de Maat schappij het bedrag als tweede hypotheek op haar terrein mag nemen. De Voorzitter zegt, dat hier aan de Maatschappij de faci liteit wordt verleend, dat de gemeente haar tijdelijk het geld geeft, maar dat het geld wel degelijk wordt gestort. De heer Oostdam houdt vol, dat het hier een afwijking geldt van den regel, volgens welken de gemeente baar geld moet ontvangen. Er wordt genoegen genomen met een tweede hypotheek, welke in zes maanden moet worden afgelost, in dien het althans gaat. Spreker heeft er bezwaar tegen, deze faciliteit aan de Maatschappij te verleenen en zal dus tegen dit voorstel stemmen. De Voorzitter wijst er op, dat hier absoluut niet van een afwijking van den algemeenen regel sprake is. Alleen wordt bij wijze van uitzondering aan iemand voor korten tijd geld op hypotheek verstrekt, opdat hij aan de gestelde voorwaarde kan voldoen, maar op denzelfden dag, dat de gemeente de hypotheek geeft, wordt het geld gestort. Burgemeester en Wethouders zijn met dit voorstel gekomen, omdat langs dezen weg werk wordt verschaft en de voorziening in den woning nood wordt bevorderd. De heer van Hamel acht de zekerheid voldoende en heeft dus tegen dit voorstel geen bezwaar. Hij stelt zich voor, dat, al naar gelang de grond in exploitatie komt, de Maatschappij met het geld, dat zij ontvangt, de hypothecaire schuld ge leidelijk aflost, zoodat haar debet bij de gemeente wekelijks en maandelijks kleiner wordt. De heer Sijtsma is het veel meer eens met den heer Oost dam dan met den heer van Hamel. Hij vreest, dat een precedent wordt geschapen, dat later wel eens onaangename gevolgen zou kunnen hebben. Straks meldt zich weer een andere Maatschappij of particulier aan en dan is het de vraag, of men dezelfde gedragslijn kan volgen. Wat dit geval betreft, als er geen kwaad bij is en de overwaarde groot genoeg, waarom kan die Maatschappij dan niet op een andere wijze, b.v. bij een notaris, geld krijgen en de gemeente op de gewone manier betalen? Spreker is bang, dat de gemeente door de Maatschappij half en half wordt beet genomen. Er staat op den grond een eerste hypotheek van 42000.en de gemeente zal een tweede geven van ƒ35000. Nu wordt er wel gezegd, dat, als de straten klaar zijn, de grond voor 9. per M2. kan worden verkocht en er dan een over-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 6