42
MAANDAG 11
FEBRUARI 1924.
van die 20 is ten slotte de heer Jonk als de meest geschikte
sollicitant aangesteld geworden.
De heer Baart heeft een onderzoek ingesteld bij de Arbeids
beurs en daaruit is hem gebleken, dat bij die instelling geen
enkele aanvraag was ingekomen betreffende iemand, die bij
den Ophaaldienst tewerk gesteld zou kunnen worden.
Het bevreemdt spreker, dat de heer Jonk, die niet bij de
Arbeidsbeurs was ingeschreven, ten slotte benoemd is, terwijl
den heer Sanders toch bekend is, dat tientallen werkloozen
worden ondersteund, die wat betreft hunne administratieve
kennis in staat geacht kunnen worden om dit werk te doen.
In de eerste plaats dient een keuze gedaan te worden uit
de menschen, die bij de Arbeidsbeurs zijn ingeschreven en
die door de gemeente moeten gesteund worden.
Het antwoord van den Wethouder kan spreker niet be
vredigen en hij spreekt de hoop uit, dat, wanneer eventueel
weder dergelijke benoeming moet plaats hebben, men zich
zal wenden tot de Arbeidsbeurs.
De heer Sanders verklaart nota te nemen van de opmer
kingen van den heer Baart, maar moet zich toch het recht
voorbehouden om, als hij meent dat er buiten de werkloozen
een betere sollicitant is, dezen te benoemen.
De Voorzitter meent, dat het op hetzelfde nederkomt, of
men een werklooze benoemt of een ander, want als een niet-
werklooze benoemd wordt, dan komt diens betrekking open
en kan hij eventueel door een werklooze vervangen worden.
De heer Baart zegt, dat hiervan in dit geval geen sprake
was, omdat de heer Jonk niet een betrekking bekleedde
maar handelaar was.
Spreker acht het daarom verkeerd, dat een dergelijke keuze
is gedaan, en hij had het meer op prijs gesteld, indien iemand
was aangesteld, die bij de gemeentelijke steunverleening was
ingeschreven.
De heer Groeneveld vraagt naar aanleiding van de opmer
king van den Voorzitter, dat., als iemand, die een betrekking
heeft, wordt aangesteld weereen ander vanzelf in de vrijkomende
betrekking komt, of de gemeente dan de Arbeidsbeurs maar
niet zou opheffen.
De Voorzitter vraagt, of iemand thans nog iets in het
belang van de gemeente in het midden te brengen heeft.
De heer van Stralen herinnert er aan, dat Burgemeester
en Wethouders op zijn verzoek om bij de verpachting van
het gemeentelijk baggerwerk ten aanzien van de arbeidsvoor
waarden der arbeiders beveiligende bepalingen te maken niet
zijn ingegaan. Thans is het gevaar, dat hij zag aankomen,
bewaarheid, want de heer de Heyder heeft vier arbeiders, die
in dienst van den heer van Ulden waren en steeds hun werk
tot diens volle tevredenheid hebben verricht, ontslagen en
naar hij hoorde vervangen door jongere, meer praesteerende
krachten. Spreker verzoekt Burgemeester en Wethouders een
poging aan te wenden dat ontslag ongedaan te maken.
Spreker vraagt verder, of Burgemeester en W7ethouders voor
de woningen aan den Zoeterwoudschen Singel, welke vroeger
aan de Graaff behoorden en thans het eigendom der ge
meente zijn, buiten den Raad om een huurprijs hebben vast
gesteld.
De Voorzitter voegt spreker toe, dat het hier weekhuren geldt
en Burgemeester en Wethouders door deri Raad zijn gemachtigd
die vast te stellen. Nu wil spreker over deze kwestie wel een
opmerking maken. Aan de huurders dier woningen is mede
gedeeld, dat met ingang van 25 Februari de huur met f 0.75
per week zal worden verhoogd en dus gebracht op 3.50.
Het zijn echter woningen, welke, naar spreker meent, niet
voor een verhooging van huur in aanmerking komen; het
zijn uitgeleefde, zeer slechte en zeer vochtige woningen. Spreker
heeft zich er vandaag nog van overtuigd, dat van een jong
gezin, dat pas ander half jaar in zulk een woning woont, de
inboedel geheel staat te bederven.
Spreker en zijn partijgenooten, die voorstanders van ge
meente-exploitatie zijn, zouden daarvoor op die manier huiverig
worden, want terwijl de vorige eigenaar, wetende dat het
krotten waren, nooit aan huurverhooging heeft gedacht, gaat
de gemeente den maximum huurprijs, welke volgens de wet
mag worden geheven de huur bedroeg op 1 Januari 1916
f 2.per week overschrijden door de huur op 3.50 te
stellen.
Spreker zou gaarne zien, dat Burgemeester en Wethouders
deze zaak nader onderzochten.
