MAANDAG 11 FEBRUARI 1924. 35 zou, wanneer zij ledig kwamen, voor de gemeente niet zoo groot zijn. En eindelijk, als men op die manier zou willen steunen den bouw van nieuwe bewaarscholen, dan zou men een onbillijkheid begaan tegenover hen, die vroeger het initiatief genomen hebben tot stichting vaneen bijzondere bewaarschool. Als men die onbillijkheid wilde vermijden, dan zou men, naar de schattingswaarde, moeten gaan subsidiëeren gebouwen, die reeds lang functionneeren, en dat is toch niet de bedoeling van Burgemeester en Wethouders. Het is thans slechts de bedoeling om nieuwe plannen tot uitvoering te helpen brengen. Burgemeester en Wethouders hebben dus naar een ander systeem gezocht. Naar het tweede behoefden zij niet te zoeken, want de gemeente keert reeds de salarissen uit. Uit hetgeen spreker heeft gezegd zal den heer Pera duidelijk geworden zijn, dat dat getal van 2/3, dat de rondte gedaan heeft en nog doet, niet goed te handhaven is. De gemeente vergoedt reeds de volle salarissen van de bijzondere bewaar scholen, niet alleen wanneer, zoo de school 3 klassen telt, het volle getal van 150 kinderen aanwezig is, maar ook reeds bij een aantal kinderen van ruim 100. Zelfs moet zij 3 leer krachten vergoeden, als er slechts 70 leerlingen aanwezig zijn. Uit deze toelichting blijkt, dat het onjuist is, dat de gemeente 2/3 der salarissen vergoedt. In de derde plaats bestaat dan nog de mogelijkheid om uitbreiding van subsidie te geven op het terrein van de niet gedekte exploitatiekosten. In dien zin hebben Burgemeester en Wethouders een voorstel gedaan. Dat houdt regelrecht verband met het onderwijs, want het geldt hier de exploitatie kosten voor het onderwijs zelf. Burgemeester en Wethouders meenden, dat, als daarop een systeem van subsidiëering kon worden gebouwd, dit een gezond systeem zou zijn, vooral als daarbij in het oog werd gehouden, dat èn het school bestuur èn het gemeentebestuur belang hebben bij een goed ingericht schoolgeld. Het voorgelegde systeem voldoet aan dien eisch. Wordt er bijvoorbeeld een schoolgeld geheven van 4.per kind, terwijl dat 16.moest wezen, zoodat er een tekort van 12.per kind is, dan nemen het gemeente bestuur en het schoolbestuur elk 6.daarvan voor hun rekening. Kan men het schoolgeld brengen op 8.per kind, dan is er een tekort van 8.waarvan gemeente bestuur en schoolbestuur elk de helft voor hun rekening nemen. Naarmate het schoolgeld klimt, wordt het risico voor het schoolbestuur en voor de gemeente tegelijkertijd minder. Aan dit systeem ligt dus een gezonde gedachte ten grondslag. Voordat dit praeadvies aan de Raadsleden werd bekend gemaakt, hadden Burgemeester en Wethouders een voor ontwerp, waarin werd voorgesteld, niet de helft, maar een derde gedeelte der ongedekte exploitatiekosten te vergoeden. Waar het College wist, dat drie besturen er over dachten een bijzondere bewaarschool op te richten, heeft het over deze kwestie het oordeel dier drie besturen gevraagd. Het bestuur van de Vereeniging voor Christelijke Fröbel scholen schreef, door het voorstel van het college zeer te zijn teleurgesteld en gaf twee ideeën aan de hand om tot een andere subsidieregeling te komen, maar geen van beide kon bij Burgemeester en Wethouders instemming vinden. De Vereeniging voor Christelijk onderwijs verklaarde, dat, als dit voorstel aangenomen werd, het bestuur stellig zou overgaan tot uitvoering van een plan om een bewaarschool te stichten. In het antwoord van de besturen der Parochiale Jongens- en Meisjesscholen stond, dat zij met dankbaarheid kennis genomen hadden van de bereidwilligheid van Burgemeester en Wethouders om de subsidie voor de bijzondere bewaar scholen té verhoogen en dat tot uitvoering van de in voor bereiding zijnde plannen zou worden overgegaan. Wel vroegen die besturen, of het college de mogelijkheid zou willen over wegen om ook gemeentelijken steun te verleenen met be trekking tot de oprichtingskosten, doch Burgemeester en Wethouders meenden, dat dit niet kon geschieden. In elk geval hebben twee besturen verklaard, dat zij met hunne plannen zouden doorgaanhet derde bestuur heeft nog groot bezwaar, maar spreker hoopt, dat bij aanneming van dit voorstel dat bestuur zijn bezwaar zal weten te over winnen. Daarom hebben Burgemeester en Wethouders ge meend hun systeem te moeten handhaven, maar zij hebben toch, om tegemoet te komen aan de kenbaar gemaakte bezwaren, nog besloten voor te stellen om, in plaats van één derde in de niet gedekte exploitatiekosten, de helft te ver goeden. De heer Oostdam heeft met belangstelling en erkentelijkheid van den Wethouder vernomen, dat van hem nog een nadere en breedere regeling van deze zaak is te wachten De Voorzitter. Niets van waar! De heer Oostdam meende