40 stelling wegens de onteigening van het perceel Hoogewoerd no. 1 (Sectie D. no. 529). De schadeloosstelling is door de Arrondissements-Rechtbank bij haar vonnis van den 21en December 1922 bevestigd krachtens het door den Hoogen Raad verworpen beroep in cassatie, dat door de onteigende partij was ingesteld bepaald op ƒ32645.83. Met de bij komende kosten, w. o. die van de procedure en van het verweer tegen het ingestelde cassatie-beroep voor zoover die kosten niet ten laste van de onteigende partij komen en de rentevergoeding aan de Tramweg Maatschappij over de voorgeschoten gelden, wordt te dezer zake een uitgaaf vereischt van in ronde som ƒ36100. Resumeerende, geven wij op grond van het bovenstaande Uwe Vergadering in overweging: 1°. den koopprijs, waarvoor de gemeente Leiden van de Maatschappij tot Exploitatie van Tramwegen in eigendom en onderhoud zal overnemen de op de hierbij gevoegde situatieteekening met gele en groene kleur aangeduide terreinen, vast te stellen op 16.per M2.; 2°. te besluiten dat, met afwijking van het daaromtrent bepaalde in het raadsbesluit van den 28en Augustus 1919 (Ingek. Stukken Ho. 239), de afbraak van twee pakhuizen op de boven bedoelde terreinen niet zal worden geëischt, maar deze pakhuizen zonder betaling van koopsom in eigendom en onderhoud van de Maatschappij tot Exploitatie van Tramwegen over te nemen; 3°. te besluiten aan de firma Wed. Molkenboer te ver- koopen de terreinstrookjes op de situatieteekening met groene en blauwe kleur aangeduid, ter gezamenlijke grootte van 30 M2., tegen den prijs van 16.per M2.; 4°. vast te stéllen den hierbij overgelegden begrootings- staat, dienst 1923, betreffende den aankoop en den verkoop van de resp. sub 1°. en 3°. bedoelde perceelen, zoomede ten behoeve van de beschikbaarstelling van de vereischte gelden, voor de onteigening van het perceel Hoogewoerd Ho. 1 (Sectie D. n°. 529). Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Op grond van het bovenstaande geven wij Uwe Vergadering in overweging: I. te besluiten den grond, gelegen ten Zuid-Oosten van •den Hoogen Morschweg, alhier, kadastraal bekend als gedeel ten van de perceelen Leiden, Sectie P nis 661 (oud), 334, 335 en 336, ter grootte van ongeveer 6400 M2, op de hierbij gevoegde teekening in bruine kleur aangegeven, zonder eenige kosten voor de gemeente en vrij van alle lasten in eigendom en onderhoud bij de gemeente over te nemen, een en ander onder voorwaarde: a. dat ter bestrijding van de volledige kosten van den straataanleg en daarmede verband houdende werken, voor zoover een en ginder van gemeentewege geschiedt, door of namens de eigenaresse van den voor straat bestemden grond vooraf een bedrag van 24750.ter nadere verrekening in de gemeentekas wordt gestort; b. dat de vastgestelde of nader vast te stellen rooilijnen in acht worden genomen; c. dat de volledige ophooging en rioleering van het voor straat bestemd terrein, zoomede het dempen van de sloot langs den Hoogen Morschweg volgens door Burgemeester en Wethouders nader te geven voorschriften en onder hun toe zicht door of vanwege de H.V. „Rijksdorp" in eigen beheer en voor hare rekening wordt uitgevoerd, zullende de over dracht van het slootgedeelte niet plaats vinden, dan nadat het zal zijn gedempt en gerioleerd; II. door vaststelling van den hierbij overgelegden supple- toiren begrootingsstaat, model D, ten behoeve van den aanleg van straten ten Zuid-Oosten van den Hoogen Morschweg een bedrag van 34750.te onzer beschikking te stellen. Yan deze som wordt 24750.terugontvangen van de H.Y. „Rijksdorp", terwijl een bedrag van 10.000.noodig voor de verharding van een gedeelte van den Hoogen Morschweg, ten laste van den post voor „Onvoorziene Uit gaven" komt. Op dezen post is nog 91450.beschikbaar. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. H°. 