26
MAANDAG 11 FEBRUARI 1924.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
IX. Voorstel tot overneming in eigendom en onderhoud bij
de gemeente van een gedeelte van de Rodenburgerstraat,
gelegen ten Noord-Westen van de Thorbeekestraat en den
grond ten Zuid-Oosten van de Thorbeekestraat, kad. bekend
Sectie M No. 2133 ged.
(Zie Ing. St. No. 45.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
(De heeren Huurman en Groeneveld waren inmiddels ter
vergadering gekomen.)
X. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor de
aansluiting van een 3-tal schoolgebouwen aan het plaatselijk
telephoonnet.
(Zie Ing. St. No. 46.)
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Spendel zegt uit de stukken den indruk te hebben
gekregen, dat er niet zooveel voor te zeggen is om al de
scholen aan het telefoonnet te gaan aansluiten, hetgeen
blijkens het praeadvies voor de toekomst in de bedoeling
ligt. In den Haag is bijna geen enkele school aan het telefoonnet
aangesloten en vooral in dezen tijd, nu men op de kleintjes
behoort te letten, is in dezen voorzichtigheid geboden. De
telefoonrekening der gemeente is toch al zeer hoog en
daarom zal spreker zijn stem niet aan dit voorstel geven.
Bij plotseling voorkomende ziekte van een onderwijskracht
is wel langs anderen weg in de vervanging te voorzien.
De heer Sijtsma sluit zich aan bij het gesprokene door
den heer Spendel. Spreker is om verschillende redenen altijd
tegen de aansluiting der scholen aan het telefoonnet geweest.
In het algemeen is een telefoon dikwijls ook een groote last,
welken men zich zonder noodzaak niet op den hals haalt,
en voor iemand, die een geregelde taak heeft te vervullen,
klemt dit bezwaar vooral, maar bovendien veroorzaakt zij in een
school onrust, terwijl daar een rustige atmosfeer moetheerschen.
Het is spreker bekend, dat sommige schoolhoofden bezwaar
hebben tegen een telefoonaansluiting. Een hunner zeide dezer
dagen nog, dat hij telkens door vriend Vriend werd opgebeld,
wat hem van zijn werk afhield.
Al blijkt het niet uit de stukken, er schuilt achter dit
voorstel vermoedelijk nog iets anders. Up de Afdeeling
Onderwijs bestaat een streven om alles te centraliseeren. Zoo
moeten tegenwoordig de handwerken door de leveranciers op
de Secretarie worden bezorgd en worden daar gesorteerd,
terwijl de hoofden van scholen dan van het Bureau van
Gemeentewerken hun aandeel kunnen laten halen. Dat streven
komt ook hier tot uiting; als er zich iets voordoet, wil men
er dadelijk het hoofd der school bij hebben en dat kost tijd,
welke van den werktijd der hoofden afgaat. En dat komt,
vooral nu de hoofden zelf een klas voor hun rekening hebben,
slecht van pas.
Al deze redenen, gevoegd bij het bezuinigingsargument
van den heer Spendel, doen spreker hopen, dat dit voorstel
zal worden verworpen.
De'heer van der Wai.l meent, dat de heeren Spendel en
Sijtsma een bezuiniging voorstaan, welke later de wijsheid
zal bedriegen. De telefonische aansluiting van de scholen is
over het algemeen noodig, opdat men niet van elke school
om elke kleine boodschap naar het Stadhuis zal behoeven te
loopen.
Het argument, dat een telefoon onrust in de school zal
teweegbrengen, gaat niet op, omdat het toestel zich bevindt
in de kamer van het hoofd.
Een telefonische aansluiting der scholen levert in verschil
lende opzichten groot gemak op, b.v. wanneer men inlich
tingen wil hebben van het Stadhuis, wanneer het geval zich
voordoet, dat medische hulp noodig is, enz.
De heer van Hamel acht het, op grond van zijn ervaring,
in zijn vroegeren werkkring opgedaan, wenschelijk en nood
zakelijk, dat de scholen een telefonische verbinding met het
Stadhuis hebben, met name met het oog op de groote af
standen, waarop sommige scholen van het Stadhuis gelegen
zijn. Spreker noemt b.v. de scholen aan den Lagen Rijndijk,
de Paul-Krugerstraat en in de van Duivenbodestraat, en
spreekt de hoop uit, dat de Raad zich met het voorstel van
Burgemeester en Wethouders zal vereenigen.
De heer Elkerbout moet zich tegen dit voorstel verklaren.
Eenige jaren geleden heeft de toenmalige Wethouder van
Onderwijs voorgesteld, alle lagere scholen der gemeente tele
fonisch aan te sluiten, waarop de Raad echter niet ingegaan
is. Thans echter wil men langs een achterdeurtje van liever
lede tot de telefonische aansluiting van alle scholen komen.
De heer Meunen wil zich gaarne aansluiten, niet alleen
theoretisch maar ook practisch, bij hen, die op bezuiniging
aandringen en die willen toepassen, waar het mogelijk is.