vernomen te hebben, dat de Wethouder plannen daartoe in gereedheid had, welke hij echter wegens gebrek aan tijd in de laatste maanden nog niet definitief had kunnen indienen. De Voorzitter zegt, dat zulks betrof verhooging van het schoolgeld op de openbare bewaarscholen. De heer Oostdam verklaart, dat het antwoord van den Wethouder hem dan niet medegevallen is. Spreker had gedacht de toezegging te zullen krijgen, dat de van de schoolbesturen ingekomen requesten nader onder de oogen zouden gezien worden, ten einde te komen tot een meer voldoende regeling der financieele verhouding ten opzichte van het bijzonder bewaarschoolonderwijs. Nu de Wethouder dit niet heeft toegezegd, hoopt spreker, dat er nog wel stappen gedaan zullen worden om een nadere beslissing uit te lokken, want de nu voorgestelde regeling is niet voldoende. Volgens den Wethouder doet de quaestie van de gelijk stelling hier niet ter zake, maar daarmede is spreker het niet eens, want de gemeente staat in deze materie geheel vrij. Dus waarom zou zij niet, wat reeds goedgevonden is voor de lagere scholen, ook op de bewaarscholen toepassen? De heer Pera zegt, dat van gelijkstelling van het openbaar en het bijzonder bewaarschoolonderwijs, waaraan volgens den Wethouder niet kan worden begonnen, niet direct sprake is. Het gaat alleen om het verleenen van meerderen steun aan het bijzonder onderwijs. Vaststaat, dat bij de wetgeving in beginsel de gelijkstelling is vastgelegd, en, wanneer men ten aanzien van het bewaarschoolonderwijs in die richting een besluit nam, zou men de wet niet overtreden. Indien het hier niet geschiedt, is daarvan de oorzaak, dat meri voor de kosten terugdeinst, maar dit neemt niet weg, dat er een gevoel blijft bestaan, dat hier tegenover de burgerij niet naar recht wordt gehandeld. Van boos opzet is hier geen sprake, maar het zit vast op de financieele kwestie. De Wethouder zeide, dat men bij het bijzonder onderwijs geen vergoeding geeft voor pensioen en men daarvoor dus geen uitgaven heeft, maar de geest van den tijd brengt mee, dat men voor het pensioen zorgt, en ook bij het bijzonder onderwijs bestaat de begeerte daaraan te voldoen. Ook dit stuit weer op de financiën af. Vanwege de gemeente kan men gemakkelijk een pensioenregeling maken, omdat het dan uit de algemeene kas gaat. Men zou zich bij het bijzonder onderwijs er hartelijk over verheugen, indien men aan de onderwijzeressen in de toekomst op dit gebied eenige zeker heid kon verschaffen. Met dankbaarheid heeft spreker vernomen, dat de uitbe taling van de salarissen niet gebonden is aan het aantal van 50 leerlingen. In dat opzicht is er gelijkstelling. Spreker hoopt, dat spoedig aan het bijzonder bewaarschoolonderwijs te Leiden meer steun zal kunnen worden verleend dan op dit oogenblik wordt verstrekt en in uitzicht gesteld. In de schoolgeldregeling zal dus verbetering komen. De heer Knuttel meent, dat aan het confessioneel bewaar schoolonderwijs niet meer subsidie moet worden verleend dan thans reeds geschiedt, omdat z. i. ook het bewaarschool onderwijs, evenals al het andere onderwijs, neutraal behoort te zijn. Hij zal dus tegen artikel IV stemmen. Het heeft spreker getroffen, dat de leden, die zoo bijzonder voor bezuiniging zijn en, als het een arbeidersbelang geldt, tegen elke uitgave gekant zijn, hier heenstappen over een uitgave van 3000.uit de gemeentekas, zonder er ook maar één woord over te spreken. De heer Wilmer zegt, dat de Wethouder heeft aangeroerd een antwoord, door het Bestuur der Roomsch Katholieke Parochiale Jongens- en Meisjesscholen gegeven op een schrijven van Burgemeester en Wethouders. De inhoud van dat antwoord kan in het kort aldus worden weergegeven: dankbaar, maar niet voldaanDe Wethouder legde den nadruk op die dank baarheid, maar wees er niet op, dat het bestuur in dat antwoord ook verklaarde niet voldaan te zijn. Ook heeft de Wethouder uit de mededeeling, dat reeds uit voering gegeven wordt aan de plannen tot stichting van een nieuwe bewaarschool, afgeleid, dat die besturen volkomen tevreden zijn met deze regeling, maar aan die plannen was reeds begonnen vóórdat iets bekend was van de voornemens van Burgemeester en Wethouders. Het was dringend nood zakelijk een bewaarschool te gaan bouwen, in afwachting van wat van de zijde der gemeente zou worden bijgedragen. De heer Knuttel verwondert zich er over, dat de voorstan ders van de bezuiniging nu geen aanmerking op dit voor stel maken. Het verwondert spreker, dat de voorstanders van bezuiniging niet hun sympathie betuigen met dit voor stel, want dat houdt in een bezuiniging voor de gemeente. Algeheele gelijkstelling van openbaar en bijzonder bewaar-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1924 | | pagina 13