De heer Mulder kan antwoorden, dat deze huurverhooging
plaats gehad heelt in overleg met en op advies van de Com
missie voor het Grondbedrijf, en dat daarbij in aanmerking
genomen zijn de grootte van die woningen, de zich daarbij
bevindende tuintjes, enz.
Wat betreft de quaestie van de werklieden van den vorigen
pachter van het baggerwerk, daar staat de gemeente volkomen
buiten. Het zijn geen gemeentewerklieden, en hun oude baas
heeft de verplichting om wat voor die menschen te doen, als
hij hen jaren lang in dienst heeft gehad.
Overigens wil spreker doen opmerken, dat het zeker in het
belang van de gemeente is, dat er wat krachtiger werklieden
aan het baggerwerk gezet worden. Onder de ontslagenen is
er b.v. één, die eenmaal per week een schuitje bagger aan de
staal bracht, terwijl het toch noodig is dat de menschen geregeld
aan het baggeren zijn.
Het is in het belang van de gemeente, dat daarbij flinkere
menschen te werk gesteld worden. Voor de menschen zelf is
het zeer treurig, maar daarmede heeft de gemeente niets te
maken. Naar spreker vernomen heeft behooren er van de
werklieden van van Ulden tot een of andere gemeentelijke
vakvereeniging, maar dat is verkeerd, want het zijn geen
gemeentewerklieden.
Het is geen wonder, dat de nieuwe pachter bezwaar heeft
gemaakt om menschen in dienst te houden, die zoo weinig
praesteerden; hij zou anders niet aan zijne verplichtingen
tegenover de gemeente kunnen voldoen.
Laten de heeren eens een visite afsteken bij den heer van
Ulden en hem trachten te bewegen iets voor die menschen
te doen.
De heer van Stralen. Doet gij het!
De heer Mulder. Dat is mijne roeping niet. Gij interesseert
u voor die werklieden, schijnt het.
De heer van Stralen zegt, dat die menschen versleten zij n*
in het werk, dat zij voor de gemeente verricht hebben,
De heer Mulder antwoordt, dat zij dat werk voorden heer
van Ulden verricht hebben en niet voor de gemeente.
De beer van Stralen vindt, dat de heer Mulder zich in
dit opzicht zeer cynisch uitlaat in plaats van toe te geven,
dat die menschen incorrect zijn behandeld, en zijn mede
werking te verleenen, opdat aan hen althans een vergoeding
wordt gegeven. Er is iemand bij van 55 jaar, die nog krachtig
genoeg is; het zijn niet allen oude menschen.
De heer Mulder vermoedt, dat de heer de Heyder voor
dat ontslag een andere reden heeft. Het ligt niet op den weg
van spreker, noch van Burgemeester en Wethouders, noch
van den Directeur der Gemeentereiniging om dat te onder
zoeken.
De heer Huurman begrijpt niet, dat de heer van Stralen
thans deze zaak ter tafel brengt. Indien hij zooveel voor deze
werklieden voelt, waarom dan toen de gelegenheid daarvoor
was, niet voorgesteld een bepaling in de pachtvoorwaarden
op te nemen, waarbij den pachter of aannemer de verplichting
werd opgelegd deze menschen in dienst te nemen?
Thans is de nieuwe pachter vrij om die werklieden te kiezen,
die hij het geschiktste acht.
De heer van Stralen merkt op, dat Burgemeester en
Wethouders op zijn aandrang in die richting niet zijn inge
gaan. Hij houdt vol, dat voor die menschen wel iets gedaan
had kunnen worden.
De heer Baart vestigt er de aandacht op, dat de woningen,
door de firma Rutgers gezet, zeer slecht zijn afgewerkt. De
ruiten dreigen op straat terecht te komen en de stopverf
valt uit de sponningen. Bij het verven zijn enkele deuren
overgeslagen. Spreker vraagt aan Burgemeester en Wethouders
maatregelen te nemen, opdat deze huizen alsnog behoorlijk
worden afgewerkt; anders bestaat het gevaar dat zij na
eenige jaren als krotten kunnen worden beschouwd en de
bewoners worden beschuldigd de huizen te hebben verwaarloosd.
De heer Witmans wijst er op, dat de aannemer nog drie
maanden na het in gebruik nemen der woningen verplicht
is het gewone onderhoudswerk te verrichten. Als er hier
en daar wat stopverf uit de sponningen is gehaald, dan is
dat gebeurd door kwajongens, die een stukje stopverf wilden
hebben. Het bestuur der woningstichting heeft reeds aan de
politie verzocht toezicht te houden, ook omdat er in de Lust
hoflaan wordt gedobbeld.
Wat het verwaarloozen der woningen door sommige bewo
ners betreft, heeft het bestuur naar aanleiding van een brief,
door den directeur van den eenen tak van dienst aan den
directeur van een anderen tak van dienst gezonden, een
onderzoek ingesteld en daarbij is van verwaarloozing van