57. Leiden, 16 Februari 1924. De H.Y. „Rijksdorp", maatschappij tot exploitatie van onroerende goederen, alhier, is voornemens een terrein tusschen den Hoogen Morschweg en den Rijn (Galgewater), op de overgelegde teekening nader aangegeven, als bouwterrein in exploitatie te brengen en heeft ons College verzocht tot den aanleg van straten aldaar te mogen overgaan. Zooals uit de teekening, gemerkt A, blijkt, zal langs den Rijn een 10 M. breede straat of kade worden aangelegd, welke door twee eveneens 10 M. breede straten met den Hoogen Morschweg zal worden verbonden. Deze laatste weg wordt dan plaatselijk op een breedte van 15 M. gebracht. De H.V. „Rijksdorp" is bereid den voor dezen straataanleg benoodigden grond kosteloos aan de gemeente af te staan en de aan dien aanleg verbonden kosten vooraf in de ge meentekas te stortenvolgens de desbetreffende verordening kan toch eerst daarna tot uitvoering van de werkzaamheden van gemeentewege worden overgegaan. Intusschen komt het ons met de Commissie van Fabricage voor, dat er geen bezwaar tegen bestaat, dat, evenals in dergelijke gevallen reeds meermalen geschiedde, de ophooging van het terrein, zoomede het dempen en rioleeren van de sloot langs den Hoogen Morschweg benevens' het maken van de rioolver bindingen met het Galgewater, door de H.V. „Rijksdorp" geschiedt, mits geheel volgens dezerzijdsche voorschriften en onder gemeentelijk toezicht. Te minder ontmoet zulks bedenking, waar de directeur van de genoemde naamlooze vennootschap als fabrikant en aannemer van rioleerings- werken ter zake kundig mag worden geacht. De totale kosten van den straataanleg worden globaal geraamd op ƒ38250.wanneer echter de H.V. „Rijksdorp" de zooeven vermelde werken zelf en voor eigen rekening uit voert, kan met een storting harerzijds in de gemeentekas van een bedrag van ƒ24750.worden volstaan. In verband met dezen straataanleg, waarbij, zooals gezegd, een gedeelte sloot langs den Hoogen Morschweg zal worden gedempt, is het noodig, dat dit na de demping door de gemeente verhard, aan den bestaanden weg aangesloten en van een trottoir voorzien wordt. De kosten hiervan, welke naar raming 10.000.zullen beloopen, komen ten laste van de gemeente. Zij. zijn met het oog op de totstandkoming, in de naaste toekomst, van eene nieuwe woonwijk aan de ontworpen straten, naar onze meening wel gerechtvaardigd. Trouwens, ook bij de demping van verschillende andere sloot- gedeelten langs den Morschweg zijn de kosten van verharding enz. voor rekening van de gemeente genomen. H°. 58. Leiden, 18 Februari 1924. Onder overlegging van nevensgaand verzoek van E. de Jongh geven wij Uwe Vergadering in overweging aan adressant vergunning te verleenen om het dubbel schuurtje achter de woonhuizen Witte Rozenstraat His. 29a en 29b, kad. sectie M His. 4044 en 4045, van hout te doen maken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan Burgemeester en Wethouders van Leiden. Edelachtbare Heeren. Ondergeteekende verzoekt UEd. vergunning te verleenen, tot het maken van een dubbele houten schuur op gemetselde voeting, achter de woonhuizen Witte Rozenstraat 29a en 295. Uwe geëerde vergunning te gemoet ziend, Hoogachtend U. dw. H°. 59. Leiden, 18 Februari 1924. Onder overlegging van nevensgaand verzoek van W. Fontein geven wij Uwe Vergadering in overweging adressant vergunning te verleenen om het dubbel schuurtje op een terrein aan den Rijnsburgerweg, kad. Sectie P nis. 794 en 795, van hout te doen maken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der Gemeente Leiden. De ondergeteekende W. Fontein, Architect te Leiden, verzoekt beleefd vergunning tot het maken van houten schuurtjes achter de perceelen Leiden Kadastraal bekend Sectie P, Hos. 794 en 795. Een en ander op bijgaande teekeningen aangegeven. Hoogachtend, W. Fontein. E. DE JONGH. Oude Singel 42, Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 23