Nu betreft dit voorstel ook een bezuiniging, hoe vreemd het
moge klinken.
Wanneer van een of andere school een bericht naar het
Stadhuis gezonden moet worden en daarop antwoord moet
komen betreffende den geregelden gang van het onderwijs
gedurende een morgen of middag, b.v. in geval van ziekte
van leerkrachten, dan zal dat alleen doeltreffend kunnen
geschieden, als er een telefonische verbinding bestaat. Anders
moet daarin voorzien worden door een bode van het Stadhuis,
die niet altijd beschikbaar is, ook omdat er een vacature
onder de boden is, of door iemand van de Afdeeling Onderwijs,
die eigenlijk niet gemist kan worden, omdat die Afdeeling wat
het aantal ambtenaren betreft zwak bezet is. Ook loopt men
het gevaar, dat niet iedere bode terstond de boodschap met
het antwoord duidelijk genoeg overbrengt, zoodat ze nog
eens overgedaan moet worden door iemand van de Afdeeling
Onderwijs.
Om aan te toonen, dat dit vrij veel voorkomt, noemt spreker
nu eenige data, waarop naar verschillende scholen iemand
moest worden gezonden. Moet er iemand naar de school aan
de Medusastraat worden gestuurd, dan duurt dat minstens
drie kwartier of een uur en ontstaat er in dien tusschentijd
stagnatie in het onderwijs; de betrokken klasse wordt niet
behoorlijk waargenomen of moet naar huis worden gestuurd.
Heeft men een telefoon tot zijn beschikking, dan kan men
zorgen, dat een kweekeling tijdig bericht krijgt, dat hij of zij
zich naar die school moet begeven. Nu de schoolhoofden niet
meer als vervangers kunnen optreden bij ziekte of anderszins,
moet er een centraal punt zijn, vanwaar uit in die moeilijk
heden tijdig wordt voorzien, en daarvoor is de Afdeeling
Onderwijs natuurlijk aangewezen.
Ook nagenoeg al de bijzondere schoolbesturen hebben ge
zorgd, dat hun scholen telefonisch zijn verbonden. Iri dit
opzicht gaat men dus niet in de richting van vermindering,
maar van uitbreiding.
Dit voorstel verdient ook uit een oogpunt van bezuiniging
aanbeveling. Komen deze aansluitingen, waarvan de kosten
na het eerste jaar slechts f 210.bedragen, niet tot stand,
dan zal men wel iemand moeten aanstellen, die al die dingen
behandelt, waarvoor bij aanneming van dit voorstel langs
telefonischen weg wordt gezorgd, en dan zal het, zonder telefoon,
op minder geschikte, meer tijdroovende en duurdere wijze
geschieden.
De heer Sijtsma zegt niet overtuigd te zijn door de rede
voeringen van de drie voorstanders. Het is merkwaardig, dat
de heer van Hamel begint met de school aan de Medusa
straat te noemen, maar de eerste school, welke aan het
telefoonnet werd aangesloten, was die van den heer Hibma,
vlak bij het Gemeentehuis gelegen.
De heer Meijnen heeft verschillende data genoemd, waarop
op eenige scholen iemand moest invallen, en daardoor den
indruk gewekt als zou iets dergelijks eiken dag, ja elk uur
van den dag voorkomen. Men kan echter wel voor elke klei
nigheid bellen en, als het hoofd der school dan telkens naar
de telefoon moet gaan, loopt zijn klasse in de war. Dan is
het beter dat een jongen of een bode er heen gezonden wordt.
De heer Spendel zegt, dat het argument van den heer
van der Wall betreffende het overbrengen van die «kleine
boodschappen" een weinig overdreven is, en vraagt naar aan
leiding van wat de Wethouder gezegd heeft over het ziek
worden van het personeel, of men dan niets anders heeft dan
onderwijzers, die 5 minuten vóór negen uur ziek worden.
Dan moet de gemeente uitzien naar physiek sterke menschen,
die niet zoo plotseling ziek worden.
Spreker moet zich blijven verzetten tegen dit voorstel. De
aangevoerde argumenten hebben hem niet overtuigd, dat het
noodzakelijk is om alle scholen telefonisch aan te sluiten.
De heer Heemskerk heeft toevallig een 6-tal maanden
geleden medegemaakt, dat des morgens om half tien een
kweekeling van huis gehaald werd, omdat een onderwijzer
ziek geworden was, en die kweekeling was dus pas om 10
uur in de klas. Als er een telefonische aansluiting is, dan kan
in dergelijk geval daarin veel eerder voorzien worden. Men
moet gevrijwaard zijn voor het feit, dat men op een onver
wacht oogenblik zonder leerkrachten zit en dus de kinderen
naar huis moet sturen.
Mevrouw Dietrichde Rooy wijst erop, dat een telefo
nische aansluiting van nut is om berichten van school naar
f